17 oktober 2023
De innerlijke ervaringswereld als levenskunst. Over Jos Kessels’ muziekesthetica
Wovon man nicht reden kann, darüber muss man schweigen. (Ludwig Wittgenstein)
'Ik fantaseer niks, ik drijf gewoon genietend mee en voel niet de behoefte om verder iets onder woorden te brengen,’ zo betoogt een vriend van mij die liefhebber is van klassieke muziek. Je hoeft ook helemaal niet over muziek en je eigen ervaring bij het luisteren te praten, maar voor degenen die dat wel willen doen: hoe doe je dat dan?
Ondanks Wittgensteins bewering waagt musicus en filosoof Jos Kessels zich eraan: hij wil taal geven aan muziek, of beter nog: hij wil kunnen beschrijven wat mensen ervaren wanneer ze naar muziek luisteren of zelf muziek maken, want dan luister je ook naar muziek. 'Over de muzikale ervaring kun je alleen spreken in termen van metaforen en beelden, onalledaagse vergelijkingen en uitdrukkingswijzen.’ (p. 11) Zo ziet dat eruit als hij schrijft over zijn innerlijke ervaring bij het spelen van de jazzklassieker Autumn Leaves: Onder invloed van de muziek word ik een avonturier, gespecialiseerd in onbewoonde eilanden, open vlaktes, afgelegen grotwoningen. Het ene moment ben ik een vagebond in een volle stad met jazzcafés, verloren boekwinkeltjes, kleine pleintjes met bistro’s. Pal daarop zit ik in een bootje op de puntgolf van een melodie, midden op zee onder het uitspansel, dobberend op open water, zonder land in zicht. (p. 66)
Ik kende het nummer niet. Met hulp van internet is dat snel te vinden. Ik hoor kitscherige zoetsappige achtergrondmuziek in een restaurant. Ik heb het nummer niet eens uitgeluisterd… Ik kan mij er niet toe zetten te luisteren, hoezeer me dat ook spijt, want ik wilde het graag. Het lezen over Kessels ervaring boeit me dan weer wel. Welke muziek je aanspreekt is zowel zeer persoonlijk als bepaald door jouw sociale netwerk. Hoewel de muziek die ik mooi vind niet tot een genre is beperkt, vind ik het aanhoren van muziek die mij niet aanstaat een verzoeking.
Nu ik toch over muziek schrijf, leg ik hier aan de lezer mijn naïeve muziekvraagstuk voor dat ik al heb sinds ik een jaar of tien ben: in de popmuziek zit dikwijls een fijn refrein met een loopje dat lekker in het gehoor ligt. Daartussen liggen de saaie coupletten. Waarom zijn er geen songs met alleen refreinen? Of neem de Carmina Burana, van Carl Orff. Die begint met de climax en daarna moddert het stuk nog bijna een uur door. Kessels’ Taal geven aan muziek. Een nieuwe harmonieleer (2023) is geschreven uit verwondering over het gebrek aan aandacht in de musicologie voor de individuele ervaring van muziek bij de luisteraar. De aandacht in de musicologische studie gaat vooral uit naar het formalisme: de technische beschrijving van wat het stuk is, hoe het is opgebouwd, de uitvoering, wat de structuur is, wat de invloeden zijn, de biografie van de componist, et cetera. De ervaring van de luisteraar ontbreekt aan de academische horizon. Het doet mij denken aan de academische studie van de filosofie die zich ook kenmerkt door formalisme en waarin geen enkele aandacht is voor de individuele ervaring en voor wat filosofie teweeg kan brengen in iemands leven. Overigens niet alleen bij filosofie: ook bij kunstgeschiedenis was er tijdens mijn studie in Leiden geen enkele aandacht bij de docenten voor de ervaring van kunst, met uitzondering van Antoine Bodar bij het vak theoretische kunstgeschiedenis. Karel van het Reve had al in zijn notoire Huizinga-lezing zijn beklag gedaan over de dorre manier waarop literatuurwetenschappers over literatuur schrijven. Kunst en filosofie komen pas tot leven als er emotioneel iets gebeurt in het brein van de beschouwer. Kessels wil die lacune dichten door als filosoof na te denken over hoe woorden te geven aan je diepste zielenroerselen zoals die door kunst en met name muziek worden opgewekt. 'Poëzie is de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie,’ aldus dichter Willem Kloos. Als muziek ook de expressie is van de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie zouden we dan niet over muziek moeten praten, maar dichten?
'Toen ik ooit rechten studeerde, ging het zelden over rechtvaardigheid, laat staan mijn eigen denkbeelden daarover. Ik volgde een tijdlang colleges kunstgeschiedenis, waar met geen woord werd gerept over wat schoonheid is. Toen ik zelf filosofie gaf aan de universiteit, was het stilzwijgende beleid dat studenten die uit begeerte naar wijsheid kwamen uitzoeken wat de zin van hun leven was in het eerste studiejaar konden afvallen. De essentie van een vak wordt dus wel vaker genegeerd.’ (p. 10). Nu ik zelf filosofie doceer probeer ik juist wel aandacht te hebben voor de motivatie van studenten en hun zoektocht naar wijsheid en zingeving.
'Taal is niet in staat weer te geven wat er met je gebeurt als je luistert naar muziek. Hoe helder en duidelijk de muzikale klanken ook zijn, je kunt je beleving ervan niet goed onder woorden brengen, net zomin als je dromen of geuren en kleuren kunt beschrijven. Alles wat je erover zegt, klinkt flets; het doet geen recht aan het bijzondere van je ervaring, je emotie.’ (p. 9) Zo begint Kessels zijn boek, maar toch wil hij een poging wagen omdat, in mijn woorden, het taal geven aan muziek de ervaring van het luisteren naar muziek verdiept. Als je schrijft over iets wat je hebt meegemaakt, ontdek je ook meer wat je precies hebt ervaren. Door (talige) reflectie verdiep je je beleving en belevingswereld. Hoe beter je je kunt uiten met een toepasselijk vocabulaire en een rijkdom aan metaforen en associaties, hoe beter dat lukt. De essentie van het menszijn is – volgens Daniel Dennett in zijn boek From Bacteria to Bach and Back – taligheid. Naast taal hebben mensen ook cultuur van een totaal andere orde dan andere dieren. Muziek, schilderkunst, theater, literatuur: het zijn menselijke cultuuruitingen die de ervaring van wat het is om te leven naar een ander plateau tillen. Mensen leven niet alleen, maar zijn zich bewust van hun leven en kunnen hun leven ook beleven en kunnen met cultuur kleur en diepte geven aan hun leven. In mijn boek Denken in het donker dat een esthetica van modern (dans)theater is, betoog ik ook dat het schrijven en praten over een voorstelling een meerwaarde heeft in de ervaring van dat stuk.
In muziekrecensies mist Kessels hoe de recensent werd aangesproken door de muziek; er wordt niet vermeld 'wat er met hem of haar gebeurde bij het luisteren, de subjectieve inkleuring en betekenisgeving, komt niet ter sprake.’ (p. 20). Kessels gaat te rade bij de filosofische methode van de door Edmund Husserl ontworpen fenomenologie waarbij de subjectief ervaren werkelijkheid centraal staat. Kessels beschrijft fenomenologie als: 'het nauwkeurig beschrijven van de ervaring van een verschijnsel, in een taal die zelf werkelijkheid creëert.’ (p. 27) Kunstuitingen geven inkijk in de uitingen van de subjectief beleefde wereld van andere mensen waardoor onze eigen belevingshorizon wordt verbreed.
Nadenken levert inzichten op. Kessels geeft het verschil tussen taal en muziek mooi weer: 'Taal is afstandelijk. Haar grote kracht, verwijzing (de notatie), is tegelijk haar grote zwakte: de gevoelswaarde (connotatie; sommigen zouden zeggen: de evocatie) is slecht ontwikkeld. Bij muziek is het omgekeerd: zij kan niet rechtstreeks beschrijven, haar verwijzing is beperkt, maar haar gevoelswaarde is des te sterker: zij kan de gevoelswaarde van een betekenisstructuur met grote precisie oproepen.’ (p. 52)
Ik ben bang voor muziek, om twee redenen. Ten eerste, muziek raakt mij zo diep dat het pijn doet en ik er tot tranen toe door geroerd word. Ik ben bang voor muziek omdat het mij ontregelt. Ten tweede, de meeste muziek vind ik naar en storend. Van reclame op de radio word ik helemaal gallisch. Muzak in winkels en hotels vind ik gekmakend. Dan verkies ik stilte.
Muziek is een ervaring: er gebeurt iets in je, er is een emotionele respons, een affect, er ontstaan associaties, herinneringen, stemmingen. Wanneer je muziek kiest – juist om een bepaalde stemming op te roepen of te versterken – heeft die muziek een andere impact dan luisteren naar drukke verkeersgeluiden of stadsgeluiden. Muziek is door mensen gemaakt juist om die emoties bij anderen op te roepen. Muziek is een vorm van affectieve communicatie: er worden stemmingen en gevoelens overgebracht die je in woorden niet, of in ieder geval niet op die manier, kunt overdragen.
'Muziek is de steen des aanstoots van de kennistheorie’ schrijft Kessels aforistisch: 'Zij laat je dingen weten die je officieel niet kunt weten. 'In de rationalistische epistemologie draagt muziek geen kennis over. Muziek kan wel een emotionele respons teweegbrengen. Het zou interessant zijn om te zien in hoeverre de respons universeel of cultureel bepaald is. Van discokrakers ga je als vanzelf bewegen en dansen (probeer maar eens stokstijf te luistern naar Staying alive of Do the twist) of muziek die opzwepend is (We will rock you! Of Enter Sandman) of muziek die melancholisch maakt (Laat me! in de uitvoering van Wende) of droevig (Mozarts Requiem, Angie) of vrolijk (What a wonderful world, Mambo number 5).
'Denkfiguren’ noemt Kessels zijn dromerige associaties bij muziek die hij voor zichzelf opschreef. Voor een buitenstaander zijn ze ontoegankelijk want onbegrijpelijk. Het doet denken aan de surrealistische schilders die trachten hun droombeelden te schilderen waardoor je een visuele inkijk in de droomwereld van anderen krijgt, zoals bij Dali en hier te lande, Moesman. Liedteksten zijn doorgaans enigszins begrijpelijk, maar wie drugs gebruikt bij het componeren komt bij vreemde denkfiguren. Denk aan Isis van Bob Dylan, dat is een prima verstaanbare droomwereld. Kessels vraagt zich af of het op schrift stellen van die muzikaal geïnspireerde denkfiguren wat toevoegt aan de ervaring van de muziek zelf. Liedteksten zijn wel degelijk talig (al is het ene lied beter verstaanbaar dan het andere). Als mensen luisteren naar dezelfde muziek, horen ze dan hetzelfde? En: ervaren mensen hetzelfde? Als mensen luisteren naar dezelfde muziek dan horen ze niet hetzelfde En: ervaren ook niet hetzelfde. De innerlijke beleving is bij ieder mens anders. Maar je kunt denk ik wel jouw innerlijke belevingswereld verrijken als je meer associaties hebt en meer kennis over wat je ervaart en meer onder woorden kunt brengen wat je ervaart. Wat iemand ervaart bij een museumbezoek is afhankelijk van achtergrondkennis, maar ook of iemand een motivationeel haakje heeft. Zonder dat stroomt alles langs je heen, of het nu beeldende kunst is of muziek. Naast motivatie is een taal volgens Kessels noodzakelijk: 'Zolang je niet in staat bent iets van je muziekervaring onder woorden te brengen, kan die ervaring geen rol spelen, noch in het gesprek met jezelf noch in dat van anderen.’ (p. 132)
'Woorden hebben geen kracht als ze het hart en de verbeelding niet aanspreken’ (p. 181). Kenmerkend voor een saai college is dat er weliswaar kennis wordt gedeeld, maar het hart en de verbeelding van de studenten niet worden aangesproken. De kunst van de welsprekendheid – de retorica – richt zich juist op het hart van de toehoorder. De toehoorder is geboeid en opent daardoor de luiken van de geest. Wie geboeid bij een college luistert, valt niet in slaap en droomt niet weg. Wie geboeid naar muziek luistert die het hart raakt, kan echter juist wel wegdromen. Saaie colleges kunnen ruimte geven aan dagdromen en denkfiguren die er bij een boeiende voordracht niet zijn. Aan de andere kant moeten we de kracht en functie van saaie voordrachten niet onderschatten. Zo heb ik tijdens het volgen van saaie colleges heel wat dingen gedacht, bedacht, uitgedacht, gepland, denkpaden verkend, gedroomd en rondgelopen in (erotische) droomwerelden. Wie zich verveelt, heeft misschien wel een te kleine belevingswereld waardoor er altijd stimulatie van buitenaf nodig is.
Kessels concludeert dat 'taal geven aan muziek de ervaring daarvan juist intensiveert en verrijkt’ (p. 199). Ik denk dat dat niet alleen geldt voor de muziek en zelfs niet alleen voor alle ervaring van kunst en cultuur, maar voor de innerlijke ervaring überhaupt. Door taal te geven aan jouw innerlijke ervaring creëer je die innerlijke ervaring. Het filosofisch en esthetisch instrumentarium en jargon bieden handvatten om woorden te geven aan je ervaring die verder gaan dan kwalificaties als mooi, leuk, stom, lelijk. Het esthetische instrumentarium is daarmee een katalysator voor het ontwikkelen van de innerlijke ervaring. Veel mensen willen reizen en zo veel mogelijk van de wereld zien. Uiteindelijk gaat het erom hoe je de wereld van binnen ervaart. Iemand kan een rijk innerlijk leven hebben en in zijn huis in Doorn met de stofzuiger aan een rijk literair oeuvre schrijven, maar je kunt ook een globetrotter zijn met een lege innerlijke ervaring. Het gaat uiteindelijk om de innerlijke ervaring en de subjectieve belevingswereld. Het leven is niet wat je allemaal gedaan hebt, maar hoe je de dingen hebt beleefd en hoe je de ervaring innerlijk vorm geef.
Kessels ontwikkelt niet alleen een muziekesthetica die zich richt op het belang van het onder woorden brengen van de innerlijke ervaring van muziek, maar ook een muziekpedagogie: dat je jezelf met hulp van muziek innerlijk kunt verrijken en dat je daarom jouw muzikale horizon moet verkennen. Kessels lijkt te suggereren dat klassieke muziek en jazz zich beter lenen voor innerlijke verbeelding dan (een deel van de) popmuziek.
Dit is een bruggetje naar de muzieksociologie (die Kessels niet behandelt): laat me jouw playlist zien en ik zal zeggen wie je bent. Welke muziek je beluistert zegt iets over jouw culturele achtergrond, sociale klasse, opleidingsniveau en soort opleiding, maar ook over jouw politieke en zelfs morele ideologie. Zo schrijft Kessels dat hij een afkeer heeft van dixielandmuziek omdat het VVD-muziek is. Dat is natuurlijk uitsluitend een niet-muzikaal criterium. Gelovigen luisteren meer naar gospel dan ongelovigen. Sommige muziekgenres correleren veel sterker met drugsgebruik dan anderen. De kans dat Bach uit de speakers galmt als een Volkswagen Golf met 200 km over de ring raast is vrij klein. Sommige rockmuziek wordt door militairen tijdens gevechten gedraaid. Bij een bokswedstrijd klinkt geen kamerorkest. In de studeerkamer van een geleerde klinkt geen death metal. (Het gaat hier om gemiddelden, uitzonderingen kan iedereen bedenken). NRC-lezers luisteren doorgaans naar andere muziek dan Telegraaf-lezers. Leerlingen van het middelbaar beroepsonderwijs luisteren naar andere muziek dan kunstgeschiedenisstudenten.
Tijdens het schrijven van dit essay luisterde ik naar het Island Tiersen gespeeld door de pianist en componist Jeroen van Veen. Ik vind het moeilijk om erover te schrijven. De muziek ontroert me tot tranen toe. Het maakt me kalm en emotioneel tegelijk. De pianosolo geeft rust en overzicht. De minimal music heeft de cadans van een heldere bergbeek. Ik voel het vooral ook lichamelijk. Een plezierige pijn. Maar vooral toch een pijn. Zo mooi kan het leven zijn. Zo vreedzaam. Kalm. Diep. Waar zenmeditatie pijnlijk is en mij vooral onrustig maakt, kalmeert deze muziek mij. De logica van de voortstuwende melodie geeft voldoening. Het is alsof je al vast vooruit kunt lezen – zoals vroeger op school tijdens het voorlezen en meelezen. Ik voel me opgenomen in een groep van vriendelijke vrije mensen die lachen en dansen, en elkaars handen vasthoudend rondzwieren. Dan weer loop ik op een zandstrand met een frisse en heldere lucht, zand onder mijn blote voeten.
Als extra component bij mijn filosofievakken heb ik een zogenaamde bildungvariant waarbij studenten zich cultureel kunnen ontwikkelen. Een van de dingen die we doen naast een roman lezen, een dagboek bijhouden, drie voorwerpen naar keuze uit het Centraal Museum kiezen, foto’s maken die jouw beeld op de wereld tonen, iets moreel goeds doen, twee elkaar tegensprekende voordrachten bekijken en bediscussiëren, is om ieder drie muzieknummers te kiezen en dan naar elkaars muziekkeuze te luisteren en de muziek met elkaar te bespreken. De keuzes die studenten maken zijn divers, maar het aandeel klassieke muziek is minimaal. Voor veel studenten ligt muziek hen na aan het hart en maakt muziek deel uit van hun identiteit. Het luisteren naar elkaars muziek en horen wat mensen in de muziek aanspreekt of waarom ze daarvoor gekozen hebben om die te delen, vinden ze heel mooi. Vaak wordt er een playlist gemaakt met alle nummers van de studenten en blijven studenten naar elkaars keuzes luisteren. Ik doe zelf ook mee en ik heb in de loop der jaren veel voor mij nieuwe muziek gehoord. Mijn muziekhorizon is er aanzienlijk door verbreed.
Meer van Floris van den Berg