5 juni 2024
'Blijven knokken voor het vrije denken'
Een gesprek met Anton van Hooff, classicus en vrijdenker
Ik zoek Anton van Hooff op in Nijmegen. Hij woont er samen met zijn vrouw in een ruim appartement vol boeken. Ik zie veel werken van Griekse en Romeinse auteurs, maar van Hooff is een veellezer. Momenteel zit hij verdiept in de dagboeken van Anna Haag (1888-1982). Ze hield ze tijdens de Tweede Wereldoorlog in het geheim bij, in haar Duitse moedertaal. In het Nederlands zijn ze recent vertaald onder de titel Vreemdeling in eigen land (2023). De Duitse titel vindt Van Hooff beter: Denken ist heute überhaupt nicht mehr Mode. Hij dringt erop aan dat ik het boek lees. Anna Haag was een zeer bijzondere dame. Ze was sterk gekant tegen het nationaalsocialisme en Hitler, die ze van meet af aan een charlatan noemt. Net zoals Anton van Hooff, was ze maatschappelijk en politiek geëngageerd. Ze zette zich in voor vrouwenrechten en voor het pacifisme. Van Hooff bewondert Anna Haag. Ze bleef zichzelf onder Hitler, een voorbeeld van authentiek vrijdenken.
JB: Je bent geboren op 6 oktober 1943 in Den Haag, wat betekent dat je vorig jaar tachtig werd. Ben je in Den Haag ook opgegroeid?
AvH: Inderdaad. Ik was een oorlogskind, geboren en getogen in een arbeiderswijk in Den Haag. In onze tijd is het een immigrantenwijk. Vrijwel iedereen in de buurt stemde rood, behalve mijn familie. Die was immers katholiek. We behoorden tot een Roomse enclave die zichzelf als meer correct in de katholieke leer zag dan de geloofsgenoten van bezuiden de grote rivieren. Ongeveer twintig procent van de inwoners van Den Haag toentertijd was katholiek. De samenleving was nog zeer verzuild, je ontmoette zelden of nooit andersgezinden. Er waren ook wel mensen die we de 'niksen' noemden. Daar keken we op neer, want ze geloofden in niks. Ik had een protestants vriendje waarmee ik medelijden had, aangezien die niet in de hemel zou geraken na zijn dood. Ik deed mijn eerste communie, mijn plechtige communie, ontving het vormsel en ging naar katholieke scholen. Gaandeweg nam ik daar afstand van, maar ik ben helemaal niet verbitterd over mijn jeugd, er is geen rancune zoals bij ex-gereformeerden. Voormalige katholieken hebben het doorgaans minder moeilijk met hun gelovige verleden. De middelbare school was al een stap vooruit, omdat er zowel jongens als meisjes waren. Een gemengde school, dat was in die tijd zeer bijzonder. Ik was altijd de eerste van de klas, het was normaal dat ik daarna zou verder studeren. Daarbij heb ik veel te danken aan de sociaaldemocratie, die het mogelijk maakte dat ik naar de universiteit kon. Van huize uit was daar geen geld voor. Mijn vader was een arbeider en mijn moeder had geen werk. Het waren arme jaren, na de oorlog, de jaren vijftig, vergelijkbaar met het Rusland dat ik in 1990 voor het eerst bezocht. Ik herinner me de sfeer van pessimisme en defaitisme die er heerste. Vanaf de jaren zestig ging het beter. Mijn ouders konden toen een televisie kopen en andere zogenaamde luxeproducten.
JB: Je studeerde klassieke talen aan de Universiteit Nijmegen. Toch een heel eind weg van Den Haag. Wat lokte je naar Nijmegen?
AvH: Ik begon in 1962 met mijn universitaire studies, inderdaad klassieke talen. Die volgde ik al in het middelbaar, waar mijn liefde zich ontwikkelde voor klassieke auteurs. In het bijzonder voor Tacitus, die vaak nogal cynisch uit de hoek komt. Voor Plato voelde ik niet veel. Aan de universiteit leerde ik het werk van Karl Popper kennen, meer bepaald zijn boek De open samenleving en haar vijanden. Daarin geeft hij een striemende kritiek op Plato, ik bevond me dus in goed gezelschap wat het gebrek aan respect voor Plato betreft. De Universiteit Leiden was dichterbij, maar ik wou net weggeraken van thuis en van Den Haag. Ik zocht vrijheid. Een derde van studenten van de Universiteit Nijmegen bestond toen nog uit katholieken uit het westen, maar ik maakte er ook kennis met studenten uit Limburg en andere streken die ik nog niet kende. Ik was zeer actief in studentenverenigingen, werd voorzitter van een studentenclub en was ook syndicalistisch geëngageerd. Later zetelde ik in de gemeenteraad van Nijmegen, voor de Partij Van de Arbeid. Ik deed mee aan betogingen, zelfs in Gent, om de eis voor onafhankelijkheid van Congo te steunen. Toch vond ik ook de tijd om veel te lezen en hard en plichtmatig te studeren. Mijn besef dat de gemeenschap voor mijn studies betaalde, was voor mij een extra motivatie om het niet te verknallen. Na vijf jaar studeerde ik cum laude af. Wat ik zeker nog wil vermelden is dat ik aan de universiteit een grote liefde voor Epicurus opdeed. Mijn vrouw, die ook klassieke talen studeerde en van Letse afkomst is, vertaalde Epicurus naar het Lets.
