Roderick Nieuwenhuis
Karel Van Dinter
Non-fictie
  • 36 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

15 juli 2025 Mens en machine - Waarom we techniek de baas moeten blijven
De alarmsirene ging intussen al ettelijke keren af: “Het gaat met deze gemechaniseerde samenleving en de versnelling van de informatietechnologie de verkeerde kant op!” De gevolgen van de onstuitbare opmars van kunstmatige intelligentie, de smartphone en sociale media zijn immens. Er is geen houden aan…
De insteek van Roderick Nieuwenhuis in Mens en Machine is dan ook deze: “Nu de mens voor het eerst in de geschiedenis permanent rondloopt met een machine in de broekzak, rijst de vraag of dit ooit de bedoeling was”.
Bedoeling? Of waar komt onze hang naar machines eigenlijk vandaan? Geen psychotherapeutische vraag naar verslaving, maar wel een naar doelgerichtheid en planmatigheid. En neem meteen ook deze er maar bij: of al die techniek de mensheid ook werkelijk vooruithelpt? Doemdenkers stellen zich daarbij vragen. Vooruitgangsdenkers verzekeren ons met stelligheid van wel. Ietwat kortzichtig en naïef misschien, want kúnnen we de gevolgen ervan wel overzien en zullen die al-dan-niet-aangejaagde-verwachtingen ook veilig waargemaakt worden? Ietwat daartussen beweegt zich een weifelende Nieuwenhuis...
Vervellen tot cyborgs
Technologie, dus. En dan komt er nogal wat verontrusting, dreiging en gevaar op ons af als we ons nog maar eventjes bezinnen over de relatie tussen mens en machine. Vandaag beleven we volgens doemdenkers blijkbaar een cruciaal keerpunt in de technologische ontwikkeling en overschrijden we een rode lijn. Andermaal een point of no return? Die wordt misschien het beste samengevat met de prikkelende dystopische en SF-variant: “Komt de machine ons helpen of gaat zij ons vervangen?” Meteen hoort daar ook een onsamenhangende mêlee aan bezwerende visies, sussende standpunten, onbezonnen meningen en waarschuwende orakeltaal bij... 
Maar, stelt Nieuwenhuis voor, laten we eerst maar eens wat terugblikken. Daarom zoekt hij uit hoe wij de machine omarmden en de effecten die dat op de mensheid heeft gehad: hoe zijn we in de huidige penibele situatie verzeild geraakt en waarom hebben we het zover laten komen? En indien geschiedenis ons misschien toch iets kan leren, wat zou dat dan in het geval van de huidige dreiging wel kunnen zijn: “Wat moeten we dan met al die onrust en twijfel? En is het al niet te laat voor welke sussende en geruststellende zelfbegoocheling ook?” Want andermaal een rode lijn overschreden…
Zodat het kritische debat over de waarden van de verlichting - vooruitgangsdenken en maakbaarheid van mens en samenleving – als aanstokers van al dat onheil dringend heropend moet worden. Horkheimer & Adorno revisited. (p.67) Aanhangers van de Kritische Schule komen in Mens en Machine zeker aan hun trekken…
Steltman-stoel
Nieuwenhuis is verontrust. Zijn zoontjes worden onbeschaamd ingelijfd en schaamteloos aangestuurd door smartphones en andere technologische hebbedingetjes. Slaafjes van de machine. En zij niet alleen… In een creatieve bui – Rodrick Nieuwenhuis meubelmaker voor een dag! - stelt hij vast dat de algoritmen bij de bouwdoos van de vermaarde Steltman-stoel maar weinig menselijke vindingrijkheid en autonomie nodig hebben. Maar vooral: het uiteindelijke resultaat valt nogal tegen! Zijn humane scheppingsdrang en zelfrespect krijgen een lelijke deuk en op een vreemde manier voelt Nieuwenhuis zich gereduceerd tot een soort machinekloon. Niet in staat om zelfs maar een functionele, laat staan esthetische artefact af te leveren. Aanbevolen therapie in deze voor ambitieuze meubelmakers: Menschliches, Allzumenschliches van Nietzsche! Machines zijn ándere mensen...
Moeten
Rodrick Nieuwenhuis is over nog wel meer kwesties bezorgd. Waarvan getuige de prikkelende ondertitel van Mens en Machine: ‘Waarom we techniek de baas moeten blijven.’ Móeten. Het gaat om een dwingende noodzakelijkheid, want de technologie vormt op zijn minst een bedreiging voor de menselijke waardigheid. Dat vraagt om ethische en sociale afwegingen. Eigenlijk herinnert Nieuwenhuis ons daarmee aan de mythe van Prometheus en Epimetheus. én Pandora… Die wordt in Mens en Machine niet zo expliciet naverteld, maar daar gaat het wel over. In essentie met deze rode draad: “Waarom werd er zo weinig vooruit gedacht bij al die aha!-momenten van would-be ingenieurs en andersoortige uitvinders en ontdekkers?” En of dat vandaag anders is…
Wil
In zijn verhaal wijst Nieuwenhuis regelmatig op die kortzichtige, nauwelijks aangekaarte en weinig doelgerichte aard van technologische innovaties. Vaststelling: technologische (r)evoluties zetten zich grotendeels eigengereid en emergent voort zonder dat we de causaliteiten ervan echt goed snappen. Laat staan onder controle hebben… [Vreemd dat hierbij niet te rade wordt gegaan bij Kevin Kelly en diens vermoeden van de eigenzinnige bezieldheid van het Technium: “Op een bepaald moment in zijn evolutie raakte ons systeem van gereedschappen en machines en ideeën zo vol met terugkoppelingslussen en complexe interacties dat het een eigen leven ging leiden. Het begon een zekere autonomie uit te stralen.” (De Wil van Technologie p.21) Tevens een insteek naar kosmische algoritmes bij Yuval Noah Harari (Homo Deus).]
Kuierend door de geschiedenis van de technologie wordt meer en meer duidelijk dat er een grillige karaktertrek actief is bij het elan van wat sommigen ‘vooruitgang’ noemen. (p.54) Dat zorgt telkens weer voor een nefaste volgende stap richting een-grens-voorbij-en-de-pedalen-kwijt. Tot de machine het overneemt? Met een eigen wil?
Het brengt ons tot een vreemde, maar urgente vraag: “Helpen zij ons? Of gaan zij het van ons overnemen?” Hebben wij alles nog onder controle? Alsof we dat ooit hebben gehad. Mens versus machine! Een variant van wij/zij-denken… En spanningen die er eigenlijk al moeten geweest zijn vanaf de allereerste ‘machines’. Maar dan wel veeleer als achteraf-vragen: eerst was er het ding en quasi meteen het gebruik, daarna pas een reflectie over de gevaren, gebreken en eventuele bijsturingen. Want over welke doelgerichtheid hebben we het immers? Het is moeilijk om ons daarbij zoiets voor te stellen als de proto-ingenieurs van vuur, wiel, mes, boemerang of tondeldoos die in conclaaf gingen om zich preventief te bezinnen over de mogelijke verdere ontwikkelingen en culturele revoluties of de morele impact van hún creatie. Want in het bezit van een eerder beperkt teleologisch en moreel brein. Toch? (Aanrader: The Myth of Artificial Intelligence: Why Computers Can’t Think the Way We Do van Erik J. Larson (2021) Geruststellend en met een heldere analyse van de verschillen tussen menselijke en machine-intelligentie. Verdiende minstens een vermelding in Mens en Machine.)
Doelgerichtheid
Teleologie. Nieuwenhuis herinnert ons dan ook graag aan de leer van Aristoteles over finale en andersoortige oorzaken. En van onvermijdelijkheid… Terecht, want een filosofisch momentum dat lang het denken over technologie en machine zal domineren. Tot er vanaf de 16e eeuw met Bacon, Descartes, enz. een gemechaniseerd wereldbeeld ontstaat dat mateloos ging vertrouwen op kenbaarheid, wetmatigheid, beheersing, controle én voorspelbaarheid. (Misschien moeten we op dit punt behalve Thomas Kuhn toch ook maar weer Eduard J. Dijksterhuis van onder het stof halen.) Dat geloof in maakbaarheid zal de technologische ontwikkelingen daarna versneld aansturen… Ten goede?
Op zoek naar een mensvriendelijk en geruststellend antwoord op die vraag voert Nieuwenhuis ons langs de scharniermomenten van de technologische ontwikkeling en ontrafelt hij de causaliteit van het complexe geheel van terugkoppelingen en versterkende versnellingen. Op zoek naar de algoritmen van (vermeende?) vooruitgang: ‘Wat was daar gaande?’ en ‘Hoe is het zover kunnen komen?’ Dat werd in hoofdzaak een westers verhaal waarbij de vraag kan gesteld worden of het allemaal wel voldoende aanlevert om de crisis die momenteel mondiaal gaande is beter te begrijpen. En aan te pakken…
Maakbaarheid
Rodrick Nieuwenhuis laat zich in zijn kritische beschouwingen dan ook vooral inspireren door westerse commentatoren: filosofen, schrijvers, kunstenaars, activisten, ingenieurs, architecten, … Allen met het volle besef van de immense impact op mens en maatschappij. Zeker. Maar de tweespalt over de machine als een bevrijdend hulpmiddel dan wel een verraderlijke bedreiging is groot. Want met voor- en tegenstanders. Vooruitgangsdenkers en conservatieven. Aan de hand van hun beschouwingen zoekt Nieuwenhuis uit hoe we vandaag de technologische opmars zouden kunnen aanpakken. Vooral nu die onstuitbaar groot en desastreus lijkt te worden. Het verleden leert echter ook dat het niet de ingenieurs, architecten of andere ‘promotoren van vooruitgang’ waren die als eersten bezorgd waren over de existentiële, morele en maatschappelijke impact van hún technologische producten. En laten het zeker ook niet de beleidsmakers en machthebbers zijn…
Ontmenselijking
Gelukkig. Van in de eerste regels maakt Nieuwenhuis al duidelijk dat hij geen hoge pet op heeft van de verwerpelijke trekjes van ‘onze’ samenleving: vooruitgang, verdienste, sorteermachine, weldadigheid, groeimodel, ... Vooral het ongebreidelde en naïeve geloof in vooruitgang en heilbeloftes zit hem dwars. Want: “Als de machine iets geeft, pakt die ook iets af.” Meer nog: als men dan al mag gewagen van welvaart bij wie komt die dan terecht? De strijd voor of tegen de machine is zondermeer een sociale en politieke strijd. Daarbij gaat het erom hoe weldadig zij wordt ingezet en welke (eigen?) belangen zij dient.
Enerzijds worden we opgejaagd door een tomeloos vooruitgangsdenken. Anderzijds geeft de sorteermachine voorrang aan verdienste en maakbaarheid. (p.11 e.v.) In een wereld die dol doordraait als een sorteermachine en hoofdzakelijk selecteert op een dubieuze soort verdienste en verdienstelijken valt het volgens Nieuwenhuis zeker niet te verdedigen dat daarbij technologie zondermeer wordt ingezet. Want wie zit bij die inhumane sturing aan de knoppen? Genoeg stof voor polemiek…
Zodat we na wat lessen uit de geschiedenis samen met hem de vele spontane revoltes tegen de machine goed kunnen begrijpen, maar ook opvallend veel sympathie kunnen opbrengen voor (o.a.) de luddieten. Die sociale (anarchistisch?) beweging uit het begin van de 19e eeuw verzette zich tegen de industriële en technologische ontwikkelingen door systematisch machines te saboteren en te vernielen. Zijn kritische bespreking van de actuele ontwikkelingen in de communicatiemedia en de problematische komst van AI zal Nieuwenhuis dan ook zo besluiten: “Met X ben ik gestopt na de overname van Musk, met Instagram nadat Zuckerberg aankondigt die veertigduizend factcheckers te ontslaan.” (p.294) Een persoonlijk neo-luddisch protest dat om navolging vraagt…
Les geleerd?
