10 april 2025
Het wezen van het christendom
Gelovigen vragen zich zelden af of hun religieuze overtuiging een redelijke grondslag heeft. Toen Feuerbach in 1841 "Das Wesen des Christentums" schreef, begreep hij dat hij met dit atheïstische werk de 'ware gelovigen' zou ontstemmen.
D'huyvetters maakte eindelijk een moderne Nederlandse vertaling van dit meesterwerk, dat bijzonder succesvol was en mensen als Marx, Darwin en Freud beïnvloed heeft.
Feuerbach schreef een voorwoord bij zijn eerste oplage, die hij in 1841 onder een schuilnaam publiceerde, beducht voor de reacties. In dit voorwoord spreekt hij over 'de auteur' in de derde persoon. In het voorwoord van de tweede en derde oplage is zijn kritiek op de reacties niet meer anoniem.
De hoofdgedachte is dat niet God de mens schiep, maar de mens God. Deze stelling onderzoekt hij in alle richtingen vanuit filosofisch-wetenschappelijke hoek. Dat maakt dat dit boek aandacht vergt, al heeft "de vertaler een titanenarbeid verricht om het toegankelijk te maken voor een Nederlandstalig publiek", zo lezen we in de inleiding van Johan Braeckman.
Het is best ook die inleiding te lezen, omdat we daarin een schets van het leven en het werk van Feuerbach vinden en deze hoofdgedachten: "Religie is voor Feuerbach niet een verzameling van denkbeelden die onafhankelijk van de mens bestaan. Integendeel, religieuze opvattingen komen rechtstreeks voort uit de menselijke natuur, uit de menselijke essentie... die bestaat uit rede, wilskracht en liefde... Theologie wordt zodoende antropologie... Liefde is geen reflectie van goddelijke liefde; ze is door en door menselijk."
Die gedachten werkt Feuerbach grondig uit, beginnend bij dat wat een mens verschillend maakt van een dier, dat geen religie kent. Godsdienst is de droom van de menselijke geest. Toen de mens nog in de natuur leefde, had hij enkel natuurgoden. Toen hij een huis betrok, installeerde hij God in een tempel. Zoals de mens zichzelf kent, zo stelt hij zich God voor. Als een vogel zich een God zou voorstellen, zou die vleugels hebben. Voor een rups is de plant waarop hij leeft, het hele universum. Dieren hebben hun instinct, mensen hebben een bewustzijn, dat onbegrensd is en een denkvermogen dat voor hen oneindig lijkt, zo betoogt Feuerbach. Die eigenschappen noemt de mens goddelijk.
Sommige uitspraken wekken verbazing tot je leest hoe hij eraan komt: "Het geloof is het tegendeel van de liefde. Daarom vereist het geloof een hiernamaals... het geloof heeft de hel uitgevonden, niet de liefde... de hel verzoet de vreugde van de zalige gelovigen... als ik niet eeuwig ben, dan is God niet God... de kuise kloostercel, waar de met de hemel getrouwde ziel nog niet met een vreemd, aards lijf hoereert! God is het begrip van de soort als een individu. Alleen Christus is de persoonlijke God - hij de ware, werkelijke God van de christenen... Christus is de eenheid van gemoed en fantasie.... het geweld van het Hebreeuwse egoïsme... de schepping als een puur commanderende act..."
Ik bespeurde af en toe een zekere mate van sarcastische humor: "Als jullie het principe van het christendom, de heilvolle en wondervolle geboorte van de Heiland niet zonderling vinden... o, vindt toch ook de naïeve, eenvoudige, goedmoedige consequenties van het katholicisme niet zonderling!"
God is - volgens Feuerbach - de som van de wensen en verlangens van de mens: liefde geven en ontvangen, rechtvaardigheid, belangrijk zijn, gehoord worden (bidden), onsterfelijk zijn, eeuwig geluk bereiken in het hiernamaals, zonder fouten/zonden zijn, in het bezit van de waarheid zijn, algoed, alwetend, alziend zijn.
God is - volgens Feuerbach - de som van de wensen en verlangens van de mens: liefde geven en ontvangen, rechtvaardigheid, belangrijk zijn, gehoord worden (bidden), onsterfelijk zijn, eeuwig geluk bereiken in het hiernamaals, zonder fouten/zonden zijn, in het bezit van de waarheid zijn, algoed, alwetend, alziend zijn.
Feuerbach ziet meer heil in het aanvaarden van de natuur van de mens. Hij ziet wel een verschuiving tussen de Joodse godsdienst, die oorspronkelijk elke beslissing in Gods handen legde, naar de christelijke, die ook niet-Joden toeliet tot het geloof in één God. Christenen kregen iets meer zeggenschap over hun dagelijks leven, al was het nog altijd van het grootste belang om het hiernamaals te verdienen in de ogen van de alziende, rechtvaardige Rechter.
Het godsbeeld is hoe dan ook aan de wensen van de mensen ontsprongen, het is daarom egoïstisch, onverdraagzaam en verbonden met geweld.
Het godsbeeld is hoe dan ook aan de wensen van de mensen ontsprongen, het is daarom egoïstisch, onverdraagzaam en verbonden met geweld.
In soms poëtische taal werkt Feuerbach zijn filosofische gedachten uit in twee delen. In deel 1 gaat hij na hoe de religieuze voorstellingen van het christendom steunen op een menselijke kern. In deel 2 buigt hij zich over de onthulling van de tegenstellingen in de christelijke religie.
D'huyvetters heeft noodzakelijke aanvullingen tussen haakjes toegevoegd. De cursieve tekst, die op sommige woorden en zinnen nadruk legt, is ook in het oorspronkelijke geschrift terug te vinden.
Het is een fraai uitgegeven boek in de reeks Vrijdenkers: vertalingen van historisch belangrijke en invloedrijke teksten over het denken over de verhouding tussen mens, God, religie en staat.
Gerda Sterk
Gerda Sterk
Vertaling: Karel D'huyvetters
Voorwoord: Johan Braeckman
Meer van Gerda Sterk
Voorwoord: Johan Braeckman