Noam Chomsky & Edward S. Herman
Yves Claeys
Non-fictie
  • 140 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

2 april 2025 Manufacturing Consent - De politieke economie van de massamedia
Een werk van wereldfaam dat de rol van de massamedia uit de V.S. als waakhond analyseert is eindelijk beschikbaar in het Nederlands. Het verscheen voor het eerst in 1988 toen Reagan, Thatcher en Gorbatsjov de wereld vormgaven en vormde reeds in 1992 de inspiratie voor een gelijknamige Canadese documentaire. Dat de zetduivel zich hier en daar niet onbetuigd heeft gelaten neemt men er dan ook gemakkelijk bij, in tegenstelling tot de schabouwelijke kwaliteit van de vertaling in de latere hoofdstukken.
Van de twee auteurs is Noam Chomsky de bekendste: institute professor emeritus aan MIT, de hoogste titel die men er kan hebben, geroemd als vader van de moderne linguïstiek, één van de grondleggers van de interdisciplinaire cognitiewetenschap, vooraanstaand analytisch filosoof, al meer dan een halve eeuw links politiek activist en van een productiviteit die de verbeelding tart. Edward Herman, een econoom en sociaal criticus die reeds eerder samen met Chomsky publiceerde, zou echter het hoofdaandeel in de ontwikkeling van het propagandamodel uit het onderhavige werk hebben. Desondanks heeft de man geen Nederlandstalige Wikipedia-pagina.
Nu het daar toch over blijft gaan: de titel Manufacturing consent is ontleend aan een ander seminaal standaardwerk, Public Opinion uit 1922 van Walter Lippmann, dat na meer dan eeuw evenmin in het Nederlands beschikbaar lijkt.
De opzet van Herman en Chomsky is te tonen hoe in de Amerikaanse media, die niet aan officiële censuur onderhevig zijn en geen nieuwsmonopolie kennen, toch een propagandasysteem werkzaam is, gericht op het werven van steun voor de belangen van de staat en de privésector, ook al is er ruimte om wantoestanden of standpunten van andersdenkenden in mindere mate aan de kaak te stellen.
Nieuwsfeiten worden in eerste instantie reeds geselecteerd, verzwegen en gekleurd doordat de massamedia in handen van elites uit deze kringen zijn geconcentreerd. Bovendien stellen inkomsten uit reclame deze uit verkoop in de schaduw, waardoor de invloed toeneemt van grote adverteerders, die tot deze groepen behoren. De in de media gepresenteerde informatie is dan ook nog eens in hoge mate afkomstig van pers- en pr-takken van overheid en bedrijven. Bijkomende selectiefactoren zijn de druk die wordt uitgeoefend wanneer de pers niet in de pas loopt (‘flak’) en de dienstbaarheid aan anticommunistische nationale ideologieën.
Uitgerust met dit ‘propagandamodel’ gaan de auteurs vervolgens na in hoeverre de berichtgeving over een aantal onderwerpen door de massamedia neutraal, kritisch dan wel propagandistisch is. Het tweede hoofdstuk vergelijkt wie als nieuwswaardig slachtoffer wordt beschouwd in moorden op geestelijken in Polen en in Midden-Amerika. Het volgende behandelt de partijdigheid in verslaggeving over verkiezingen in verschillende Midden-Amerikaanse staten. Hoofdstuk vier beschrijft hoe de massamedia omgaan met de stelling dat de KGB en de Bulgaarse regering de aanslag op paus Johannes-Paulus II uit 1981 zouden hebben georganiseerd. De twee laatste hoofdstukken bevatten de bijdrage van Chomsky met de verslaggeving over de conflicten in Indochina: Vietnam, Laos en Cambodja.
Een bibliografie en index ontbreken. Uitgebreide bronverwijzingen vindt men in de eindnoten, naast veel bijkomende duiding zonder dewelke het begrip van de behandelde materie eigenlijk onvolledig blijft. Weergave ervan als voetnoot of zelfs rechtstreekse integratie in de tekst had een vlottere lezing ten goede gekomen.
De eerste editie uit 1988, twee jaar nadat Fox was opgericht door Murdoch en glasnost en perestrojka het begin van een nieuwe wind lieten waaien in het Kremlin, wordt geactualiseerd door een inleiding uit 2002, na de aanslag op de Twin Towers en de val van de Sovjetunie, en door een nawoord uit 2008, klaarblijkelijk van voor de grote kredietcrisis uit het najaar. De keuze om de update uit 2002 te laten voorafgaan aan het originele werk of om het er achteraan aan toe te voegen moet er één geweest zijn tussen de pest en de cholera. Begint men ermee, dan anticipeert men op wat nog uitgelegd dient te worden. In het andere geval zou de lezer, geconfronteerd met oubollige feiten en gedateerde argumentaties, voortijdig kunnen afhaken.
Wat betreft het model valt vandaag op hoe een overwegend optimistische visie op het Internet in 2002 nog wordt onderschreven. Dit nieuwe medium wordt verwacht bij te dragen tot meer kritische nieuwsverspreiding en directere democratie, zij het met een voorzichtige kritische kanttekening. Verder wordt er gewezen op een grotere toepasbaarheid van een globaal geldig propagandamodel: de massamedia zijn verder geconcentreerd en gecommercialiseerd, terwijl respect voor privacy en onderzoeksjournalistiek afnamen. De korte uitbreidingen van de casestudies bevatten onder andere de oorlogen in Joegoslavië en Irak, de verslaggeving over de NAFTA-onderhandelingen, anti-globalistische protesten (de Occupy-beweging was later, in 2011), saneringen van sociale zekerheid, de getaande invloed van de vakbonden, evoluties in de inkomensverdeling (niet in het voordeel van de minderbedeelden), economische crisissen, de chemische industrie en de nood aan begrotingsdiscipline.
Na de laatste toevoeging uit 2008 staat er opnieuw bijna twintig jaar meer op de kalender. Sommigen kunnen denken dat er in 2025 andere katten te geselen zijn dan sandinisten, bevrijdingstheologen, Rode Khmers, agent orange en napalm. Anderen zullen dan weer wel interesse hebben in het thema van propaganda en media dat wel degelijk te ontwaren is in de huidige actualiteit. Om maar enkele voorbeelden te noemen: de bemoeienissen van Jeff Bezos van Amazon met de Washington Post, de doorstroming van FOX-werknemers in de nieuwe Trump-administratie, het ontzeggen van toegang tot het Witte Huis aan Associated Press dat niet meespeelt in de naamswijziging van de baai van Mexico, de zuivering van het archief van het Pentagon (door Herman en Chomsky genoemd als een belangrijke informatiebron voor de media) waarbij inhoud van diversiteit, gelijkheid en inclusie wordt verwijderd, inclusief alle foto’s van de bommenwerper die de atoombom op Hiroshima dropte omwille van de naam ‘Enola Gay’ (de moeder van de piloot), maar ook verwijzingen naar de eerste zwarte, vrouwelijke mariniers, piloten, naar Black History Month, …
Al zijn de casussen niet langer actueel, de beschreven mechanismen en attitudes zijn nog steeds herkenbaar, figuren die veertig jaar geleden een rol speelden laten zich ook nu nog niet onbetuigd en sommige uitspraken van vroeger duiken haast verbatim opnieuw op in een andere context. Zo doen beweringen uit 1979 dat de bevolking in Cambodia onder de genocide van Pol Pot zou zijn toegenomen (p.455) denken aan recente uitlatingen van Bouchez over de toename van de Palestijnse populatie in Gaza. Andere voorbeelden zijn het vermeend overwicht van links in de pers, in MAGA kringen terug van nooit weg geweest maar ook bij ons een visie die bij velen leeft, de Russen die wel een pagina uit het receptenboek van de VS te lijken hebben genomen wanneer men de Amerikaanse pers de oorlog in Vietnam ziet omschrijven als een ‘interventie’ en tenslotte de stelling als zouden lang door Amerika beschermde staten zich te afhankelijk van hun beschermer hebben gemaakt, i.c. Zuid Vietnam.
Een van die terug opduikende oudere figuren is Lech Wałęsa, terloops vermeld op p. 193, de voormalige leider van de Poolse vakbond Solidarność, later president en Nobelprijswinnaar voor de vrede.  Na de aanvaring tussen Zelensky en Trump in het witte Huis schreef hij samen met 30 andere dissidenten uit de jaren tachtig een brief aan POTUS. Hij liet er zijn afschuw in weten over een presidentieel optreden dat beledigend werd genoemd en herinneringen opwekte aan communistische verhoor- en interviewtechnieken (het gebrek aan ‘kaarten’). De manier waarop men media ziet ingeschakeld worden in de propagatie van een veranderde beleidspositie – “This is going to be great television” in hetzelfde gesprek - mag eveneens relevant heten.
