16 oktober 2025
Klagen, zagen, wenen
Al heel jong hield ik van barokmuziek en dat hou ik voorlopig nog even vol. Eerst kwamen de cantates van Bach, via mijn vader, en een heel stuk later de Goldberg Variaties, dankzij de roman van Richard Powers. Toen ik een boek schreef over BWV 988 heb ik in de marges van dat project alle Bach-cantates beluisterd. Toen al viel het me op hoe vaak daarin het woord 'klagen' voorkomt. Eén cantata heet zelfs 'Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen': niets dan kommer en kwel. Bij Bach heeft dat misschien wel te maken met Martin Luther, voor wie er nooit genoeg geklaag kon zijn.
En wenen gebeurde ook al te weinig: Johann Christoph Bach, een iets oudere neef van de grote Johann Sebastian, schreef er zelfs een cantate over: Ach, das ich Wassers g'nug hätte. Had ik maar water genoeg in mijn hoofd en waren mijn ogen maar bronnen van tranen, dan kon ik dagen en nachten wenen om mijn zonden. Van die dingen.
Nu zijn teksten bij Bach niet van levensbelang en ze worden dan ook bijna niet vertaald: zowel Masaaki Suzuki als Ton Koopman namen alle cantates op zonder de moeite te doen om ze in het Japans of het Nederlands om te zetten. Van Bach wordt gezegd dat zijn muziek de diepste religieuze gevoelens weergeeft, maar dat geldt niet voor de man zelf: hij gebruikte soms dezelfde melodieën in zijn kerkmuziek als voor soms heel wereldse teksten.
Ondertussen is mijn smaak wat breder geworden dan alleen maar Bach. De laatste twintig jaar luister ik vaker naar Italiaanse barokmeesters dan naar de Meester uit het donkere Eisenach. Wat blijkt? Als je denkt aan het Venetië van Vivaldi, Cavalli of Legrenzi, verwacht je zon en zoet-warme winden, maar in de plaats daarvan krijg je meer geween en geweeklaag. In de Italiaanse teksten komt geen woord vaker voor dan de verschillende grammaticale vormen van de werkwoorden piangere en sospirare, zuchten en klagen, soms zelfs in één openingszin: 'Ardo, sospiro e piango' of nog erger, ('Piango, gemo, sospiro, e peno', en zo verder, enzovoort. Het prachtige Maddalena ai piedi di Cristo van Antonio Caldara heeft niet minder dan vierentwintig varianten van de twee woorden piangere en sospirare, en dan laat ik al het wenen nog even buiten beschouwing.
De Heilige Magdalena had natuurlijk haar redenen om te wenen, daar aan de voeten van het kruis, maar waarover protestanten en katholieken daarnaast vooral treurden was toch het idee van de hel, waarvan Jezus zelf zei dat er 'geween' zou zijn, 'en geknars van tanden'. En het is trouwens in de hel dat Johann Christoph Bach zijn mosterd haalde: het was de Heilige Bernardus die bang was dat er niet genoeg water in zijn hoofd zat om lang genoeg te kunnen wenen over de zonden die hem recht naar de hel zouden leiden. Het was die verzuchting van de stichter van de Cisterciënzers die J.C. op muziek zette.
Toen ik aan mijn Goldberg-boek werkte, leerde ik hoe Bach zijn variaties niet opbouwde rond een melodietje dat hij dan dertig keer anders weergeeft, zoals Beethoven dat doet in zijn Diabelli-variaties: het heel eenvoudige thema zit bij de Goldbergs in de basbegeleiding en die begint met een dalende lijn van vier noten langs de notenbalk: sol, fa-kruis, mi, re. Bach zou Bach niet zijn als hij de dingen niet direct veel ingewikkelder maakte, maar daar gaat het hier niet om. Ik ontdekte onlangs dat je een nog radicalere dalende melodielijn kan maken door in halve noten de toonladder af te dalen, op een piano door daarbij zowel de witte als de zwarte toetsen te gebruiken. Voor onze westerse oren klinkt dit melodietje vals, maar het werkt al eeuwen als een uitstekende bas-basis voor allerlei geklaag en geween. Te beginnen met het ontroerende 'When I am laid' uit Dido en Aeneas van Henry Purcell die deze baslijn heeft, en ook de grote J.S. Bach gebruikte die lijn om diepe wanhoop uit te drukken: bij kruisdood, berouw, angst voor de hel.
Het is merkwaardig dat in de tweede helft van de negentiende eeuw de meeste protestanten en veel later ook de katholieken de hel min of meer hebben afgeschaft of toch in elk geval een stuk minder angstaanjagend hebben gemaakt, terwijl deze muziek nog altijd weet te ontroeren. Zijn we nog steeds bang om dood te gaan, zelfs zonder dat eeuwige lijden?
Het was dus een hele opluchting toen ik hoorde dat de dalende baslijn niet alleen naar een protestantse of katholieke hel leidt, maar ook de andere kant opgaat: je vindt dezelfde bas ook in moderne muziek: niet alleen in While my guitar gently weeps van George Harrison (waar nog altijd wel geweend wordt), maar ook in Stairway to heaven. Mij hoor je dus niet klagen.