26 juni 2023
Rita
Bardo tetralogie deel 2
Pathologische veranderingen in zijn hersens hebben een perverse kijk op de wereld teweeggebracht en hij noteert verhalen voor bij de brandstapel van de lijken van zijn voorouders, zo introduceert Daniel Odija zich.
Wojciech Stefaniec is ongenaakbaar en afschrikwekkend. Iemand die zijn haat afreageert door de hem omringende wereld onophoudelijk met bloed te schetsen, zegt hij van zichzelf.
Ze zeggen dit in een introductietekstje onder twee met kwaadaardig plezier getekende monsterachtig flatterende zelfportretten. Die natuurlijk beiden in Bardo leven, voegen ze eraan toe.
Je bent dus verwittigd. Odija en Stefaniec gaan niet flauw doen. Ze rekenen er gewoon op dat je al lezend met hen meespeelt, fantaseert, grenzen verlegt, stappen durft overslaan en raden zonder te weten.
Wojciech Stefaniec is ongenaakbaar en afschrikwekkend. Iemand die zijn haat afreageert door de hem omringende wereld onophoudelijk met bloed te schetsen, zegt hij van zichzelf.
Ze zeggen dit in een introductietekstje onder twee met kwaadaardig plezier getekende monsterachtig flatterende zelfportretten. Die natuurlijk beiden in Bardo leven, voegen ze eraan toe.
Je bent dus verwittigd. Odija en Stefaniec gaan niet flauw doen. Ze rekenen er gewoon op dat je al lezend met hen meespeelt, fantaseert, grenzen verlegt, stappen durft overslaan en raden zonder te weten.
Deze gag weerspiegelt meteen de atmosfeer van Rita, dit tweede deel van de Bardo distopie: een denkbeeldige samenleving met louter akelige kenmerken waarin men beslist niet zou willen leven. We duiken weer in de onwezenlijke maar hyperrealistisch en als écht getekende stad waar alle leven ofwel al uitgestorven is of bezig met uit te sterven. Er vindt een versnelde ontbinding van materie plaats in heel Bardo. Er zijn geen vruchtbare mensen meer, wat niet echt verwonderlijk is, want de weinige mensen met kinderen geven hun nageslacht aan de Leider (XVII) die ze vertrouwen en die er op zijn beurt op rekent dat zijn assistent “Maind”, de grote geleerde van Bardo. “Mainds” zouden we eigenlijk moeten zeggen want er zijn van hem een reeks clones gemaakt, ieder met een nummer dat het onvruchtbaarheidsprobleem zal oplossen.
Het voornaamste personage in Rita is ook nu de witharige, constant rokende Stolp. Hij is op zoek naar zijn vrouw Rita die ooit verdwenen is (6 jaar, 8 maanden 13 dagen geleden) en zijn beroep is “jager” (nummer 49) die vermiste kinderen terugvindt. Het belangrijkste kind dat hij zoekt is Sava, een 13-jarig meisje dat door Maind werd geselecteerd voor zijn programma van “de redding van de menselijke soort” maar die plots verdween, verborgen door haar ouders, veronderstelt men.
Elk spoor van bestaande vruchtbaarheid, een zwanger meisje of vrouw of een man met levend sperma, is uiterst belangrijk om zo misschien het uitstervende Bardo weer tot leven te brengen.
Elk spoor van bestaande vruchtbaarheid, een zwanger meisje of vrouw of een man met levend sperma, is uiterst belangrijk om zo misschien het uitstervende Bardo weer tot leven te brengen.
Er is natuurlijk al heel wat gebeurd in de eerste aflevering en ik kan niet alle vondsten, sterktes, vernieuwingen nog eens doornemen waar je nu mee geconfronteerd wordt. De Stolp rooksliert, de verschillende manieren om spraak- en tekstballonnetjes te gebruiken, de overgangssprongen, het gebruik van bladspiegel en kleuren. Om het mogelijk te maken dit boek Rita ietsje te begrijpen, moet je echt eerst Stolp gelezen hebben. Misschien helpt ook mijn recensie van Stolp een beetje.
Niet vergeten: een graphic novel die je maar één keer moet lezen, is geen echte graphic novel. Aan deze getekende romans is er immers zowel qua plot, tekst en scenario al maanden gewerkt. En dan moet er nog maanden getekend worden. De meeste zijn het resultaat van ten minste een jaar arbeid. Stolp en Rita zijn dan nog een klasse apart. Zelfs na een vierde lezing ga je ontdekken dat je het voor het een of ander niet bij het juiste eind had of toch nog beter en met plezier kon herlezen.
In Rita proberen we weer Stolp te volgen op zijn rondzwervingen en zoektocht. Hij komt weer terecht op vele ongewone plekken en ontmoet vele figuren zoals een tweeslachtige vrouw met een baard, “Rege” heeft op haar schoot een gemummificeerd kind waar hij/zij de borst aan geeft.
Dan vindt hij eindelijk een oude vrouw met een dubbele rij ogen. Die is zo vriendelijk Stolp te willen vergiftigen. Hij sterft, is een minuut dood waarna hij weer tot leven komt in wat duidelijk de vroegere Londense Underground was te midden van de geur van rottende lijken. Daar leven kannibalistische mutanten die de lichamen van hun voorouders bewaren. De clan gelooft in de geestelijke aanwezigheid van hun voorouders die ze aankleden, ermee vrijen en opeten.
Dan vindt hij eindelijk een oude vrouw met een dubbele rij ogen. Die is zo vriendelijk Stolp te willen vergiftigen. Hij sterft, is een minuut dood waarna hij weer tot leven komt in wat duidelijk de vroegere Londense Underground was te midden van de geur van rottende lijken. Daar leven kannibalistische mutanten die de lichamen van hun voorouders bewaren. De clan gelooft in de geestelijke aanwezigheid van hun voorouders die ze aankleden, ermee vrijen en opeten.
Stolp voelt dat hij depersonaliseert. Een maand lang woont hij in een stad die sterft, waarin iedereen sterft. “Ik zit niet in mezelf, ik ben buiten mezelf.” Hij komt terecht in een eredienst van De Zwarte Zon in een gotische kathedraal met gelovigen die gevechtshelmen dragen en een kazuifel en die aan de Onbevlekte Zwarte Zon het offer brengen van een foetus. Een vrouw snijdt daarvoor haar buik open waarna “De prinses” sterft en haar kind met haar.
Stolp kan zich deze keer niet bedwingen en zegt luidop: “Gekken”. Hij wordt meteen beschuldigd een atheïstische binnendringer te zijn en overweldigd door de menigte gelovigen en daarna ook beschuldigd van Sava veelvuldig verkracht te hebben en bevrucht. In beide gevallen kan hij toch nog ontsnappen of mag hij plots gaan. Deze onverwachte redding uit noodlottige situaties komen nog meer voor. Dat komt omdat Stolp nooit alleen is. Hij heeft schubben wordt er gezegd en misschien slaat dat op het feit dat er altijd ergens op of in zijn lichaam een reptieltje leeft dat hij aanspreekt met “Loens”. Ze leven samen in een vorm van afhankelijke vijandschap, onderhevig aan zekere afspraken. Je zal dus Stolp voortdurend zien praten, al is er niemand in zijn omgeving te zien. Het spraakballonnetje van Loens heeft een eigen piekerige uitstulping.
Soms is Loens aanwezig in de vorm van een soort hagedisachtig reptieltje. Hij kan anderen hypnotiseren. Daardoor kan Stolp ontsnappen aan de masse Black Sun gelovigen die over hem heen vallen en verandert de politiecommissaris zijn bevel tot arrestatie in een vriendelijke begeleiding naar buiten en de vrijheid.
Er broedt onrust in Bardo. Wojciech Stefaniec heeft maar één pagina nodig om dat duidelijk te maken. Daarop zien we een massabetoging van ontgoochelde burgers en een ongelooflijk aantal ballonnetjes waarop ze hun ongenoegen uiten. “Geef onze kinderen terug.” “Politici vervangen niet onze kinderen.” “Kinderen VRIJ.” “We hadden een tweeling. Nu hebben we niets meer.”
Stolp krijgt een vreemde droom, of is dit de werkelijkheid? Daarin wordt hij door zijn vrouw beschuldigd. Zij zegt: “We waren een gezin. Maar jij geloofde de bedrieger in plaats van je gevoel. Je bracht hem onze dochter. In zijn woorden ‘voor de redding van Bardo’. Ze gaven haar niet terug. Hoe kon je hem vertrouwen?” Ze eindigt haar verwijt met een tweeslachtig: “Vergeet vergeving, Liefs.”
Hij wordt koortsachtig opgespeurd door de leider. Voorlopig weten ze slechts ongeveer waar hij is: “De voortvluchtige Jager is van de centrale wijk naar het gebied van te verwijderen gegaan.” Hij zwerft dus rond in de oude stad, waar de Styxers – veilig voor de leider, denken ze – zich teruggetrokken hebben in een betonnen kerkhof. Sommigen sterven liever dan zichzelf en soms nog hun kind aan de leider over te geven. De leider is van oordeel: “Vrije wil is anarchie.”
Stolp zwerft door donkere straten vol vuil en verval van wat ooit een bloeiende stad was. Sommige zijn een soort winkelstraten die druk bezet zijn met nog meer reclameborden en geen enkele gewone mens maar allemaal uiterst extravagant. Want “Alles wat telbaar is, is te koop” en “overmatige seksuele symbolenexploitatie versnelt de lichamelijke degradatie.”