De kern van dit nog steeds relevant lijkend propagandamodel is op de keeper beschouwd zelfs weinig origineel of wereldschokkend. Wellicht maakt dat er ook grotendeels de sterkte van uit. Het thema van propaganda, samen met de praktijk ervan, in het bijzonder de vraag ‘cui bono?’ en de gewilligheid van papier (‘een brief bloost niet’) vindt men reeds bij Cicero, weliswaar in een retorisch kleed. Dichter bij huis is het een open deur om te stellen dat kranten van oudsher een politieke of ideologische signatuur en een propagandafunctie hebben. Dat personen uit media en entertainment doorstromen naar de politiek of dat politici hun populariteit opkrikken met optredens in entertainmentprogramma’s is evenmin nieuw. De Wever, Mahdi, Rousseau zijn Vlaamse voorbeelden van dat laatste. Reagan, Schwarzenegger, Berlusconi, Zelensky, Trump, Mussolini, Boris Johnson, Churchill, Siegfried Bracke, Dirk Sterckx, Ivo Belet, Veli Yüksel, Mark Demesmaeker, Margriet Hermans en Guy Swinnen illustreren de eerste groep. De auteurs wijzen zelf op de oude wortels van hun visie wanneer ze aanhalen hoe ‘entertainment het hedendaagse equivalent van het aloude brood en spelen is, waarmee een politieke apathie wordt opgewekt die het makkelijker maakt de status quo te handhaven’ (p.20).
Al met al lijkt het nogal wiedes dat de massamedia niet beschouwd kunnen worden als ‘een vrij systeem van informatie en discussie’ (p.436). De auteurs geven dat ook grif toe (p. 512). Origineel of niet, algemeen aanvaard kan men hun positie niet noemen. De noodzaak om hun punt te blijven maken speelt waarschijnlijk mee in de vele herhalingen van steeds dezelfde argumenten en feiten om andere instanties van hetzelfde of lichte nuances te onderbouwen, soms op het vervelende af. Eens de nagel erin zit heeft het weinig zin meer er halsstarrig op te blijven hameren.
Wat met de stelling dat wat in Amerika geldt ook elders opgaat? Een volledige studie kan hier bezwaarlijk gemaakt worden, maar wat consolidatie van de media betreft lijkt dat in onze contreien wel degelijk in niet geringe mate op te gaan. In Vlaanderen is meer dan 80% van alle media in handen van 5 groepen, waarvan er drie alle kranten en twee alle magazines controleren. Het medialandschap is daarmee iets meer gediversifieerd dan in Wallonië waar voor de geschreven pers een duopolie geldt. Half februari meldde De Tijd dat er sprake was van nauwere samenwerking tussen beide partijen, eventueel zelfs een overname.
Ook tussen Vlaamse en Waalse mediagroepen zijn er nauwe samenwerkingsverbanden, zoals in het geval van De Tijd. De twee andere Vlaamse kranten bezittende groepen hebben bovendien samen meer dan 85% van de Nederlandse kranten in handen.
In televisieland hebben drie bedrijven boven de Moerdijk dan weer 75% van de markt in handen. RTL België is zoals valt te verwachten voor de helft in handen van een Waalse groep en RTL Nederland werd enige jaren terug overgenomen door een Vlaamse.
Terzijde: ondanks deze vermenging scoort Nederland beter dan België op de in 2002 in het leven geroepen World Press Freedom Index: een vierde plaats tegenover een zestiende.
Dit illustreert een andere reeds opgemerkte kerngedachte van het propagandamodel: er is ruimte voor verschillende standpunten en zelfs voor een ‘pittig debat’, zolang niet aan zekere fundamenten wordt getornd (p.511). Men vergelijke met concurrentie tussen merken die eigendom zijn van dezelfde groep om in verschillende segmenten te kunnen opereren.
In welke mate media in Europa gebeten zijn op reclame kan worden geïllustreerd door een rechtszaak tegen Google, verleden jaar aangespannen door zeven Franse mediagroepen, goed voor 22 bedrijven, waarin een schadevergoeding van maar liefst 1 miljard euro wordt geëist omdat de Internetreus zijn eigen diensten zou hebben bevoordeeld in de reclamesector. Google werd daar in 2021 al een boete van 200 miljoen euro voor opgelegd.
