7 januari 2025
Paradoxen van het wijsgerig denken
De auteur Henri Oosthout (1954) studeerde klassieke letteren, wijsbegeerte, wiskunde en piano. Hij schreef een twintigtal filosofische boeken waarvan ‘Paradoxen van het wijsgerig denken’ het meest recente is. Dit werk is het veertiende deel in de reeks ‘Filosofiegewijs’, uitgegeven door Gompel&Svacina.
Oosthout vindt dat het een misverstand is te denken dat wijsbegeerte voor eens en altijd de metafysische problemen oplost en de grote levensvragen beantwoordt. Toch wil hij de mens verzoenen met de raadsels van de wereld. Volgens hem dient de filosoof de mens te verzoenen met de raadselachtigheid van de wereld.
Daartoe stelt hij een aantal richtlijnen op zoals het gebruik van een heldere taal, open oog hebben voor de menselijke kennis en wetenschap, zich afvragen waarom er meer is dan het oppervlakkige, behoedzaam omspringen met het Absolute of het Goede of het Ene of God, niet meehuilen dat alles relatief is en waarheid een illusie. Hij wil als filosoof metafysicus en scepticus zijn, maar ook verteller en criticus. Hij heeft de ambitie om het “al” te doorgronden, maar is bescheiden genoeg om de grenzen van het menselijk verstand in te zien. Volgens Oosthout moet filosoferen blijmoedig kunnen.
Het opzet van dit werk is om elk hoofdstuk te beginnen met een of meerdere paradoxen. Vanuit die tegenstelling vertrekt hij dan om zijn eigen ideeën te ontwikkelen.
In acht ruime hoofdstukken ontwikkelt Oosthout zijn kijk op het werelds gedachtegoed. De gekozen paradoxen zijn daartoe een doordachte aanleiding. Vaak verwijst hij naar andere filosofen om zijn ideeën te illustreren. Heel dikwijls komt het fenomeen tijd terug. Hij concludeert dat de tijd als een splijtzwam is tussen “niet-zijn – worden – zijn” of “verleden – heden – toekomst”. De paradox van de tijd wordt dan de paradox van de verandering.
In het laatste deel ‘Van het menselijk bedrijf’ projecteert hij alle vorige filosofische overwegingen op de mens met de niet mis te begrijpen slagzin: “Vier uw grootheid en houd uw kleinheid voor ogen”.
Zijn paradoxen dwingen de lezer tot diepere overwegingen. Oosthout stelt immers dat het denken onze grootste gave is, maar tegelijkertijd een bron van dwalingen. Het individu heeft een misplaatst gevoel van superioriteit en dat komt vooral tot uiting in zijn onvermogen om de toekomst te zien. Het resultaat is daarom dat we maar wat aanmodderen op goed geluk af.
In het laatste, korte stukje ‘De lichtheid van het bestaan’ schrijft Oosthout als het ware zijn conclusie over het bestaan van de mens op deze wereld. Dat leven is zowel zijn last als zijn vrijheid. Helaas kennen we niet de toekomst en zullen die ook nooit kennen. Daardoor zal en kan het raadsel van het bestaan niet worden opgelost. Deze parabel is erg overtuigend en prozaïsch geschreven.
Door het gebruik van de paradoxen aan het begin van elk hoofdstuk kan Oosthout zijn filosofie op een overtuigende manier ontwikkelen. Hij doet dit op een heldere wijze maar herhaalt dikwijls zichzelf. Gelukkig gebruikt hij een klare taal zonder in de val te trappen van overdreven filosofisch jargon. De paradoxen zijn treffend gekozen en zorgen voor een reflectiemoment. Ze zijn de start voor het daaropvolgend stuk filosofisch denken.
Paul Van Aelst
Meer van Paul Van Aelst
Paul Van Aelst