JB: Aan de universiteit in Nijmegen viel je van je geloof af. Hoe ging dat? Wat zette je aan het twijfelen?
AvH: In het eerste jaar las ik heel het Nieuwe Testament in het Grieks. Dat deed ik omdat ik de kern van het christelijk geloof wou leren kennen. Ik realiseerde me al snel: het is allemaal mythologie. De geloofstwijfel en de daaropvolgende afvalligheid volgden onvermijdelijk. Ik ondervond daarover geen psychische problemen, ik had geen innerlijke worsteling van welke aard ook. Het was eerder pijnlijk voor mijn ouders dan voor mijzelf. Ik heb later overigens nooit meer getwijfeld over religieuze kwesties. Sinds mijn studententijd was ik er klaar mee. Dat geldt trouwens ook voor mijn mening over de monarchie. Voor mijn generatie was dat nog niet zo vanzelfsprekend, het is eerder typerend voor mensen die vijftien jaar later studeerden. De ontkerkelijking deed zich vooral in de jaren zeventig voor.
JB: Je behaalde in 1971 je doctoraatsdiploma met een verhandeling getiteld 'Pax romana. Een studie van het Romeinse imperialisme'. Waarom de keuze voor dit onderwerp?
AvH: Ik maakte dat doctoraat eerder uit eigen beweging, als het ware om mijn studie af te ronden. Ik deed in diezelfde periode al allerlei andere dingen. Ik trouwde in 1967 en was politiek actief. Al snel hadden we drie kinderen. In die periode oefende ik een job in het middelbaar onderwijs uit, als leraar Latijn en Grieks. Het onderzoek voor mijn doctoraat speelde zich af in de jaren van de Vietnamoorlog, ik zag veel gelijkenissen met de oudheid. Ook de Romeinen deden aan demonisering van de vijand, zagen gevaren die er niet waren, hadden schrik voor prestigeverlies enzovoort. Ik heb altijd graag bruggen geslagen tussen de oudheid en de moderne tijd. De mensen in het verleden waren net zo menselijk als wij nu zijn.
JB: Je was zes jaar lang leerkracht in het middelbaar, waarna je lerarenopleider werd, tot er een aanbod kwam van de Universiteit Nijmegen, die sinds begin jaren 2000 officieel de Radboud Universiteit heet. Wat hield je werk als hoofddocent in?
AvH: Ik doceerde oude geschiedenis, vooral de Griekse en Romeinse. Ik was ook betrokken bij de lerarenopleiding klassieke talen. Mijn studenten waren classici en historici.
JB: Ondanks die voltijdse job vond je toch de tijd om meerdere boeken te schrijven. Ik vermeld er een achttal:
Zelfdoding in de antieke wereld (1990), De vonk van Spartacus: het voortleven van een antieke rebel (1993), Nero & Seneca. De despoot en de denker (2010), Athene. Het leven van de eerste democratie (2011), Marcus Aurelius. De keizer-filosoof (2012), Klassiek. Geschiedenis van de Grieks-Romeinse wereld (2013), Keizers van het Colosseum. Vespasianus, Titus en Domitianus (2014), Sterven in stijl. Leven met de dood in de klassieke oudheid (2015)
Zit er een favoriet boek tussen?
Zelfdoding in de antieke wereld (1990), De vonk van Spartacus: het voortleven van een antieke rebel (1993), Nero & Seneca. De despoot en de denker (2010), Athene. Het leven van de eerste democratie (2011), Marcus Aurelius. De keizer-filosoof (2012), Klassiek. Geschiedenis van de Grieks-Romeinse wereld (2013), Keizers van het Colosseum. Vespasianus, Titus en Domitianus (2014), Sterven in stijl. Leven met de dood in de klassieke oudheid (2015)
Zit er een favoriet boek tussen?
AvH: Als ik er een moet kiezen, dan het boek over zelfdoding, alleen al omdat het is vertaald in het Engels en nog steeds in druk is. Ook mijn boek Sterven in stijl was belangrijk. Ik nam vaak deel aan debatten over euthanasie en levensbeëindiging. Mijn kennis van de opvattingen daarover in de oudheid kwam vaak goed van pas. Ik ben overigens nog steeds betrokken bij dergelijke disputen. De huidige Nederlandse wet over euthanasie vind ik niet optimaal. Als een arts euthanasie uitvoert, pleegt hij feitelijk een misdaad waarvoor hij dan 'verontschuldigd' kan worden. Dat is ethisch en juridisch niet optimaal. Op mijn boek over de democratie in Athene ben ik ook fier. Ik hou ervan om verbanden te leggen en vergelijkingen te maken tussen de oudheid en het heden.
JB: Je schreef en schrijft ook tal van columns en essays in weekbladen, tijdschriften en kranten, vooral in de Gelderlander. Die teksten zorgen vaak voor controverse?
AvH: Welja, die columns gaan over van alles en nog wat. Vaak pik ik in op de actualiteit, dat ligt soms gevoelig. Zo bijvoorbeeld liet ik me al vroeg kritisch uit over Israël, wat me felle tegenkanting opleverde. Ook mijn bijna-naamgenoot Antoon van Hooff, indertijd directeur van de dierentuin in Arnhem en populair als tv-presentator over dieren, kreeg soms kwade brieven die voor mij bedoeld waren. Ik schrijf ook geregeld populariserende historische stukken en stuur lezersbrieven op naar kranten, zoals naar het NRC. Als je een goed onderbouwde mening hebt, dan doe je er goed aan die te uiten. Schrijven is een belangrijke vorm van zingeving van me. Sedert ik met pensioen ben, schreef ik al elf boeken en ik ben nog niet van plan om te stoppen.
JB: Van 2009 tot 2015 was je voorzitter van de Vrijdenkersbeweging De Vrije Gedachte. Je bent er tot op vandaag actief bij betrokken. Wat doet die vereniging precies? En waarom is ze ooit opgericht?
AvH: Het is de oudste vrijdenkersvereniging ter wereld. Ze bestaat sinds 1856 en begon onder de naam De Dageraad. Multatuli was een van de vroege leden. Hij maakte er een atheïstische vereniging van. De Vrije Gedachte wil uitgesproken atheïstisch zijn, om het onderscheid te maken met het Nederlandse Humanistisch Verbond, dat te veel respect voor religie heeft en bijvoorbeeld jongensbesnijdenis niet wil afkeuren. We bepleiten een strikte scheiding tussen kerk en staat, en we zijn tegen zogenaamde 'vrije' scholen. We beklemtonen het belang van het redelijke denken, en zijn bijgevolg ook tegen kwakzalverij, antroposofie en andere vormen van zweverigheid. We werken soms samen met Stichting Skepsis, die ook kritisch is tegenover allerlei vormen van irrationalisme, maar wel minder focust op religie.
JB: In 2023 werd je verkozen tot Vrijdenker van het jaar. Wat betekent het vrije denken voor jou?
AvH: Op zijn minst houdt het in dat ik kritisch blijf tegenover religie. Vroeger dacht ik dat het geloof in goden vanzelf zou uitsterven, dankzij wetenschap en onderwijs, maar dat bleek niet het geval. Dat maakte me ook meer tot een activist, omdat ik me stoor aan hoe religie positieve evoluties tegenwerkt, denk bijvoorbeeld aan zelfbeschikking over het levenseinde, maar ook aan hoe ze gruwelijkheden in stand houdt, zoals jongensbesnijdenis. Religie neigt spontaan naar intolerantie, ze denkt immers de waarheid in pacht te hebben. Daarom is een sterk tegengewicht nodig, en dat vind je in het vrije denken. Ik kan moeilijk respect opbrengen voor religie, de geloofsinhouden zijn veel te onzinnig daarvoor.
JB: Je bent een republikein, en lid van het Republikeins Genootschap. Wat betekent het voor je om republikein te zijn?
AvH: In Nederland zijn de meeste vrijdenkers republikeinen. Er is een republikeins genootschap, waarvan ik uiteraard lid ben, samen met enkele duizenden anderen. In lezingen en teksten pleit ik voor het herstel van de republiek uit het verleden. Nederland is een democratie, daar hoort geen monarchie bij. In de grondwet staat dat iedereen in principe in aanmerking komt voor om het even welke functie, dus moet elke burger ook koning of koningin kunnen worden. Dat kan in de praktijk natuurlijk niet, bijgevolg is de monarchie in strijd met de grondwet. De monarchie is overigens ook vanuit humanitair oogpunt problematisch. Zo bijvoorbeeld is prinses Amalia al voorbestemd vanaf de geboorte om staatshoofd te worden. Dat gaat in tegen haar vrijheid en autonomie. Het republicanisme staat tegenwoordig wat sterker in Nederland, onder meer omdat Willem-Alexander een paar keer uit de bocht is gegaan. Studies tonen aan dat de steun voor het koningshuis afneemt.
JB: Religie, complotdenken, pseudowetenschappen en andere vormen van irrationalisme duiken overal op. Gaat het de verkeerde kant op met het vrije denken?
AvH: Het blijft in elk geval een voortdurende strijd. Vergeet ook woke niet, dat vaak ook ingaat tegen redelijkheid en de vrijheid van mening(suiting). Vaak is het vechten tegen de bierkaai. In mijn nieuwste boek – Je hebt gewonnen, Galileeër (2023) – bespreek ik de kritiek uit de oudheid op het christendom. Die kwam er vanaf het einde van de tweede eeuw. De critici hebben uitstekende argumenten. Ze tonen aan hoe ongeloofwaardig de maagdelijke geboorte is, net zoals de wederopstanding, of de gedachte dat een mens god wordt. Als je hun teksten leest, klinkt dat zeer actueel. Toch haalde het christendom de bovenhand en werd het een wereldreligie. We moeten, en mogen, er natuurlijk van uitgaan dat het licht van het vrije denken altijd blijft schijnen, ook in zeer lastige omstandigheden. Denk aan Anna Haag, maar er zijn gelukkig zovele andere voorbeelden. Zo heb ik twee goede vrienden in Rusland. Een ervan nam deel aan demonstraties pro Oekraïne, wat bepaald niet eenvoudig is. Mijn Russische vrienden hebben het vrije denken nog niet verleerd. Maar er zal altijd werk genoeg zijn voor de vrijdenker. Er duiken immers continu nieuwe vormen van obscurantisme en irrationalisme op. Vele mensen kiezen de gemakkelijke weg. Het vrije denken is lastig. Ik ben optimistisch noch pessimistisch. We moeten gewoon blijven knokken! Dat houdt ook in dat we de jongere generaties aanleren wat helder en kritisch denken inhoudt. Het belang daarvan kunnen we niet overschatten, het is de basis voor redelijke communicatie.
JB: Kunnen we in dit verband nog iets leren van de oudheid? Je wijst er vaak op in je werk: de denkers toen waren niet of minder religieus, daarom waren hun gedachten vrijer?
AvH: Het is nuttig om hier het verschil te maken tussen orthodoxie en orthopraxie. Dat laatste slaat op het uiten van respect voor de goden, en het correct uitvoeren van rituelen. Je kan ongelovig zijn en je tegelijkertijd aan de orthopraxie houden. Orthodoxie daarentegen, is oprecht geloof. Vele denkers in het verleden behoorden eerder tot de orthopraxie. Denk bijvoorbeeld aan Cicero, Polybios en Caesar, en later iemand als Machiavelli: zij dachten dat godsdienst nuttig is om het volk onder controle te houden, maar zelf geloofden ze er niet in. Uitgesproken atheïsten vind je niet in de oudheid, al waren er misschien wel, maar ze hielden hun ongeloof voor zichzelf. Wat men de 'atheoi' noemde, de ongelovigen, waren de epicuristen en, enigszins ironisch, de christenen. Nu, kunnen we iets leren uit de oudheid? Natuurlijk wel. Vele historici zijn niet erg happig om verbanden te leggen tussen de oudheid en het heden, maar we mogen er toch van uitgaan dat de mensen toen emoties en problemen hadden die niet zoveel verschilden van die van ons. We begrijpen wat ze willen zeggen in hun teksten. Het is veel lastiger om bijvoorbeeld teksten uit het Oosten te begrijpen, zoals van Confucius of Laozi. Westerlingen staan vrij dicht bij de auteurs uit de oudheid. Mochten we ze met behulp van een teletijdmachine kunnen bezoeken, dan konden we er ongetwijfeld zinvolle gesprekken mee voeren. Hun omgaan met de dood, met zelfdoding en met wat wij euthanasie noemen bijvoorbeeld, kan ons ook vandaag nog inspireren.
JB: Ik dank u zeer voor dit gesprek.
Voor het boekenprogramma De Gedachtestreep voerde Johan Braeckman een gesprek met Anton van Hooff over zijn boek Je hebt gewonnen, Galileeër. Denken versus geloven in de Oudheid. Je kan het hier bekijken en beluisteren.
Meer van Johan Braeckman