Hier aangekomen rest er nog één punt, dat eigenlijk niet aangesneden had moeten worden: de kwaliteit van de vertaling. Waar ze aan de vrije kant is, is ze vaak ook minder geslaagd. Met name leestekens, cursivering en zinstructuur worden bij wijlen niet gerespecteerd, wat omzeggens nooit tot een verbetering leidt en soms zelfs tot een verlies aan duidelijkheid en betekenis. Een voorbeeld (mijn nadruk): “Hanoi gebruikte immers de aanvallen van Pol Pot (…) als een (…) voorwendsel om Cambodja binnen te vallen terwijl het (…) leger van Pol Pot (…) door Hanoi wordt gebruikt als voorwendsel om in Cambodja te blijven” (p.477).  Hoe zit dat juist met Hanoi? Gaat het hier over voorwendsel om ergens heen te gaan of ergens te blijven? Het origineel, in één zin, waar de vertaling er twee van maakt en daarom een voegwoord toevoegt, laat geen ruimte voor deze vragen en is bij eerste lezing klaar als pompwater: “(…) Hanoi, which used Pol Pot attacks(…) as a (…) pretext to invade and now exploits Pol Pot’s (…) army (…) as the pretext for remaining in Cambodia”. Bij nader inzien is de vertaling enkel wat meer open voor interpretatie, maar niet echt verkeerd: ook in het Nederlands slaat het ene voorwendsel op het verleden, het tweede op het heden. Eerst viel men binnen, dan blijft men er. Desalniettemin is het origineel korter en duidelijker, krachtiger en economischer. Er is Chomsky al veel verweten, maar zover ik weet niet dat zijn stijl niet helder is. Als het niet gebroken is, repareer het dan niet.
Toegegeven, de nuance is misschien wat fijn, de lijn wat dun en het kan lijken alsof spijkers op laag water worden gezocht. Een tweede voorbeeld dan maar: “Merk op dat zelfs als het ‘scepticisme’ van ‘westers links’ waar Shawcross op zinspeelt enige mate van betekenis had gehad, en als de visie van mensen die systematisch worden geweerd uit de media en de mainstream discussie de gevolgen had gehad die hij beschrijft, zou dat getuigen van een dusdanige stoutmoedigheid dat we de maker ervan moeten bewonderen.” (p.494). Hoe getuigen deze mogelijke gevolgen van stoutmoedigheid? Welke maker?
Vergelijk met het origineel: “Notice that even had the ‘skepticism’ of ‘the Western left’ to which Shawcross alludes existed to any significant degree, the idea that this could have the consequences he describes, coming from people systematically barred from the media and mainstream discussion, is a construction of such audacity that one must admire its creator.” Probleem opgelost.
Er wordt een stap verder gegaan met weglatingen, ook al zijn die zeldzaam, nl. op p. 461 waar “Leading the pack in big-power baiting these days is one of the smallest of nations…” wordt ingekort tot “Een van de kleinste naties…”, in een zin zonder persoonsvorm, waardoor de handeling uit de context dient afgeleid.
Dit zijn slechts enkele van de talrijke gevallen, vooral in de twee laatste hoofdstukken, waar een argeloze lezer zich tot herlezen en zoeken naar zin ziet gedwongen. Elke andere pagina lijkt er te baden in wat na enige tijd doet denken aan de geur van AI. “De vergelijking tussen Timor en fase II in Cambodja is bijzonder treffend en werd nadien af en toe opgemerkt” (p.481) is de vertaling van “The comparison between Timor and phase II in Cambodia was particularly striking, and was occasionally noted after the fact.” Een steekproef bij Copilot, Gemini (Google) en ChatGPT leerde dat geen van de drie “after the fact” woordelijk vertaalt met het voor de hand liggende “na de feiten” maar dezelfde woordkeuze als die uit de vertaling verkiest. Elders wordt “putting gasoline on a fire” dan weer wel letterlijk weergeven in plaats van met “olie op het vuur gooien” (p. 487). Een tegenovergestelde keuze dus, nl. één voor letterlijkheid, maar opnieuw dezelfde die Copilot maakt. Uitgeverij EPO liet nochtans met klem weten dat van vertaalsoftware geen gebruik werd gemaakt.
Hoe dan ook, de bevreemdende stijlwendingen in de vertaling, zoals gezegd in toenemende mate naar het slot toe, worden uiteindelijk voldoende storend om een domper op het leesgenoegen te zetten. Dit werk verdient beter.

Yves Claeys
Noam Chomsky & Edward S. Herman
Yves Claeys
Non-fictie
Yves Claeys (1965) studeerde wijsbegeerte en bedrijfskunde. Lang geleden vroeg hij zich af wat Godfried van Bouillon met vleesnat te maken had.
_Yves Claeys Recensent
Meer van Yves Claeys

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies