20 augustus 2025
De dronken filosoof - Moderne denkers schrijven over de roes
Als filosofiestudent, ergens in de jaren 70, kreeg ik het boek ‘The Doors of Perception’ in handen van de Engels-Amerikaanse schrijver, essayist en dichter Aldous Huxley waarin hij zijn ervaringen met mescaline beschrijft. De titel is afkomstig van William Blakes gedicht ‘The Marriage of Heaven and Hell’…
Destijds heb ik me doorheen het boek moeten worstelen en heb zijn beschrijvingen van de esthetische en scramentele inzichten die hij kreeg, eerlijk gezegd, nooit goed begrepen. Maar tot op vandaag blijft de grondslag, het uitgangspunt, de crux van het boek me intrigeren: kunnen we de werkelijkheid doorgronden met enkel rede en waarneming, of verruimen we daarvoor, zo nu en dan, best onze geest met hallucinaties veroorzakende genotsmiddelen?
“If the doors of perception were cleansed everything would appear to man as it is, infinite. For man has closed himself up, till he sees all things through narrow chinks of his cavern.”
Aldous Huxley
Nu ja, de filosoof en theaterwetenschapper Thomas Crombez stelde een tijdje geleden, mijns inziens, een prachtige bloemlezing samen van denkers die ‘de wijsheid’ in, op, boven, onder en rond de even spreekwoordelijke ‘kan’ zochten. En bovendien niet zelden vonden.
Niemand minder dan Socrates zette de standaard voor alle filosofen na hem. Hij kon blijkbaar zuipen als een ketter. Gewoon niet dronken te krijgen! In Plato’s ‘Symposium’ zegt Alcibiades op een gegeven moment dat, hoeveel je ook voor hem laat inschenken, hij het allemaal oplebbert zonder ooit aangeschoten te worden. Niet verwonderlijk dat alcoholisme sindsdien dé filosofische beroepsziekte nummer één is geworden. De dronken filosoof is dan ook een bijzonder, want bovenal bedwelmend boek. Het brengt immers zowat iedereen samen die ooit iets heeft geschreven over roes, intoxicatie enzovoort.
Paolo Mantegazza legt het hoe en het waarom uit van het cocablad, de enig echte schat van de Nieuwe Wereld, Charles Baudelaire vertelt ons waarom een filosoof ook zonder hasjiesj in een roes kan verkeren, Friedrich Nietzsche beschrijft haarscherp waarom de roes toegang geeft tot zoiets als dionysische ervaringen, Benjamin Paul Blood openbaart ons de wonderen van de anesthesie, Sigmund Freud leert ons het therapeutische gebruik van cocaïne kennen en doet breedvoerig uit de doeken hoe het zit met intoxicatie en onze libidohuishouding, Stéphane Mallarmé danst met graagte omheen de vrouwelijke roes van niemand minder dan Loïe Fuller, Havelock Ellis zingt de lof van mescal als aureool van schoonheid, Arthur Machen breekt een lans voor de extase als zaligmakend criterium voor literatuur, William James vergelijkt een drugroes met mystieke ervaringen, Max Weber neemt ons daarop mee naar de merkwaardige roes van de wetenschapper, Karl Jaspers trekt voorwaar de dunne scheidslijn tussen roes en enthousiasme, André Breton verklaart surrealistische beelden door middel van opiumbeelden, Walter Benjamin vertelt ons hoe je in Marseille aan hasjiesj komt, Antonin Artaud beschrijft spitsvondig het peyoteritueel bij de Mexicaanse Tarahumara, Theodor Adorno leidt ons doorheen het spiegelpaleis van genot en ascese, Aldous Huxley verklaart waarom de mensheid dringend een nieuwe drug nodig heeft en Roland Barthes legt uit waarom (en hoe) de Franse wijn drinken.
(…) Wijn is gesocialiseerd, niet alleen als basis voor een moraal maar ook als decor; hij siert de kleinste rituelen van het Franse dagelijkse leven op, van het eenvoudige maal (de gewone rode wijn die de camembert begeleidt) tot het feestmaal, van kroegpraatje tot tafelrede. Hij luistert het klimaat op hoe dat ook is, sluit in de kou een verbond met alle mythen van warmte en in de grootste hitte met beelden van schaduw, koelte en frisheid. Geen situatie waarin het lichaam het moeilijk heeft (warmte, honger, verveling, slavernij, heimwee) of men droomt van wijn. In samenspel met de andere basiselementen van het voedsel is hij alom aanwezig in de ruimte en tijd van de Fransman. Zodra het dagelijkse leven in beeld komt brengt de afwezigheid van wijn een exotisch schokeffect teweeg: toen Réne Cotty (de laatste president van de Vierde Republiek) zich in het begin van zijn ambtsperiode aan de huiselijke dis had laten fotograferen, waar, ongelooflijk feit, een fles mineraalwater de plaats scheen in te nemen van de liter rode wijn, kwam het hele land in rep en roer; dit was even onverdraaglijk als een koning die vrijgezel zou blijven. De wijn maakt hier deel uit van staatszaken. (pagina 307)
Enfin.
Enfin.
Verder initieert Georges Bataille ons in zijn eigen erotische roezen en spreekt Georg Lukács zich uit tegen de roes als estehtisch begrip. Ernst Jünger stelt vervolgens dat de wereld van de techniek onverzoenbaar is met een roes, Heiner Müller houdt daarop een pleidooi voor het drugfeest van de spelende mens, korter bij huis legt Vinciane Despret ons van naaldje tot draadje het delinquente drinkgelach van apen uit en maakt Laurent De Sutter ons vertrouwd met zijn theorie dat roesmiddelen dé smeerolie van het kapitalisme zijn.
Dit is een bijzonder goed gecomponeerd boek. De inleiding tot de tekstfragmenten zijn bijzonder informatief. De teksten zelf zijn kort, gepast en historisch geordend, van de late negentiende eeuw tot nu. Naast auteurs van naam heeft de samensteller ook zeer interessante en meer dan lezenswaardige teksten van minder bekende auteurs opgenomen.
Kortom, al het voorgaande duidt erop dat Crombez zijn lezers meeneemt op een ongewoon avontuurlijke en leerrijke ontdekkingstocht richting roes, bedwelming en aanverwante calamiteiten. Of zoals Ernst Jünger het in 1970 omschreef:
(…) Dit portret is betoverend mooi. Geen Titus, geen Caesar beweegt zich zo. Konden we dit maar meenemen als paspoort wanneer we voor de laatste grens staan – het zou de poort doen barsten. Dit, en de hartschelp. We gingen naar boven; de tafel was gedekt. Onze zintuigen waren nog steeds in een verhoogde staat open: ‘de poorten van de waarneming.’ Het licht golfde van de rode wijn in de karaf, een ring van schuim dwarrelde rond de rand. We hoorden een concert van fluiten. De anderen hadden het niet beter getroffen: ‘Wat fijn om weer onder de mensen te zijn.’ (pagina 353)
Benny Madalijns
Kortom, al het voorgaande duidt erop dat Crombez zijn lezers meeneemt op een ongewoon avontuurlijke en leerrijke ontdekkingstocht richting roes, bedwelming en aanverwante calamiteiten. Of zoals Ernst Jünger het in 1970 omschreef:
(…) Dit portret is betoverend mooi. Geen Titus, geen Caesar beweegt zich zo. Konden we dit maar meenemen als paspoort wanneer we voor de laatste grens staan – het zou de poort doen barsten. Dit, en de hartschelp. We gingen naar boven; de tafel was gedekt. Onze zintuigen waren nog steeds in een verhoogde staat open: ‘de poorten van de waarneming.’ Het licht golfde van de rode wijn in de karaf, een ring van schuim dwarrelde rond de rand. We hoorden een concert van fluiten. De anderen hadden het niet beter getroffen: ‘Wat fijn om weer onder de mensen te zijn.’ (pagina 353)
Benny Madalijns
Dit boek werd eveneens gerecenseerd door Gerda Sterk.
Meer van Benny Madalijns