4 augustus 2020
Mijn broer bijvoorbeeld
Uwe Timm (° Hamburg, 1940) is een van de belangrijkste hedendaagse Duitse auteurs.
De auteur wordt geconfronteerd met het dagboek van zijn zestien jaar oudere broer Karl-Heinz, die hij nauwelijks gekend heeft. Zijn broer, achttien jaar oud, had zich in december 1942 als vrijwilliger gemeld bij de SS Totenkopfdivision. Zijn dagboekaantekeningen starten op 14 februari 1943 en eindigen abrupt op 6 augustus 1943, zes weken voordat hij gewond raakt aan het Oostfront. Op 16 oktober 1943 overlijdt hij in Oekraïne.
Het wedervaren van Karl-Heinz kadert in de geschiedenis van het complete gezin: vader, moeder, oudere zuster en Uwe. De vader, luitenant bij de Luftwaffe, is trots op zijn zoon. De moeder heeft een afkeer van het leger. Het is tevens het verhaal van Duitsland in oorlog en van de dubbele moraal van een groot deel van de Duitse bevolking.
Zo klaagt Karl-Heinz de bombardementen op de Duitse steden aan, waaronder Hamburg, en vindt het verschrikkelijk dat de ouderlijke woning daarbij totaal vernietigd wordt. Daardoor werden zij verplicht te verhuizen naar Coburg. Deze bombardementen zijn volgens hem “niet humaan”. Hij rept echter met geen woord over de vernietiging van Russische dorpen en steden en over de verschrikkelijke moordpartijen op de inheemse en Joodse burgers door de beruchte SS Einsatzgruppen. Hij moet daar (nochtans) getuige van zijn geweest bij zijn maandenlange inzet aan het Oostfront. Heeft hij er ook aan deelgenomen?
Zo klaagt Karl-Heinz de bombardementen op de Duitse steden aan, waaronder Hamburg, en vindt het verschrikkelijk dat de ouderlijke woning daarbij totaal vernietigd wordt. Daardoor werden zij verplicht te verhuizen naar Coburg. Deze bombardementen zijn volgens hem “niet humaan”. Hij rept echter met geen woord over de vernietiging van Russische dorpen en steden en over de verschrikkelijke moordpartijen op de inheemse en Joodse burgers door de beruchte SS Einsatzgruppen. Hij moet daar (nochtans) getuige van zijn geweest bij zijn maandenlange inzet aan het Oostfront. Heeft hij er ook aan deelgenomen?
De auteur blijft daarbij op zijn honger zitten. Hij krijgt geen inzicht in de houding van zijn broer ten overstaan van de Duitse oorlogsgruwelen. De aantekeningen in het dagboek zijn daarvoor te beperkt. Het bijhouden van een dagboek aan het front was overigens verboden. Hij veronderstelt dat zijn broer verkozen heeft te zwijgen. Raadselachtig is in dit verband de laatste aantekening waarmee zijn dagboek in augustus 1943 plots stopt:
“Hiermee sluit ik mijn dagboek af, omdat ik het onzinnig vind zulke wrede dingen die soms gebeuren bij te houden.”
Ook in de brieven aan zijn ouders is er geen spoor van te bekennen.
“Hiermee sluit ik mijn dagboek af, omdat ik het onzinnig vind zulke wrede dingen die soms gebeuren bij te houden.”
Ook in de brieven aan zijn ouders is er geen spoor van te bekennen.
Na de oorlog heeft ook het gros van de Duitse bevolking besloten om te zwijgen en weg te kijken van de wreedheden begaan door de nazi’s. Ook de ouders van de auteur hebben de verschrikkingen niet willen zien, ook zij hebben niet willen weten. Ook zij hebben de andere kant op gekeken. Zij schrikken er bovendien niet voor terug om de schuld op de tegenstander af te schuiven: Waarom hebben de geallieerden de Holocaust niet verhinderd door de crematoria en de aanvoerlijnen naar de vernietigingskampen te bombarderen? Vele Duitsers zijn ervan overtuigd dat de geallieerden de nazi’s hebben laten begaan. Altijd handig als men zijn verantwoordelijkheid wil ontlopen…
Dit gebrek aan schuldinzicht blijkt ook uit de weerstand van de bevolking van het toenmalige West-Duitsland om aan Wiedergutmachung te doen. Slechts 5% van de West-Duitsers voelde zich in 1952 schuldig, slechts 29% meende dat de Joden recht hadden op enige vorm van schadevergoeding.
Dit gebrek aan schuldinzicht blijkt ook uit de weerstand van de bevolking van het toenmalige West-Duitsland om aan Wiedergutmachung te doen. Slechts 5% van de West-Duitsers voelde zich in 1952 schuldig, slechts 29% meende dat de Joden recht hadden op enige vorm van schadevergoeding.
De auteur levert een boeiende en indringende zoektocht naar het oorlogsverleden van zijn oudere broer. Hij blijft met veel onopgeloste vragen zitten, wat ook het geval is voor miljoenen overlevenden van de Tweede Wereldoorlog. Het verhaal van het gezin Timm is niet uniek: het leeft in welhaast élke doorsnee Duitse familie.
Dit werk is ten zeerste aan te bevelen aan al wie geïnteresseerd is in de houding van de gewone Duitser tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.
Meer van Ignace Claessens
Dit werk is ten zeerste aan te bevelen aan al wie geïnteresseerd is in de houding van de gewone Duitser tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.