13 augustus 2024
Wittgenstein een biografie
Ludwig Wittgenstein geeft te denken. Nog steeds. Maar eerst even dit: “Waarover je niet kan spreken, moet je zwijgen.” De veelal cassant aangehaalde quote uit ‘Tractatus Logico-Philosophicus’. (On)handig sofisme bij verhitte debatten en discussies als beslissende argumenten om je gelijk te halen opgebruikt zijn en het gevaar van een patstelling opdoemt. Een retorisch trucje om zonder verder gezichtsverlies de arena te verlaten… Waarna ‘Ludwig W.’ bij sommigen een pseudo-erudiet belletje doet rinkelen genre “Aha. Wittgenstein!” Maar daarna houdt het meestal op…
In de eerste uitgave van de Tractatus uit 1921 luidde propositie 7 zo: “What we cannot speak about we must pass over in silence.” Maar wat bedoelde Wittgenstein er zélf eigenlijk mee? Dan helpt het om er even een andere quote bij te halen: “The limits of my language mean the limits of my world.” (Propositie 5.6). Ludwig Wittgenstein ging het om de limieten van ónze taal om de wereld te begrijpen. En om voor de vlieg in de stolp – het glazen plafond van taal en logica - een uitweg te vinden…
Iemand een lepeltje Wittgenstein, misschien?
Tot daar de essentie van leven en werk van Ludwig Wittgenstein? Of De Filosoof in 3’00? Toch niet, want de mens en denker Wittgenstein had wel meer om het lijf. En daarover vind je zeker je gading in deze Wittgenstein. Studies over bepaalde aspecten van leven en werk van Ludwig Wittgenstein zijn er genoeg, maar de biografie van Ray Monk is een gedetailleerd en volledig overzicht van zijn leven: van de vroege jaren in Oostenrijk, over de tijd(en) aan de Universiteit van Cambridge tot en met de latere jaren in Noorwegen en Ierland. Monk portretteert er Wittgenstein als een van de meest excentrieke en complexe intellectuelen uit de vorige eeuw. En dat is zeker niet onterecht…
Tot daar de essentie van leven en werk van Ludwig Wittgenstein? Of De Filosoof in 3’00? Toch niet, want de mens en denker Wittgenstein had wel meer om het lijf. En daarover vind je zeker je gading in deze Wittgenstein. Studies over bepaalde aspecten van leven en werk van Ludwig Wittgenstein zijn er genoeg, maar de biografie van Ray Monk is een gedetailleerd en volledig overzicht van zijn leven: van de vroege jaren in Oostenrijk, over de tijd(en) aan de Universiteit van Cambridge tot en met de latere jaren in Noorwegen en Ierland. Monk portretteert er Wittgenstein als een van de meest excentrieke en complexe intellectuelen uit de vorige eeuw. En dat is zeker niet onterecht…
Ray Monk was al lang gebeten door Wittgenstein. Na de gesmaakte biografieën over Bertrand Russell en Robert Oppenheimer bracht die fascinatie hem tot een diepgravende ontrafeling van de samenhang tussen de filosofische aandrang van Wittgenstein en het geheel van zijn persoonlijk leven: welke verbanden zijn er tussen zijn geestelijke en ethische obsessies en de schijnbaar ver daarvan afstaande filosofische vraagstukken die hij in zijn werk diepgaand onderzocht? Een complexe dynamiek zo blijkt… Maar dan geeft de oorspronkelijke titel van deze monumentale biografie – Ludwig Wittgenstein: The Duty of Genius 1990 – veel raker het bereik en de opzet van Monk aan dan de sobere titel Wittgenstein van deze vertaling door Ronald Jonkers…
Mystiek en ascetisme
Wittgenstein zal voor velen, indien al bekend, wel steeds enigmatisch en irriterend blijven. Zijn filosofie veronderstelt ook wel een minimale voorkennis over taal, logica, syntaxis en de grijszones van semantiek. Dat zijn filosofische standpunten in het vroege werk anders waren dan in het latere werk, - volgens sommige kenners tegengesteld -, maakt het nog moeilijker om tot een consistent beeld van zijn denken te komen. Maar vooral: werken als Tractatus Logico-Philosophicus (1921) en Philosophical Investigations (1953) bevatten complexe en abstracte ideeën die in zijn tijd al lastig waren om er ten volle de relevantie en bruikbaarheid van te vatten. Tenzij dan door een selecte kring van taal- en wetenschapsfilosofen… Dat zijn ze vandaag in tijden van computertalen, psycholinguïstiek, algoritmisch ‘denken’ en artificiële intelligentie allicht nog meer. Wittgenstein ‘lezen’ veronderstelt toch wel wat voorkennis...
Wittgenstein zal voor velen, indien al bekend, wel steeds enigmatisch en irriterend blijven. Zijn filosofie veronderstelt ook wel een minimale voorkennis over taal, logica, syntaxis en de grijszones van semantiek. Dat zijn filosofische standpunten in het vroege werk anders waren dan in het latere werk, - volgens sommige kenners tegengesteld -, maakt het nog moeilijker om tot een consistent beeld van zijn denken te komen. Maar vooral: werken als Tractatus Logico-Philosophicus (1921) en Philosophical Investigations (1953) bevatten complexe en abstracte ideeën die in zijn tijd al lastig waren om er ten volle de relevantie en bruikbaarheid van te vatten. Tenzij dan door een selecte kring van taal- en wetenschapsfilosofen… Dat zijn ze vandaag in tijden van computertalen, psycholinguïstiek, algoritmisch ‘denken’ en artificiële intelligentie allicht nog meer. Wittgenstein ‘lezen’ veronderstelt toch wel wat voorkennis...
Excentriek
De biografie van Ray Monk verbindt het werk van Ludwig Wittgenstein met de realiteit van een zoekend leven vol persoonlijke en morele vertwijfeling, intellectuele miskenning en een zoektocht naar zingeving. Monk heeft het over iemand die aanmatigend arrogant kon zijn en rigoureus veeleisend voor zichzelf. Maar die ook veelvuldig geplaagd werd door buien van neerslachtigheid en zelfverachting. Met een streven naar het absolute in religieuze en ethische zin. En een sterke hang naar mystiek en ascetisme. Dat is zeker ook een minder bekende Wittgenstein…
De biografie van Ray Monk verbindt het werk van Ludwig Wittgenstein met de realiteit van een zoekend leven vol persoonlijke en morele vertwijfeling, intellectuele miskenning en een zoektocht naar zingeving. Monk heeft het over iemand die aanmatigend arrogant kon zijn en rigoureus veeleisend voor zichzelf. Maar die ook veelvuldig geplaagd werd door buien van neerslachtigheid en zelfverachting. Met een streven naar het absolute in religieuze en ethische zin. En een sterke hang naar mystiek en ascetisme. Dat is zeker ook een minder bekende Wittgenstein…
Monk volgt Ludwig Wittgenstein bij de vele bizarre beslissingen van een ‘aparte’ en wereldvreemde filosoof: het wegschenken van zijn aanzienlijk erfdeel, zijn lesgeven aan kansarme kinderen - mét lijfstraffen! -, de momenten van weg-van-de-wereld-willen-zijn, zelfmoordgedachten, ... Anderzijds ook sociale dienstbaarheid en vrijwillige ziekenhulp in volle oorlogstijd. Maar hij heeft het ook over de verliefdheden en – latente? – homoseksualiteit van Wittgenstein, zijn kleine kantjes gaande van rancuneuze opvliegendheid en gekibbel, de onmin met Bertrand Russell, de onconventionele en tegendraadse manier van filosoferen en academisch lesgeven vol stiltemomenten. En de somberheid die hem steeds weer overviel…
Ludwig Wittgenstein was blijkbaar een wispelturig, duister en impulsief iemand met onbehouwen uitlatingen over de (eigen!) joodse aard, een buitensporige aandacht voor alledaagse gebaren en taalhandelingen, houterig Engels en chronische opstootjes van miskenning. Een excentriek iemand en zeker geen vrolijke hans. Het maakt hem niet alleen intrigerend voor filosofen en andere intellectuelen, maar ook voor de leek met een mogelijke belangstelling voor de ‘menselijke kant’ van intellectuele grootheden. Ludwig Wittgenstein? Een mens, dus…
Raadselachtig
Behalve over de bizarre persoon Ludwig Wittgenstein heeft Monk het ook over het filosofische werk. Uiteraard. Wittgenstein is zeker niet bedoeld als handboek of inleiding voor het denken van Wittgenstein, maar op cruciale momenten gaat Monk er toch dieper op in. En dat is geen eenvoudig iets… Want leg - bijvoorbeeld - de betekenis en reikwijdte van de logische calculus die de Tractatus nog steeds is op een begrijpelijke manier uit aan wie er in het beste geval enkel die ene stelling van kent. Propositie 7: “What we cannot speak about we must pass over in silence.” Voor velen enkel een monkelend, profetisch aforisme en handige dooddoener (zie boven). Echter op die manier ook onbegrepen. En de bevestiging dat de Tractatus steeds opnieuw dient te worden uitgelegd en verhelderd. Wittgenstein zelf zou zich daarover zeker opgewonden hebben…
Behalve over de bizarre persoon Ludwig Wittgenstein heeft Monk het ook over het filosofische werk. Uiteraard. Wittgenstein is zeker niet bedoeld als handboek of inleiding voor het denken van Wittgenstein, maar op cruciale momenten gaat Monk er toch dieper op in. En dat is geen eenvoudig iets… Want leg - bijvoorbeeld - de betekenis en reikwijdte van de logische calculus die de Tractatus nog steeds is op een begrijpelijke manier uit aan wie er in het beste geval enkel die ene stelling van kent. Propositie 7: “What we cannot speak about we must pass over in silence.” Voor velen enkel een monkelend, profetisch aforisme en handige dooddoener (zie boven). Echter op die manier ook onbegrepen. En de bevestiging dat de Tractatus steeds opnieuw dient te worden uitgelegd en verhelderd. Wittgenstein zelf zou zich daarover zeker opgewonden hebben…
Want was dat niet vooral zijn ding: heldere taal en niets teveel? En wou Tractatus Logico-Philosophicus dan niet het raadselachtige en kwetsbare verband tussen taal, denken en werkelijkheid en alle filosofische onzin van de baan helpen? Om daarna een formeel en betrouwbaar beeld en begrip van de wereld te kunnen krijgen, teneinde er adequaat mee om te kunnen gaan? Met andere woorden: het aflijnen van zinvol en zinloos taalgebruik. En dienen betrouwbaarheid en nauwgezetheid van onze taaluitingen – steeds ónze taaluitingen – dan niet voorop te staan? Het zijn dezelfde filosofische strijdpunten die ook aangekaart werden door o.m. Gottlob Frege en Bertrand Russell. Beiden met een bepalende invloed op Wittgenstein, maar toen ook zoekende naar eenduidigheid, consistentie, coherentie en volledigheid in formele systemen. (Vooral Russell was dan het polemische alibi voor een blijvend schaven aan de Tractatus. Verschil daarbij was o.m. dat hij geloofde in een formele, absolute en autonome calculus die buiten elke (empirische) context staat. Terwijl Wittgenstein de logica zag als vervat in de wereld. En zich enkel toont.
In de loopgraven
Het had nogal wat voeten in de aarde om Tractatus Logico-Philosophicus afgewerkt en gepubliceerd te krijgen. Vertragingen door de aarzelingen, de twijfels en het perfectionisme van Wittgenstein zelf, maar ook wegens het uitbreken van WO I. (Dat Wittgenstein zijn werk in de loopgraven zou geschreven hebben zal wel kloppen, maar het is waarschijnlijker dat hij het er verder afgewerkt heeft.) Na enige voorspraak van Russell werd een bereidwillige uitgever gevonden en verscheen de Engelse versie in 1921. Het werd in academische kringen aanvankelijk eerder onverschillig, dan wel onbegrepen ontvangen, maar gaandeweg toch gewaardeerd. In eerste instantie door de neopositivisten van de Wiener Kreis. De reflecties van Wittgenstein over taal zorgden vanaf dan voor een ‘talige wending’ in de filosofie: er kwam meer belangstelling voor de verwevenheid van taal, denken en werkelijkheid. En laat dat vandaag ook buiten de wereld van informatica, AI, neurologie, cognitieve wetenschappen, enz. meer en meer aan de orde zijn. Wittgenstein geeft nog steeds te denken…
Het had nogal wat voeten in de aarde om Tractatus Logico-Philosophicus afgewerkt en gepubliceerd te krijgen. Vertragingen door de aarzelingen, de twijfels en het perfectionisme van Wittgenstein zelf, maar ook wegens het uitbreken van WO I. (Dat Wittgenstein zijn werk in de loopgraven zou geschreven hebben zal wel kloppen, maar het is waarschijnlijker dat hij het er verder afgewerkt heeft.) Na enige voorspraak van Russell werd een bereidwillige uitgever gevonden en verscheen de Engelse versie in 1921. Het werd in academische kringen aanvankelijk eerder onverschillig, dan wel onbegrepen ontvangen, maar gaandeweg toch gewaardeerd. In eerste instantie door de neopositivisten van de Wiener Kreis. De reflecties van Wittgenstein over taal zorgden vanaf dan voor een ‘talige wending’ in de filosofie: er kwam meer belangstelling voor de verwevenheid van taal, denken en werkelijkheid. En laat dat vandaag ook buiten de wereld van informatica, AI, neurologie, cognitieve wetenschappen, enz. meer en meer aan de orde zijn. Wittgenstein geeft nog steeds te denken…
Taalspelen
Wittgenstein meende met de Tractatus alle problemen van de filosofie te hebben opgelost. Hij stopte met filosoferen, schonk zijn erfdeel aan zijn zus, mislukte als onderwijzer en overwoog zelfs in het klooster te treden…
Niet dus. Want in 1929 keerde hij toch terug naar de filosofie. Hij meende immers dat men hem niet goed begrepen had. Zo stelde hij in de Tractatus taal nog voor als een afbeelding van de werkelijkheid, maar vanaf de jaren ’30 zag hij haar eerder als een scheppend instrument. Kenners en critici kibbelen tot op vandaag of het toen een radicale ommekeer van Wittgenstein betreft, dan wel een verruimd inzicht dat taal een te complexe zaak is om haar te enkel op te vatten als een systeem van één-op-één-verhoudingen. Zo stelt hij de vraag naar welke werkelijkheid zelfstandige naamwoorden als ‘tijd’, ‘betekenis’, ‘kennis’ of ‘gedachte’ verwijzen. Ze hebben geen harde essentie die toelaat ze eenduidig en helder te begrijpen. Voor de taalfilosoof in ons: de intensie en extensie van woorden dekken elkaar niet. En dat kan alleen maar leiden tot misverstanden en onbegrip…
Onder meer daarom ontwikkelt Wittgenstein zijn theorie van ‘verschillende taalspelen’: taal als een reeks van activiteiten, vergelijkbaar met spelletjes, waarbij regels en context bepalen hoe woorden dienen te worden begrepen. Dat begrijpen is afhankelijk van de specifieke context waarin ze worden gebruikt. Waarmee hij de taalfilosofie meer oriënteert op het gebruik van taal in plaats van op abstracte definities.
Wittgenstein meende met de Tractatus alle problemen van de filosofie te hebben opgelost. Hij stopte met filosoferen, schonk zijn erfdeel aan zijn zus, mislukte als onderwijzer en overwoog zelfs in het klooster te treden…
Niet dus. Want in 1929 keerde hij toch terug naar de filosofie. Hij meende immers dat men hem niet goed begrepen had. Zo stelde hij in de Tractatus taal nog voor als een afbeelding van de werkelijkheid, maar vanaf de jaren ’30 zag hij haar eerder als een scheppend instrument. Kenners en critici kibbelen tot op vandaag of het toen een radicale ommekeer van Wittgenstein betreft, dan wel een verruimd inzicht dat taal een te complexe zaak is om haar te enkel op te vatten als een systeem van één-op-één-verhoudingen. Zo stelt hij de vraag naar welke werkelijkheid zelfstandige naamwoorden als ‘tijd’, ‘betekenis’, ‘kennis’ of ‘gedachte’ verwijzen. Ze hebben geen harde essentie die toelaat ze eenduidig en helder te begrijpen. Voor de taalfilosoof in ons: de intensie en extensie van woorden dekken elkaar niet. En dat kan alleen maar leiden tot misverstanden en onbegrip…
Onder meer daarom ontwikkelt Wittgenstein zijn theorie van ‘verschillende taalspelen’: taal als een reeks van activiteiten, vergelijkbaar met spelletjes, waarbij regels en context bepalen hoe woorden dienen te worden begrepen. Dat begrijpen is afhankelijk van de specifieke context waarin ze worden gebruikt. Waarmee hij de taalfilosofie meer oriënteert op het gebruik van taal in plaats van op abstracte definities.
Mystiek. Ethiek.
In de Tractatus stonden nog wel meer duistere proposities die niet of verkeerd begrepen waren. Zo over mystiek: “6.44 It is not how things are in the world that is mystical, but that it exists.” Of over ethiek: “6.421 Ethics is transcendental.” Bevreemdend. Duister.
Had Wittgenstein het toen over de diepgaande aspecten van het leven? Of over zingeving? Maar meteen ook over de onmogelijkheid om daarover helder en eenduidig te praten?
De latere Wittgenstein zou ethiek en mystiek nog steeds beschouwen als gelegen buiten het bereik van talige expressie. Ze zijn dan wel niet in woorden te vatten, maar tonen zich en kunnen worden ervaren en geleefd. Om dezelfde redenen diende de zin van het universum ook buiten zijn fysieke en logische begrenzing gezocht te worden. Beweert Wittgenstein daarmee iets over zoiets als Goddelijke algoritmen? Of betreft het louter een mogelijke interpretatie van propositie 7: “Waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen”? Mystiek en zingeving in wording…
In de Tractatus stonden nog wel meer duistere proposities die niet of verkeerd begrepen waren. Zo over mystiek: “6.44 It is not how things are in the world that is mystical, but that it exists.” Of over ethiek: “6.421 Ethics is transcendental.” Bevreemdend. Duister.
Had Wittgenstein het toen over de diepgaande aspecten van het leven? Of over zingeving? Maar meteen ook over de onmogelijkheid om daarover helder en eenduidig te praten?
De latere Wittgenstein zou ethiek en mystiek nog steeds beschouwen als gelegen buiten het bereik van talige expressie. Ze zijn dan wel niet in woorden te vatten, maar tonen zich en kunnen worden ervaren en geleefd. Om dezelfde redenen diende de zin van het universum ook buiten zijn fysieke en logische begrenzing gezocht te worden. Beweert Wittgenstein daarmee iets over zoiets als Goddelijke algoritmen? Of betreft het louter een mogelijke interpretatie van propositie 7: “Waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen”? Mystiek en zingeving in wording…
Luwte om te denken
Ray Monk (1957) heeft Wittgenstein (1889 - 1951) bij leven en welzijn nooit gekend en was er ook geen leerling van. Hij schreef er echter een intieme en betrokken biografie over: Ludwig Wittgenstein als een van de meest originele en invloedrijke filosofen van de vorige eeuw. Daarbij ging Monk op zoek naar de samenhang tussen het filosofische werk van Wittgenstein en diens geestelijke en ethische obsessies en kwam hij uit bij een fascinerend en getormenteerd genie. Maar ook bij een mens geplet tussen het gedrang en gedrum van de academische wereld (Cambridge) en het quietisme van de afzondering. Op zoek naar de luwte. Weg van de wereld. Om te kunnen filosoferen…
Ray Monk (1957) heeft Wittgenstein (1889 - 1951) bij leven en welzijn nooit gekend en was er ook geen leerling van. Hij schreef er echter een intieme en betrokken biografie over: Ludwig Wittgenstein als een van de meest originele en invloedrijke filosofen van de vorige eeuw. Daarbij ging Monk op zoek naar de samenhang tussen het filosofische werk van Wittgenstein en diens geestelijke en ethische obsessies en kwam hij uit bij een fascinerend en getormenteerd genie. Maar ook bij een mens geplet tussen het gedrang en gedrum van de academische wereld (Cambridge) en het quietisme van de afzondering. Op zoek naar de luwte. Weg van de wereld. Om te kunnen filosoferen…
Met deze turf van meer dan 700 bladzijden is zeker niet alles over de mens en denker Ludwig Wittgenstein gezegd. Het is verder ook niet belangrijk of Monk erin geslaagd is – Ludwig Wittgenstein, The Duty of Genius dateert reeds uit 1990 – om hem bekender te maken bij een ruim publiek. Of enkel terecht is gekomen op de verplichte leeslijst voor filosofiestudenten. Wittgenstein geeft immers nog steeds te denken…
Karel Van Dinter
Karel Van Dinter
Dit boek werd eveneens gerecenseerd door Benny Madalijns.
Meer van Karel Van Dinter