Of er lessen vallen te trekken uit de geschiedenis van de technologie is nog steeds een amusant debat. Maar volgens Nieuwenhuis valt er wel degelijk iets te leren. Dat doet hij o.m. uit de causale betrokkenheid van de machine bij de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-65). Of hoe een kluwen van oorzaken en verknopingen bij de katoenproductie, de slavernij en de versnelde mechanisering van de noordelijke industrie tot op vandaag blijft opspelen. Met diepe wonden en zware littekens in het maatschappelijke en democratische weefsel van de VS: er leeft nog steeds een bitter ressentiment in de Amerikaanse samenleving, een nostalgische hang naar hoe-het-vroeger-beter-was. De romans van William Faulkner, bijvoorbeeld, hunker(d)en naar een wereld die eigenlijk nooit heeft bestaan. Als aanbevolen leesvoer in o.m. het onderwijs zorgt Faulkner echter nog steeds mee voor polarisatie, racisme, religieus fanatisme en politieke radicalisering in de VS. Nieuwenhuis pleit daarmee zeker niet voor canceling of censuur, maar wijst wel op de nood aan een kritische leescultuur. Immers: “De echte wereld werkt geweldig voor een kleine sociale klasse, en is afschuwelijk voor miljoenen anderen. Maar lost cause-denkers houden zich het liefst van de domme. Die droomwereld is veel leuker dan de echte.” (p.212)
AI
Droomwereld...  Zodat Nieuwenhuis kritisch verder kan over de problematieken van ‘onze’ virtuele wereld. En daarbij de eenentwintigste-eeuwse mens – zichzelf niet in het minst - aanspoort om te luddieten tegen de onechtheid daarvan in een wereld van “eindeloos bingen die echter té behaaglijk is om machines domweg stuk te slaan”. Alhoewel. Want Mens en Machine brengt ook deze zeer herkenbare kritiek: de machine wordt steeds meer een accuraat gereedschap om de mens te bespelen. Er is de werking van voorthollende algoritmes die ons opsluiten in de vernauwende cocons van Facebook, X, Spotify en andere echokamers. Het zijn getto’s die ons via sociale media en likes - maar nauwelijks expliciete dislikes – geruststellend bevestigen in onze vermeende gelijkgezindheid, egocentrische voorkeuren en culturele en politieke correctheid. Het panopticum van Jeremy Bentham als een digitale gevangenisvariant is dus niet veraf beseft Nieuwenhuis. (Hier even de column van Ilja Leonard Pfeijffer in De Morgen (12/07/2025) erbij halen: “Wat wij daarentegen wellicht niet ten volle beseffen, is dat technologische ontwikkelingen de erosie van de onafhankelijke informatiepositie van individuele burgers bespoedigen en daarbij veel kwaad opzet in het spel is om te kunnen spreken van een jammerlijke bijkomstigheid.” | Zeno p.14) Net zo goed als het 1984 van Big Brother, want overlopend van surveillance en bewakingstechnieken van nummerplaat- tot gezichtsherkenning om ons op elk moment en plek te kunnen vinden. En te sturen, te belonen of te straffen… Telkens een beetje meer aan het vervellen tot eendimensionale cyborgs? Herbert Marcuse is in Mens en Machine alom aanwezig. Maar dat zijn ook Horkheimer en Adorno, Arendt en Heidegger. Denkers uit een andere era waar Nieuwenhuis zijn inspiratie vindt, maar nog gedegen en betekenisvol genoeg om in Mens en Machine hun zeg te doen…
Moloch
Nieuwenhuis is geen volbloed doemdenker. Hij houdt het op kritische argwaan. Want techniek kan ook bevrijdend werken. De informatiestromen van internet bereiken nagenoeg alle hoeken van de wereld en hebben nog steeds de potentie om (online) burgers te verlichten. Het internet biedt een forum voor meningen. Ook de ‘gewone’ man kan zich laten horen. Zij het dat die het niet altijd op een even acceptabele en nette manier doet. Maar of zijn verhaal bij de juiste bestemmeling terecht komt en gehoor krijgt, moet nog blijken. Want gehoord, vrij en democratisch? De moeite die totalitaire regimes doen om het internet te knechten, én de businessmodellen die mediamiljardairs handhaven met het oog op (hun) winstmarges illustreren hoe controlerend zij werken tégen een vrije en open samenleving. En dat is behalve een systeemfout, ook een kwestie van kwaadwillend misbruik. Door wie en hoe dat allemaal kan bijgestuurd worden, tegen een voorthollende en oncontroleerbare Moloch in, weet niemand. Ook Rodrick Nieuwenhuis niet. Hij blijft dan wel in een argwanende onbeslistheid steken, maar gelaten is hij zeker niet...

Karel Van Dinter
Roderick Nieuwenhuis
Karel Van Dinter
Non-fictie
Moraalfilosoof
_Karel Van Dinter Moraalfilosoof
Meer van Karel Van Dinter

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies