23 oktober 2024
Oidipous en Antigone. Drie tragedies.
In een fraaie hardcover met witte kapitaalbandjes en handig leeslint, waarop Damon het patent lijkt te hebben, krijgt de lezer hier een gedegen vertaling van de drie meest bekende tragedies van Sofokles (496-406): Koning Oidipous, Oidipous in Kolonos, en natuurlijk Antigone. Wie op school Grieks aangeleerd kreeg, hoorde weleens de naam van Sofokles vallen – die we meteen verbasterden tot Chocofles – , maar ik kan me niet herinneren dat we teksten van hem klassikaal gelezen hebben.
Ook aan de universiteit moesten we het veeleer stellen met bijvoorbeeld Strabo’s beschrijving van Egypte. Dergelijk materiaal, over moord, zelfmoord en incest werd blijkbaar niet geschikt geacht voor de oren van (christelijke) jongelui. Mijn eerste kennismaking met Antigone was toen ik in 1965 zelf de Franse theatertekst (1942) van Antigone van Jean Anouilh kocht en die ademloos in één keer uitlas: ‘Moi je veux tout, tout de suite, - et que ce soit entier - ou alors je refuse !’
Deze uitgave was voor mij een uitstekende gelegenheid die ik dankbaar aangegrepen heb om na al die jaren de drie volledige tragedies eens na elkaar uit te lezen, daarbij goed geholpen door de uitvoerige aantekeningen, een uitstekend essay over Sofokles en Thebe, en een heel nuttig namenregister. We weten dat we met Patrick Lateur in veilige handen zijn wat de vertaling van het Grieks betreft, hij is immers hiermee niet aan zijn proefstuk toe. In 2013 kreeg hij al de Cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap, Letteren voor zijn vertaling van Homeros’ Ilias, en later de Homerusprijs (NKV) voor de Odyssee. Bij Damon verschenen drie collecties van telkens 150 Griekse epigrammen. En ook nu stelt hij niet teleur, integendeel.
Hoewel het om theaterteksten gaat, die bovendien 2500 jaar geleden geschreven zijn om opgevoerd te worden met zang en dans, leest deze vertaling zonder meer als een hedendaagse tekst. Dat is ongetwijfeld de aanzienlijke verdienste van de vertaler, maar het wijst ontegensprekelijk ook op het universele karakter van de behandelde thema’s, en niet minder op hoeveel onze hedendaagse cultuur verschuldigd is aan onze Griekse bakermat. Dat blijkt ook uit de vele hernemingen van deze verhalen, in talloze vormen en talen, al dan niet geslaagd, tot op de dag van vandaag.
Van de drie tragedies, die overigens oorspronkelijk niet bedoeld waren om samen opgevoerd te worden, maar wel een inhoudelijke eenheid vormen, niet het minst doordat de hoofdpersonages, of althans eenzelfde familie, dezelfde zijn, is Oidipous in Kolonos misschien wel de minst aansprekende. Er gebeurt minder, er wordt meer gepraat. In de andere twee vernemen we de handelingen natuurlijk ook via de dialogen en de tussenkomsten van het koor, er gebeurt helemaal niets op de scène, we hebben hier niet te maken met een actiefilm, maar met toneel in zijn meest eenvoudige vorm, zonder al gadgets, decors, accessoires, costumen en wat dies meer zij uit het moderne, laat staan hedendaagse theater – horresco referens.
Het incest-taboe, met bijhorende vadermoord, dat ook door Freud (the Viennese quack, dixit Nabokov) gretig aangegrepen is, wordt hier op een letterlijk onschuldige manier naar voren gebracht. Oidipous doodt zijn vader in een ‘eerlijk gevecht’, bijna als zelfverdediging, en vooral zonder te (kunnen) weten dat het om zijn vader gaat. Hij trouwt nadien met zijn moeder, maar nog altijd zonder te weten dat hij haar man gedood heeft, en zeker ook zonder zelfs maar te vermoeden dat het zijn moeder is. Dat beklemtoont hijzelf voortdurend eens alles hem duidelijk geworden is. De toeschouwers waren toentertijd genoegzaam vertrouwd met het verhaal – of de mythe, zo u wil – zodat het procedé van de ‘tragische ironie volop kan spelen. De acteur van het hoofdpersonage doet de hele tijd alsof hij zich van niets bewust is, terwijl niet alleen de toeschouwers, maar ook de meeste nevenfiguren maar al te goed op de hoogte zijn van wat zich al afgespeeld heeft, en wat hem, en ons, nog te wachten staat. We kennen dat uit onze eerste toneelervaringen met schooltoneeltjes als Smidje Smee, en de poppenkastfiguren van Jan Klaassen en Katrijn, Pierlala, de agent en de boef, en de duivel. Als kinderen schreeuwden we het uit: pas op! Hij zit achter het gordijn!
Ik waag me in deze recensie niet aan een grondige analyse van het incestthema bij Sofokles en in de Griekse oudheid in het algemeen. Uit de specifieke behandeling in deze tragedies blijkt weliswaar dat het om een toentertijd algemeen erkend en zwaarwichtig taboe gaat. Aan de andere kant is alleen al het feit dat het publiekelijk in massaal bijgewoonde en bekroonde tragedies opgevoerd werd, een onmiskenbare aanwijzing dat men zich daarbij toen al vragen stelde, al was het maar over de schuldvraag van wie, zoals Oidipous, volledig onbewust die taboes overtreedt, of zich van die aan de cultuur gebonden taboes niet bewust is. Vandaag, nu het gevaar op genetische afwijkingen vermijdbaar is door voorbehoedsmiddelen, zal men onvermijdelijk andere, allicht over het algemeen minder doorslaggevende argumenten moeten aanvoeren, en verliest het taboe althans enigszins zijn dwingend karakter. Maar zelfs de ontzetting die we bij Sofokles aantreffen bij alle dramatis personae, is letterlijk en figuurlijk ‘gespeeld’.
De ‘goden’ spelen in deze tragedies slechts bijrolletjes, al worden ze herhaaldelijk vermeld. Het lijken veeleer typische toneelgebruiken, om tussenkomsten aan te brengen die we nu aan smartphones toevertrouwen, in plaats van aan geraadpleegde orakels. De tragische handeling wordt onafwendbaar voortgestuwd (La machine infernale, Jean Cocteau, 1932) door het karakter en de daden van de personages zelf.
Deze uitgave is een absolute aanrader. De puike vertaling en toelichting maakt deze klassieke werken, die altijd al door velen volkomen terecht als hoogtepunten van onze beschaving zijn geprezen, vlot toegankelijk voor een hedendaags publiek, zonder evenwel afbreuk te doen aan hun eigen karakter. In de fraaie en duurzame presentatie door Damon is het een belangrijke blijvende aanwinst in elke huisbibliotheek.
Karel D’huyvetters
Meer van Karel D'huyvetters
Karel D’huyvetters