Eric van der Vet
Dirk De Schrijver
Non-fictie
  • 2419 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

24 juni 2019 Homo ecologicus. Waardenwerk cahier 1.
De auteur is voorzitter van het ‘Gezelschap Waardenwerk’ en publiceert in het kader van het gelijknamige tijdschrift dit essay over ecologie. Hij is geen wetenschapper en ook geen politicus, maar wel iemand die al zeer lang met dit thema begaan is. Het Rapport van de Club van Rome (1972) was voor hem, zoals voor velen van zijn generatie, een ‘eyeopener’. Het onderwerp heeft hem sindsdien niet meer losgelaten en deed zijn bezorgdheid alleen toenemen.
Nieuwe inzichten lieten hem inzien dat ecologie nauw verstrengeld is met een hele reeks andere verontrustende maatschappelijke fenomenen. Zelfs op het persoonlijk vlak blijkt het verstrengeld te zijn met emotie, moraal, engagement en waarden. De schrijver van het voorwoord bestempelt de monografie dan ook als een ‘hartenkreet’ en de auteur, Eric van der Vet, beschrijft zichzelf als gedreven door ‘pijn en woede’.
In zijn inleiding gaat van der Vet onmiddellijk in de aanval. Enerzijds confronteert hij ons met een opsomming van de vele studies en rapporten die een steeds verontrustender beeld weergeven over de toestand van onze planeet. Anderzijds maakt hij een oplijsting van het weinige dat er in de realiteit concreet verwezenlijkt werd. Het onevenwicht is meer dan bedenkelijk.
In de volgende hoofdstukken van zijn ecologisch essay staat ‘de Aarde’ centraal. Haar positie wordt bestudeerd in haar relatie tot de mens, de economie, de politiek en de ecologische acties.

De relatie Aarde – mens wordt belicht door de introductie van de term ‘Antropoceen’. Deze benaming wordt ingegeven door de vaststelling dat het menselijk handelen onmiskenbaar verandering in het systeem Aarde bewerkstelligd heeft. Het gebruik van de term verwijst ook naar onze verantwoordelijkheid als mens (anthropos) tegenover dit systeem. De relatie Aarde – mens wordt vervolgens uit de doeken gedaan middels de visies van enkele belangrijke wetenschappers op dit domein, zoals Bruno Latour, Henk Manschot en Harry Kunneman. Hun stellingen vormen voor de auteur de basis omj de weg naar eco-positiviteit te bewandelen. Eco-positiviteit mag niet ophouden bij het bedenken van maatregelen die de teloorgang van atmosfeer, water, lucht en biodiversiteit betreffen, het moet veel vérder gaan. Een ‘toewenden naar de aarde’ (sic) is niet alleen nodig maar dient hierbij de centrale plaats in te nemen. Dit zal verregaand en radicaal moeten zijn en niet alleen domeinen zoals economie, politiek en bestuurlijke instituties bestrijken. Ook de individuele mens, ieder van ons dus, dient erbij betrokken te worden. Daarbij moeten zowel het globaal als het lokaal perspectief ons leiden.
In het volgende hoofdstuk wordt de relatie Aarde – economie onderzocht. De auteur betrekt bij zijn analyse van de economie de maatschappijkritische literatuur van de tweede helft van vorige eeuw en baseert zich op Marx, de Verlichting, het antikolonialisme en het kapitalisme van de multinationals van die periode. De kenmerken van onze huidige kapitalistische economie liggen volledig in het verlengde van dit model. Winstmaximalisering, vooruitgang, modernisering en groei zijn hierbij de voornaamste mainstreamparadigmata. Maar er is meer. De toenemende macht van reclame en consumentisme, en de idee dat alles wat de aarde ons verschaft ons automatisch toebehoort zonder dat we hierover rekenschap/verantwoording moeten afleggen, vervolledigt het plaatje. Bij dit alles stond en staat de bekommernis om ecologie veraf. Vroege actiegroepen hebben hiertegen een heroïsche strijd gevoerd, maar konden niet op tegen de voortschrijdende deregulering door een steeds verder terugtredende overheid.

De auteur betwist zeker niet dat het kapitalistisch systeem ook positieve effecten heeft gehad (gezondheid, levensverwachting, levensstandaard...), maar besteedt hier vooral aandacht aan de gevolgen van dit systeem op de aarde, de mens en de onderlinge relatie tussen beide. De verdere evolutie met onder andere het neoliberalisme heeft een prijs. Natuur en mens moeten deze prijs betalen, denk aan toenemende ongelijkheid en precariaat - werkloosheid, laagbetaald of tijdelijk werk, armoede, gebrek aan ontwikkeling en perspectief.
Voor de auteur is het duidelijk: het kan zo niet verder, er dient een nieuw economisch denkkader voor de 21ste eeuw te worden ontwikkeld. Hiervoor gaat hij te rade bij Kate Raworth (docent aan Oxford en researcher in Cambridge). Zij ontwikkelde een model dat bekend werd als de ‘Donut economie’. De  kernidee hierbij is dat de speelruimte waarbinnen economie zich mag ontwikkelen, beperkt is. De speelruimte is begrensd en ligt tussen twee krijtlijnen: aan de ene kant de grens van ons aardse ecosysteem, aan de andere kant het imperatief om in de basale levensbehoeften te voorzien voor iedereen. Hiertussen moeten we een balans beogen. En hiertoe moet de economie eventueel ‘ontgroeien’ of in ieder geval ‘circulair’ gemaakt worden. Duurzaamheid vormt daarbij een conditio sine qua non, daarom is het nodig dat de economie afstapt van haar claim van neutrale en waardevrije wetenschap en een normatieve en dienstbare wetenschap wordt. We moeten ook twee kernproblemen gelinkt aan de voortdurende teloorgang van onze aarde grondig aanpakken: het probleem van de schadelijke neveneffecten (afval, uitstoot, aantasting van gronden, wateren, bossen) en het probleem van de externalisering van de kosten (de gemeenschap die opdraait voor de kosten en vernielingen teweeggebracht voor en door privébelangen).

Het spreekt voor zich dat dergelijke omslag niet uit de lucht kan vallen. Het is een enorme uitdaging om instituties, politieke kaders en bedrijven te transformeren in de richting van ecologische, duurzame en groene verantwoordelijkheid. De overheid moet bij dit alles uiteraard een primordiale rol spelen. Tezelfdertijd moet, samen met een normatieve economie, ook ruimte gemaakt worden voor  normatieve professionalisering. De nieuwe economie is er een waar concrete mensen in moeten functioneren. Dit kan en mag niet gebeuren in een moreel vacuüm. Ons eigen gedrag moet doordrongen worden van moreel besef en waarden. Daarom moet voldoende aandacht gaan naar de normatieve kanten en aspecten van beroepen, bijvoorbeeld door vanuit de werksituatie de diepere vragen over doel en rechtvaardigheid van de arbeid te bevragen en te streven naar verdieping, verrijking en zingeving bij mensen.
In het volgende hoofdstuk wordt de relatie Aarde - politiek bekeken. Ecologische bekommernissen begonnen vanaf WOII occasioneel de kop op te steken, maar het is het Brundtland-rapport dat de naam “Our common future” kreeg (in opdracht van de Verenigde Naties opgesteld), dat in 1986 ecologie definitief op de wereldagenda zou plaatsen. Eric van der Vet vat het belang van dit rapport samen als volgt: “...(het) richt zich op de relatie tussen economie en ecologie, het bestrijden van ongelijkheid door gespreide groei, de noodzaak van een integrale aanpak van de klimaatproblematiek en het concept van managing the future”.

Het mondiale politieke bewustzijn werd hierdoor wakker geschud, wat leidde tot een aantal mondiale politieke initiatieven. Alle internationale instellingen behorend tot de VN-familie hebben Brundtland-aanbevelingen in hun werking geïntegreerd. Ook heel wat nieuwe initiatieven zagen het licht: internationale conferenties en panels, klimaattoppen, ondertekening van protocollen,... De Millenniumdoelen (2000) evenals de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (2015) situeren zich in het verlengde ervan. Internationale en intergouvernementele organisaties zoals de EU hebben eveneens Brundtland-principes in hun beleid opgenomen. Dankzij dit rapport heeft dus onmiskenbaar een institutionalisering van de zorg voor de aarde plaatsgevonden.
Uiteraard hebben een aantal van deze internationale initiatieven hun zwakke punten en is er op heel wat domeinen nog veel ruimte voor verbeteringen en aanvullingen.

In de internationale politieke arena worden we permanent geconfronteerd met een wirwar van belangengroepen (zowel staten als privéorganisaties en bedrijven) en is het soms moeilijk om steeds het algemeen belang te laten primeren. Verschillende mens- en wereldbeelden staan in concurrentie met elkaar, wat leidt tot een grote kans op botsing tussen waarden die ermee samenhangen. Op het vlak van klimaatbeleid.is het niet anders. De breedte en complexiteit van de problematiek wordt nog bemoeilijkt wanneer fenomenen opduiken zoals watervervuiling en luchtverontreiniging, omdat deze lands- en staatsgrenzen overschrijden. Mondiale politiek is niet één entiteit en er is geen wereldregering. Het is dus een hele uitdaging om te pogen op een zo democratisch mogelijke manier tot een consensus te komen.