Hij gaat naar het huis van de vriend(in) die hij voordien zwaar onder invloed verlaten heeft. Tussen de vreemde voorwerpen die praten en met elkaar ruzie maken er is een prachtige mannelijke Golem die je verwittigt: “Gij zijt van aarde en tot aarde zult ge wederkeren.” Tijdens een ogenblik van crisis zal Rege naar de Golem toe springen haar/zijn hand in diens lichaam steken daar een kistje uithalen dat wanneer het uiteindelijk bij de Leider terecht komt het vruchtbaar sperma van Rege blijkt te bevatten.
Wat ik hiervoor schreef, is slechts een handjevol van wat er gebeurt in de graphic novel. “Rita” barst uit zijn voegen van intensiteit, innerlijke spanning, details, “mood”, het ongezegde, geweld, bedreiging, het bedrieglijke, bedrog, het onmogelijke, het geweten, het ondenkbare, raadsels zoals dat kleine ballonworstjes hondjesachtig diertje, dat plots uit het niets verschijnt, zo klein dat het opvalt maar blijkbaar geen nut, plaats of betekenis heeft? En wat zijn die gele lichtvegen die nu en dan een frame vullen?
Toch is het allemaal “waar”, want Wojciech Stefaniec tekent alles zo superrealistisch dat iedere tekening meer dan “waar” is. Het zijn tekeningen waarbij je de fysieke schok voelt van een deur die openbarst, een vuist die je in het gezicht slaat, een voet die op je hand stampt en je vingers verplet.
Ik moet ook het belang van teksten benadrukken die bijzonder poëtisch sterk zijn. “De rot vermomt de houten herinneringen aan lang vergeten bossen.” “De puinhopen van het vermaak.” “Wind in plaats van gelach.” “Zonder jou ben ik hol als de echo van een niet bestaande stem.”
De lectuur van Rita is niet gezapig spannend maar schrapend grimmig, puur schril, altijd in beweging en getekend met de hand van een meester-kunstenaar, met ieder streepje, zowel bij het overdadig zwoel drukke als bij het sierlijk eenvoudige zoals de neerstrijkende duif of de naakt zwemmende vrouw in het glazen zwembad die in de haar omringende ruwheid de puurheid van de schepping benadert.
Er is in Rita geen opvallende humor. Als die er is, is het ironische of zwarte humor. Zo is Stolp op het einde van het eerste boek als wraak een hand afgenomen. Als hij bij Rege even alleen is, maakt hij daarvan gebruik om zijn arm in een 3D printer te steken en een nieuwe hand te printen. Als hij zijn arm eruit trekt, ziet hij: zijn hand is zwart… Je geniet natuurlijk wel mee met het duidelijk en doorlopend plezier waarmee aan het boek is gewerkt.
Rita is een denkoefening, een test om te kijken of de tandwieltjes van je brein nog werken. Het is een hoger niveau strip. Net zoals Stolp, kruipt ook Rita onder je vel, ze werken verslavend.
Er is ook zoveel te absorberen dat het zich in het brein van de ontvanger boort, dit dankzij het ongelofelijke script van Daniel Odinja maar vooral ook vanwege de grafische stijl van Wojciech Stefaniec van wie sommige schetsen en tekeningen gewoon expressieve kunstwerken zijn.
Victor De Raeymaeker
Victor De Raeymaeker
Daniel Odija ( 1974) studeerde Poolse literatuur aan de universiteit van Gdansk en publiceerde teksten in verschillende tijdschriften. Na een verzameling korte verhalen en een dichtbundel verscheen in 2001 zijn eerste roman, ‘Ulica’ (Engl: The Street); hiervoor ontving hij de Kunstprijs van Pommeren voor het Debuut van het Jaar 2001. In het daaropvolgende ‘Tartak’ (2003; Engl: Sawmill) componeert Odija realistische portretten van het dagelijks leven die uitgroeien tot gelijkenissen. Hieruit groeit een panopticum van de menselijke conditie, samengesteld uit donkere, naargeestige tonen.
Wojciech Stefaniec (1980) is grafisch ontwerper, posterontwerper, auteur van omslagen voor boeken en muziekalbums en cartoonist. Afgestudeerd aan de Pommerse Universiteit in Słupsk. Auteur van verschillende stripboeken, waarvan twee “Noir” (2013) en “Come back to me, again” (2016) die de Polish Comics Association Award voor het beste album van het jaar ontvingen.
Meer van Victor De Raeymaeker
Wojciech Stefaniec (1980) is grafisch ontwerper, posterontwerper, auteur van omslagen voor boeken en muziekalbums en cartoonist. Afgestudeerd aan de Pommerse Universiteit in Słupsk. Auteur van verschillende stripboeken, waarvan twee “Noir” (2013) en “Come back to me, again” (2016) die de Polish Comics Association Award voor het beste album van het jaar ontvingen.