27 november 2025
Mag het een beetje moeilijker zijn? (deel 1)
Wie meer uit zijn boekenbudget wil halen, kan beter moeilijke boeken kopen: je leest trager en ze gaan dus langer mee, al helemaal als ze niet alleen moeilijk, maar ook lang zijn. Al mijn hele leven lees ik liever langere boeken: mijn oom Frans had een hele verzameling Karl May-pockets en ik kon niet wachten tot ik goed genoeg kon lezen om te beginnen aan die dikke 'Winnetou, het grote opperhoofd' als eerste deel van 257 bladzijden uit een lange reeks romans. En dan kreeg je in elk boek eerst 15 bladzijden natuurbeschrijving voor de eerste Indiaan in zicht kwam! Heerlijk.
Laat ons zeggen dat ik daarna van mijn hobby mijn job heb kunnen maken. In mijn eerste jaar op de universiteit koos ik uit de leeslijst altijd de langste en moeilijkste boeken. De Penguin-editie van Tom Jones van Henry Fielding was zo dik dat je de oranje kaft nooit meer mooi kreeg, zelfs niet als je (zoals ik) het boek nooit met meer dan een hoek van 90 graden opende. Zo kwam ik dan terecht bij James Joyce. Ulysses was niet alleen lang, voor een tweedejaars was het ook moeilijk. Mijn broer maakte me wijs dat de Ierse schrijver álle Engelse woorden gebruikt had, en toen ik eenmaal begon, zag ik dat er ook nog eens Franse, Latijnse, Duitse en Italiaanse woorden in verwerkt waren. Lang en moeilijk, ik was verslaafd. Elke avond las ik in mijn derde en vierde jaar, nog even voor het slapengaan, een kwartier in Proust en een half uur in Finnegans Wake.
Ook als docent had ik niets met korte of gemakkelijke boeken: wat valt daar dan over te vertellen? In één cursus moesten de derdejaars letterenstudenten deze boeken lezen: Ulysses, Der Zauberberg, Du côté de chez Swann en het eerste deel van Der Mann ohne Eigenschaften. En Der Prozess van Kafka als toemaatje. Vandaag wordt men voor minder bij de deontologische commissie geroepen en vallen er termen als mentale wreedheid en toxisch leiderschap.
Het gaat niet goed met de wereld. Doordat we met zijn allen minder lezen en alles vooral snel moet gaan, zijn lange of moeilijke romans zeldzaam geworden. Maar wat is moeilijk? Lezers haken veel te snel af. Een collega vertelde me dat men vandaag voor de leeslijst Engelse literatuur de kortste roman van Charles Dickens op de lijst had gezet, maar dat de studenten toch nog afhaakten (d.w.z. het boek niet lazen). Het probleem was niet het aantal bladzijden of de woorden die te moeilijk waren, maar de lengte van de zinnen. Nog voor ze de tweede regel van een zin hadden bereikt, hadden ze waarschijnlijk al twee keer op hun gsm moeten kijken. Want dat is wat we vandaag verleerd zijn: er zijn zoveel andere dingen die onze aandacht vragen dat we niet langer meer kunnen stilstaan bij iets dat een beetje ingewikkelder is dan een tiktok of een citaat dat op één schermpje past.
Vanuit dit besef ben ik Schattenfroh van Michael Lentz gaan lezen, een roman uit 2018 die onlangs in een Engelse vertaling verscheen en die als ondertitel Ein Requiem meekreeg, wat misschien een betere aanduiding van het genre is dan het toch altijd wat vulgaire 'roman'. De vertaling telt 1001 pagina's en dat was volgens de schrijver ook de bedoeling toen het origineel uitkwam, maar dat was niet helemaal gelukt.
De lengte van het boek is minder belangrijk dan wat misschien met geen ander woord kan worden aangeduid dan 'diepte'. Lentz heeft het in het boek onder meer over het verschil tussen de dimensies van de wereld en die van een boek. Vaak denken we dat een tekst twee dimensies heeft en de wereld drie of vier, maar dat eerste klopt niet. Een blok tekst (zoals wat u nu leest) kan je misschien nog wel als een tweedimensionaal object waarnemen, zelfs toen we nog op kleiblokken of papyrusrollen schreven. Maar voor de schrijver en de lezer is een tekst eendimensionaal: we lezen geen pagina, maar een 'tickertape'. En om dat te bewijzen, heb ik op een congres van tekstwetenschappers een gedachte-experiment voorgesteld. Haal even uw favoriete roman voor de geest: welk woord staat er dan helemaal onderaan rechts op de eerste bladzijde?
Als we dan bij het requiem van Lentz deze ontzettend lange lengte buiten beschouwing laten, kan ik het niet hebben over 'diepte', want dat is al een derde dimensie. De woorden densiteit of dichtheid zeggen duidelijk meer dan diepte. In de nagenoeg oneindige reeks woorden tussen de eerste en de laatste zin (die overigens dezelfde is: 'Man nennt es schreiben') vindt de lezer een stroom woorden met een densiteit die die van diamanten benadert en die elk op zich op een onvertaalbare manier met taal spelen. Een beetje zoals er in de bovenstaande twee zinnen overdreven veel woorden met de letter 'd' beginnen.
Lentz schrijft zijn requiem als de dichter die hij overigens ook is, met zoveel mogelijk betekenis in zo weinig mogelijk woorden. Dit uit zich onder meer in anagrammen: al op de eerste bladzijden gaat het over een zekere Marie Dinggeehrt die diepzinnige dingen heeft geschreven over de zijnsmogelijkheiden van het Dasein en die in haar werk ook andere pseudoniemen gebruikte zoals Ingrid Gemaether, Ingrid Regethema, Ingrid Regemaeht, Dieter im Hergang, Gerard Teigmein, het is duidelijk, denk ik, wat ik bedoel.
Schattenfroh is een feest van woorden maar dan wel een erg donker feest, deels een wake, helemaal een requiem. Deze 'tickertape' is zoveel dingen tegelijk dat men hem met kleine dosissen tot zich dient te nemen: en er is meer dan genoeg voor iedereen.
(Wordt vervolgd.)