Diverse auteurs
Victor De Raeymaeker
Non-fictie
  • 722 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

31 januari 2023 Oog in oog met Hugo van der Goes. Oude meester, nieuwe blik.
In het Sint-Janshospitaal in Brugge loopt op dit ogenblik, nog tot 5 februari 2023, de tentoonstelling met als centraal voor- en onderwerp: “De Dood van Maria” van Hugo van der Goes, een schilderij dat voor het eerst weer tentoongesteld wordt na een vijf jaar durende grondige restauratie.
Het is een stemmige, interessante, uitnodigende tentoonstelling, in dat altijd weer verwelkomende oude hospitaal, waarin de jaren lijken weg te vallen en iedereen rustiger lijkt te worden en met gedempte stem gaat praten. Duidelijk in het centrum staat het schilderij schitterend te pralen, met rondom andere schilderijen, gebruiksvoorwerpen, documenten en op een bijna levensgroot scherm vijf hedendaagse kunstenaars die intelligent eigen inzicht en kennis aanbieden aan de voorbij wandelende bezoekers.
Dit boek is de weerspiegeling en aanvulling van de tentoonstelling, een soort catalogus-handleiding en vooral een informatief werk, met prachtige reproducties van (details van) het sprankelend, gerestaureerde schilderij, naast reproducties van andere schilderijen die diverse artikelen begeleiden en foto’s van de tentoongestelde gebruiksvoorwerpen die in verband staan met schilder, schilderij en periode waarin het meesterwerk ontstond. Met, natuurlijk, teksten over allerlei aspecten te maken met leven en oeuvre van de schilder, een fijnzinnig en gedetailleerd verslag van de restauratie.  
Wat “De Dood van Maria” zo belangrijk maakt, is dat het één van het gering aantal nog bekende werken van Hugo van der Goes is. Ze zijn allemaal ongedateerd en ongetekend, maar er bestaan heel wat vermeldingen die het met zekerheid aan Hugo kunnen toewijzen, bij benadering dateren en vooral, omdat dit het andere grote schilderij is van de meester dat met het Portinari Altaarstuk kon rivaliseren in belang en uitstraling, met het  “Lam Gods” van Van Eyck, dat waarschijnlijk het belangrijkste werk is van de Vlaamse Primitieven en één van de “grote” schilderijen uit de schilderkunst.
Van de schilder zelf is niet erg veel bekend, noch zijn exacte geboorte- of sterfdatum, noch de meesters bij wie hij in de leer ging, of hij een eigen atelier had, waar hij woonde, geen brieven. Maar wat we wel hebben, zijn twee uitzonderlijk sterke schilderijen naast een reeks “gewone” die allemaal anders zijn van stijl en opvatting. Van iemand die zoekend was, dus. Van dit gering aantal bewaarde en ongedateerde werken, waarvan er dus geen chronologie mogelijk is, zou je toch intuïtief  “De dood van Maria” na het Portinari altaarstuk op het einde van het leven van de schilder plaatsen. Intuïtie is natuurlijk, zelfs met een tamelijk uitgebreide kennis, niet voldoende om een werk met zekerheid te dateren. Provenance begint voor “De dood van  Maria” slechts in 1797. Wat je doet vermoeden dat het al die tijd, veilig weg van beeldenstorm, rabiate en gretige handelaars, op één en dezelfde plek bewaard werd als voorwerp van gebed en bezinning. De monnikengemeenschap van de Abdij Ter Duinen springt dadelijk in het oog.
Vermits er zo weinig met zekerheid over het leven van Van der Goes geweten is, werd en wordt daarover lustig op los gegist. Ook dit nadeel heeft weer zijn voordeel, want deze gissingen moeten ook in dit boek weergegeven worden, gewikt en gewogen. Daardoor krijgen we een kleurrijk beeld van “De Eeuw van Van der Goes” en het meest populaire verhaal over het grote genie dat – net zoals Van Gogh - na 15 jaar en uiterst actief werken en een “blitzcarrrière” in mindere of hogere mate aan waanzin onderhevig was, waarvan sporen zouden terug te vinden zijn in zijn schilderijen, ten onrechte in verband gebracht met zijn aanvallen van melancholie, die na zijn dood werden beschreven door zijn medebroeder Gaspar Ofhuys. Er wordt ook voorzichtig gesuggereerd dat het feit dat hij rijkelijk gebruik maakte van de uitzonderlijke toestemming om, zelfs in het klooster, wijn te drinken, in een bepaalde richting zou kunnen wijzen. In de 19e eeuw ontstond er zelfs het geromantiseerde verhaal waarin deze intrede werd gekoppeld aan de vermeende onbeantwoorde liefde.