Twee belangrijke punten mogen niet ontbreken. Het probleem van de implementatie en de controle in de praktijk - internationale akkoorden die ronkende namen dragen botsen niet zelden op lokale agenda’s die voor obstructies kunnen zorgen als eerste. Vervolgens dient vooral de ‘toewending naar de Aarde’ niet alleen absolute politieke beleidsprioriteit te krijgen, deze moet ook permanent streng, zelfs angstvallig bewaakt worden
In het voorlaatste hoofdstuk wordt de relatie Aarde – ecologische actie onderzocht. Een concreet overkoepelend praktijkvoorbeeld van zich daadwerkelijk ‘toewenden naar de aarde’ is (nog) niet te vinden. Toch is de auteur redelijk positief. Hij zocht naar ecologische initiatieven en vond heel wat positieve voorbeelden die hem inspireren. Zoals de uitvinding van een opzuigsysteem voor het verzamelen van afval in de zee, of lokale initiatieven die uitmondden in jaarlijkse wereldwijde acties (bijvoorbeeld ‘World Clean Up day’). Steeds meer steden verwerven bovendien de titel van ‘Green City’ of ‘Healthy City’. Of complete provincies sturen aan op volledig fossielvrij reizen. Ook een aantal rijke filantropen investeren in de aankoop van grote stukken land omwille van natuurbescherming en ecologisch herstel. Verder vermeldt hij hoe bedrijven charters ondertekenen en zich engageren voor een duurzame bedrijfsvoering en duurzaam produceren. Ook signaleert hij nog initiatieven waarbij rechtszaken worden aangespannen om schade te verhalen en duurzaam gedrag af te dwingen bij milieumisdrijven en groepen wetenschappers die ecologische statements publiceren waarbij ze ook concrete aanbevelingen formuleren.

Steeds meer mensen engageren zich in hun dagelijks leven voor milieubewust(er) leven. Onze huizenbouw, ons vervoer en onze voeding (veganisme, vegetarisme, biologisch tuinieren) tonen aan dat ecologie tot in de huiskamer is doorgedrongen. Al deze inspanningen brengt de auteur samen onder de titel ‘groene initiatieven’ waar ecologisch welzijn gekoppeld wordt aan persoonlijk fysisch en psychisch welzijn van de burger´. Kortom een win–win situatie zowel voor de mens als voor de maatschappij.
Het laatste hoofdstuk geeft een soort samenvatting van al het voorgaande en lanceert een oproep tot actie. Actie op alle domeinen, actie door iedereen - in alle posities en geledingen van de maatschappij. Doel is het theoretisch inzicht dat we dringend “vriendschap met de Aarde” moeten sluiten door nevenante praktijken te concretiseren. Dus stoppen om de aarde te exploiteren door ze meer respectvol te benaderen. En stoppen met milieudegeneratie door te ijveren voor nul uitstoot, nul uitputting van de bodem, nul kappen van de jungle. Dus werken aan regeneratie, bijvoorbeeld door circulariteit en biologische landbouw. Evengoed door de promotie van meer normatief wetenschappelijk onderzoek, met focus op kennisontwikkeling rond duurzame strategieën en mogelijkheden. Dus… ook inclusief een grondige waardenbezinning betreffenden de overstap van economische naar ecologische paradigmata.
De schrijver sluit zijn monografie af met een pro domo betoog (als voorzitter van het Gezelschap Waardenwerk) over het primordiaal belang van waarden in het ecologiedebat. Hij is hierin niet naïef en zich er wel terdege van bewust dat een globale omslag niet zonder slag of stoot zal plaatsvinden. Hij voorziet zelfs dat dit onvermijdelijk via een heuse ‘waardenstrijd’ zal moeten verlopen.
Deze monografie schenkt ons in een beperkt aantal hoofdstukken en bladzijden een breed en goed geformuleerd inzicht in het veelomvattend en complexe domein van het ecologisch denken. Het trekt onze horizonten open door een confrontatie met zowel de breedte, de diepte als de urgentie van de problematiek. Toch is wetenschappelijke verdieping niet de ambitie van het essay. De auteur is geen exacte wetenschapper. Zijn invalshoek is ingegeven door zijn promotieonderzoek aan de Universiteit voor Humanistiek, dat uitmondde in een professionele roeping.

Voor mensen die affiniteit voelen met het maatschappijkritische gedachtegoed is deze monografie een zeer leesbare compilatie. De ‘maîtres à penser’ van de auteur zijn figuren die sociale bekommernissen in hun hart dragen en zich er ook voor inzetten.
Eric van der Vet
Dirk De Schrijver
Non-fictie
recensent
_Dirk De Schrijver recensent
Meer van Dirk De Schrijver

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies