18 november 2025
Discipline, toezicht en straf. De geboorte van de gevangenis
Michel Foucault’s analyse van discipline, toezicht en straf en van de gevangenis heeft sinds zijn verschijnen in 1975 niet aan belang ingeboet. Meer nog, zijn inzichten zijn net vandaag bijzonder actueel. Heel goed dus dat Historische Uitgeverij van zijn boek een achtste druk heeft uitgebracht.
Tijdens mijn doctoraat in de communicatiewetenschappen, dat draaide rond macht in de relatie patiënt-huisarts kon ik niet om Michel Foucault en zijn ideeën over macht heen. Eerlijk gezegd had ik nochtans geprobeerd om hem te vermijden. Zijn boek ‘De woorden en de dingen’ vond ik veel te breedsprakig en onduidelijk. Een wetenschapper moet in staat zijn, zo vind ik, om zijn conclusies en inzichten zo te verwoorden dat ze door andere onderzoekers in vraag kunnen worden gesteld. Dat is een essentieel aspect van wetenschappelijk onderzoek. Het helpt om het onderscheid te maken tussen wetenschap en bullshit. Maar als je een taal gebruikt waar je vele uiteenlopende richtingen mee uit kan, wordt dat heel moeilijk.
Dat gevoel van ongemakkelijke vaag- en omslachtigheid in zijn taal had ik veel minder in de studies waar hij zijn heel typische archeologische methode op toepaste. Zijn boek Discipline, toezicht en straf. De geboorte van de gevangenis, is daar een sprekend voorbeeld van.
Permanente regulering van gedrag
Michel Foucault’s Surveiller et punir, reconstrueert de verandering in strafpraktijken in West-Europa: van publiekelijke lijfstraffen naar gestandaardiseerde detentie en subtielere vormen van sociale controle. Zijn inzichten zijn voor mij vandaag nog even relevant als toen die in 1975 voor het eerst werden gepubliceerd.
Het boek opent met de gruwelijke executie van Robert-François Damiens in 1757 die hij in detail beschrijft. Hij gebruikt het als beginpunt om een verschuiving van de betekenis van de straf te illustreren: waar een straf vroeger zichtbare macht en spektakel toonde, ontwikkelt zich volgens Foucault een systeem dat gericht is op permanente regulering van gedrag.
Een kernbegrip in Foucaults analyse is het panopticon, Jeremy Benthams architectonisch idee van een gevangenis waarin één centrale bewaker alle gevangenen kan observeren zonder zelf zichtbaar te zijn. Foucault gebruikt dit model als metafoor voor een moderne samenleving waarin toezicht internaliseert: mensen gedragen zich alsof ze voortdurend bekeken worden en reguleren zichzelf. Dit panoptische beeld is sindsdien veel aangehaald in discussies over surveillance en macht onder meer via het internet en sociale media. Google bijvoorbeeld is een voor de gebruiker abstract, gezichtsloos systeem dat via talrijke kanalen en methodes op verregaande manier gegevens over en profielen van gebruikers opstelt. Het is daardoor in staat om als een soort onaantastbare macht het informatieaanbod op maat van de gebruiker af te stemmen zonder dat de gebruiker er erg in heeft en dus gebruikers te beïnvloeden en manipuleren.
Foucault verschuift het debat van het juridisch-institutionele naar het relationele: macht is niet louter top-down of exemplarisch, maar verspreidt zich via instituties (scholen, kazernes, fabrieken, ziekenhuizen, gevangenissen) die disciplineringstechnieken toepassen — observatie, normalisering, classificatie. Daardoor worden lichamen en gedragingen geproduceerd volgens economische en sociale behoeften, in plaats van morele. Hij verduidelijkt hoe moderne samenlevingen macht uitoefenen via alledaagse instituties en waarom toezicht en normalisering even belangrijk zijn als zichtbare sancties.
Het tijdsgebonden discours bepaalt onze blik
Methodologisch combineert Foucault een groot aantal bronnen gedurende een bepaalde historische periode zoals juridische bronnen, instellingenarchieven, tekeningen en foto’s om filosofisch te reflecteren. Hij hanteert daarbij een narratieve stijl en generaliseert.
Die methode hanteerde hij al eerder in De geschiedenis van de waanzin (1961) waar hij onderzoekt hoe ideeën over gekte veranderden door de tijd: van opsluiting en uitsluiting in vroegere eeuwen tot medische behandeling in de moderne psychiatrie. Hoe gekte wordt benoemd wordt bepaald door het discours en door de taal die men er in een gegeven tijdskader over hanteert.
Hetzelfde deed hij in De geboorte van de kliniek (1963). Daarin toont hij aan hoe aan het einde van de achttiende eeuw de medische praktijk zich grondig herstructureerde: het lichaam werd object van een nieuw “medisch-oog”, ziekte werd gecodeerd, en het ziekenhuis fungeerde als locatie van macht, kennis én controle. Wie vandaag patiënt is, kan dit aan den lijve ondervinden.
Foucault was een originele denker en Discipline, toezicht en straf. De geboorte van de gevangenis heeft ook vandaag niets van zijn relevantie verloren, wel integendeel. Het is daarom goed dat Historische Uitgeverij het een nieuwe druk heeft gegeven.
Edgard Eeckman
Edgard Eeckman