Vermits de studie van zijn leven doorspekt is met zovele “misschiens”,  hou ik het bij de grootste gemene deler van zijn levensverhaaal: in het Gentse geboren, 1440, in opleiding bij één van de vele meesters (we weten niet wie), uit de echo’s die we kunnen opvangen uit documenten van die tijd, weten we dat hij een groot succesnummer was bij de rijkere bourgeoisie en individuele opdrachtgevers uit het kerkelijk milieu, dat hij schilder-vrijmeester werd in de Sint Lucasgilde en ronduit de belangrijkste schilder in Gent, dat toen samen met Brugge een rijke stad met wereldfaam was, en hij met schilders als Jan van Eyck en Rogier van der Weyden gerekend wordt tot de Vlaamse Primitieven.
Hij beweegt zich in de artistieke kringen van het Bourgondisch hof, schildert, samen met andere schilders, versieringen, wapenschilden en decoraties voor de vele feestelijke gebeurtenissen waar de Bourgondieërs zo goed in waren: Blijde Intredes, de viering van de Pauselijke Aflaat, huwelijken, overlijdens, portretten. Portinari, de flamboyante aandeelhouder van de Medicibank in Brugge, raadsheer van Filips De Goede en diens zoon, zal bij hem een altaarstuk bestellen dat grote ophef zal maken en meteen zijn invloed zal tonen op de schilderijen van die dagen. Vanaf 1483 speelde de aanwezigheid van dit meesterwerk in Florence een rol in de ontwikkeling van het realisme en het kleurgebruik in de Italiaanse renaissancekunst. Nogal een prestatie, want Da Vinci was er al druk bezig de grote, moderne Renaissance-revolutie te ontketenen.
Hugo van der Goes komt onder de invloed van De Moderne Devotie van Geert Grote, een zeer populaire, wijdverspreide stroming binnen de Kerk, die individuele geloofsbeleving, streng ascetisch bestaan, in afzondering leven  predikt. Op dit hoogtepunt van zijn succes besluit hij lekenbroeder te worden en in te treden in het Rode Klooster in het Zoniënwoud nabij Brussel. Met weinig succes zoverre het de regels van de moderne devotie betreft. Hij mocht blijven schilderen, want afbeeldingen waren onderdeel van de visie van Geert Grote, want ze en droegen bij tot het verduidelijken van het christelijk geloof. Hij mocht ook wijn drinken, op reis gaan (alhoewel enkel in opdracht) en hoog bezoek ontvangen. Voor een man van zijn positie en kunde bleek dat leven van ascese en afzondering eigenlijk onmogelijk. Aartshertog Maximiliaan komt hem bezoeken en hij moet naar Leuven om er een schilderij van Bouts te schatten of verder af te maken.
Hij krijgt een zenuwinzinking en doet een zelfmoordpoging. Daarna lijdt hij blijkbaar aan herhaalde zenuwinzinkingen in de laatste jaren van zijn leven en hij sterft in 1482 of 1483? Hugo wordt begraven in het atrium van het klooster in de openlucht. De legende van de geniale geesteszieke schilder kon nu beginnen met zich te verspreiden. Wat geen legende is, is het feit dat er een groot aantal werken van hem verdwenen is. Gelukkig zijn er de “Portinari” en de “Maria op sterfbed”, meesterwerken met de ongewone monumentaliteit van de personages en het zeer genuanceerd, subtiel kleurenpalet, die ruim volstaan om de “legende” van der Goes in een feit te veranderen.
En zoals we met eigen ogen kunnen zien in de tentoonstelling en in dit boek, kunnen we een 540 jaar oud schilderij bewonderen en ervan genieten. De illustraties in het boek zijn een genot om naar te kijken. Ze zijn bewonderenswaardig kleurgetrouw met bovendien vergrotingen van wat je op het schilderij niet te zien krijgt.

Het boek geeft je uitgebreid alle mogelijke inlichtingen, zowel over het schilderij, het leven en oeuvre van Van der Goes, de restauratie, vergelijkingen met andere schilders, geschiedkundige omstandigheden met visuele cultuur, vermeldingen in archiefdocumenten, het bewaard oeuvre met reproducties, verspreiding en navolging, zingeving en spiritualiteit.
Opmerkelijk is ook het feit dat er uitgelegd wordt wat er op zekere schilderijen afgebeeld is. Een noodzaak die langzaam begint door te dringen, omdat het gemiddeld publiek dat naar religieuze schilderijen komt kijken niet meer weet wat daar “verteld” wordt na de recente ontkerstening van het Westen. Elke religieus getinte afbeelding heeft van nu af uitleg nodig, zowel in boeken zoals dit als in rondleidingen met gidsen. Dat is trouwens een dankbaar iets, want het horen van het “verhaal” roept verrassende aha reacties op.
De interpretatie van “De dood van Maria” is die van het apocriefe, in de Middeleeuwen zeer wijdverspreide verhaal van Maria, die op haar sterfbed de twaalf apostelen tot zich roept. Ze komen, met als vervoermiddel een wolk, vanuit alle hoeken van de aarde. Haar zoon verschijnt eveneens, alhoewel ongezien door de apostelen. Waarna ze ten hemel vaart. Op het schilderij ligt een doorschijnend, bijna wit gelaat van Maria met een nog wittere hoofddoek, waar heel subtiel enkele haartjes uit te voorschijn komen, op een wit kussen, witte gevouwen handen waarvan de vingers elkaar bijna ontastbaar aanraken, op een onbeschrijflijk blauw van het kleed, met al die hoogst subtiele schakeringen. Kijk naar de voeten van de apostels, tot in detail geaderd en levensecht. De apostels staren, verdriet in hun ogen, want ze beseffen dat Maria aan het sterven is. Ze zien misschien ook het verleden, hoe ze optrokken met Jezus en met Maria, zoals in de bruiloft van Kanaän, Jezus stervend aan het kruis, dan in haar armen. Ze zien Christus niet, omringd door Engelen, die zijn moeder komt halen en opnemen in de hemel. Ze staren verwezen en kijken zelfs niet naar Maria.
Petrus, priester en paus, houdt de kaars vast waarvan het vlammetje zal uitgeblazen worden bij de laatste ademtocht van Maria. Achter het gordijntje, een glimmend koperen lampje, de plankenvloer, de paternoster met kralen en kruisje, handen altijd zo uitdrukkingsvol.

Nu, na de restauratie, zien we in dit boek een 540-jarig oud paneel dat toch fris en nog zo veel mooier is dan voorheen, met kleurennuances die zo subtiel en zacht zijn in tegenstelling met het “oude” schilderij. Je kan niet anders dan genieten van de minutieuze, professionele, grondige en verantwoordelijke manier waarop de restauratie uitgevoerd werd. De tekst daarover in het betreffende hoofdstuk spreekt boekdelen.

Oog in oog met Hugo van der Goes begeleidt in alle aspecten de tentoonstelling, maar is ook op zichzelf een volwaardig boek over leven en werk van deze schilder.

Victor De Raeymaeker
Met tekstbijdragen van Matthias Depoorter, Lieven De Visch, Marijn Everaarts, Sibylla Goegebuer, Griet Steyaert en Anne van Oosterwijk.
Diverse auteurs
Victor De Raeymaeker
Non-fictie
-
_Victor De Raeymaeker - Recensent
Meer van Victor De Raeymaeker

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies