11 maart 2019
Verruim je geest. Wat psychedelica ons leren over bewustzijn, sterven, verslaving en depressie.
Na een tiental boeken over onze voeding (van kweken tot koken) gooit Amerikaans journalist en professor Michael Pollan het verrassend over een andere boeg. Nog steeds gefascineerd door enkele experimenten met psychedelica in zijn jeugd, wil hij hun historiek, werking en effect op onze hersenen doorgronden
En dat doet hij (gelukkig) als zelfverklaard materialist “die gelooft dat de wereld uit materie bestaat en dat alles wat er gebeurt moet kunnen worden verklaard met de natuurkundige wetten die daarvoor gelden.” Maar “als je een geestestoestand kan creëren die voor 70% van de mensen een van de belangrijkste ervaringen van hun leven is, dan is dat als wetenschappelijke fenomeen echt ongelooflijk.”
Pollan begint zijn hoofdstuk “Biologie” met een belangrijke nuance: psychedelica zijn geen drugs. Deze laatste zijn toxisch en verslavend, de eerste zijn dat blijkbaar niet. In een eerder werk – ‘The botany of desire: A plant’s eye view of the world’ (2001) – onderzocht Pollan of psychedelische planten er evolutionair baat bij hebben om de geestestoestand van hun eters te veranderen. Het antwoord is positief, want het verlangen om het bewustzijn te veranderen, wat dus bijdraagt aan de verspreiding van de plant, is “iets wat tot mijn verbazing universeel menselijk bleek te zijn.” Dat er zo’n merkwaardig en lastig te vervullen verlangen bestaat naast ons verlangen naar eten, schoonheid en seks – allemaal verklaarbaar vanuit evolutionair oogpunt – schreeuwt volgens Pollan in dit werk om een verklaring.
Een gegeven dat dit laatste ondersteunt, is dat in alle menselijke culturen psychedelica worden gebruikt (met als enige uitzondering de Inuit, omdat de stoffen niet in hun habitat voorkomen). In het hoofdstuk “Geschiedenis” beschrijft Pollan ook de Amerikaanse (her)ontdekking van psychedelica in de jaren ‘50 en ‘60 van de vorige eeuw. Daarbij speelden vooral de intellectueel Aldous Huxley – het ‘Somaparadijs’ was geen toeval! – en man van de actie Al Hubbard een grote rol. “Psychedelische middelen zorgden ervoor dat er massatoerisme op gang kon komen naar geestesterritoria die tot dan toe alleen door kleine groepjes onverschrokken avonturiers, vooral religieuze mystici, waren verkend.”
Dat dit massatoerisme vooral door de jeugd werd geconsumeerd, was een doorn in het oog van de gevestigde orde. Na een verbod op psychedelica einde de jaren ‘60, mede veroorzaakt door de capriolen van ene professor – “Turn on, tune in, drop out!” – Timothy Leary, kwam er wel een vooral medische renaissance in de jaren ‘90. Al durft er volgens Pollan nog wel eens een ‘vrijdagmiddagdosis’ op de agenda van een hightech bedrijf in Silicon Valley te staan…
Dat dit massatoerisme vooral door de jeugd werd geconsumeerd, was een doorn in het oog van de gevestigde orde. Na een verbod op psychedelica einde de jaren ‘60, mede veroorzaakt door de capriolen van ene professor – “Turn on, tune in, drop out!” – Timothy Leary, kwam er wel een vooral medische renaissance in de jaren ‘90. Al durft er volgens Pollan nog wel eens een ‘vrijdagmiddagdosis’ op de agenda van een hightech bedrijf in Silicon Valley te staan…
In het volgende hoofdstuk verslaat Pollan zeer opmerkelijk vier psychedelische trips die hij voor dit boek zélf heeft ondernomen, met respectievelijk LSD (kunstmatig), psylocybine (paddo’s), ‘the toad’ (de pad), en een ‘ayahuasca’ (plantenextract). Het effect van “set & setting” blijkt ook bij hem van groot belang: de trip wordt voor een groot stuk bepaald door je eigen verwachtingen en de omgevingsfactoren. Het loopt niet altijd vlot voor Pollan, maar hij sluit enigszins bevredigd als volgt af: “De reizen hebben me inzicht gegeven in wat boeddhisten ons proberen duidelijk te maken maar wat ik nooit heb begrepen: dat bewustzijn veel meer is dan alleen het ego, zoals we zouden kunnen zien als dat zijn mond eens zou houden. En dat de desintegratie (of transcendentie) van het ego niet iets is om bang voor te zijn; integendeel, voor spirituele groei is het juist nodig.”
Doorheen het boek komen heel wat beschrijvingen voor van wat mensen meemaken bij het nemen van psychedelica, zowel van Pollan zelf als van meer ervaren ‘trippers’. En dat ondanks de ‘onzegbaarheid’ van de ervaring volgens velen, en de dunne grens tussen het beleven van ‘slechts een psychedelische trip’ en een overweldigende ‘mystieke ervaring’ (spiritualiteit zonder geloof, door sommigen beschouwd als de basis voor religie). Mensen spreken in termen van een ‘zichzelf verliezen’, ‘magisch denken’, ‘orgasme van de ziel’, ‘relationele verankering’ – iets als de deeltjes waaruit ik besta zijn deel van het universum en zullen daar ook naar terugkeren – of het ‘mysterium tremendum’ als het gevoel “volledig overstelpt te raken, vermorzeld te worden onder de druk van een werkelijkheid die groter is dan waar een geest die gewend is aan een genoeglijke wereld van symbolen, tegen opgewassen is.”
Langs de andere kant geven sommige meer dagdagelijkse ervaringen ook een (zwakke) impressie van wat een psychedelische trip eigenlijk inhoudt. Daartoe behoren volgens Pollan ‘onderdompelend’ reizen (waarbij je anders kijkt naar de omgeving), seks, de halfslaap (hypnagogisch bewustzijn), decadent eten, ‘collectief bruisen’ (zoals dansen of marcheren), macht, extreem sporten, vasten, bidden of mediteren (trance), mindfulness, en - ietwat van een andere orde - het onnadenkende kinderbrein. Een Brits professor beweert zelfs dat “als je een idee wilt krijgen van wat een verruimd bewustzijn is, je alleen maar met een kind van vier een kopje thee hoeft te gaan drinken. […] Waar het kort gezegd op neerkomt is dat baby’s en jonge kinderen eigenlijk permanent aan het trippen zijn.”
De laatste twee hoofdstukken omtrent respectievelijk “neurologie” van de trip en “therapie” op basis van psychedelica lopen nogal door elkaar en lijken daarom slordiger en minder overtuigend geschreven. Pollan erkent echter wel een paradox bij de chemische oorzaak van elke trip: “Hetzelfde [middel] dat spirituele en religieuze gedachten in de puur materiële hoek leek te kunnen drukken, bezorgde mensen zo’n krachtige ervaring dat ze ervan overtuigd raakten dat er een niet-materiële werkelijkheid bestond – bij uitstek de basis voor religieuze gevoelens.” Wat psychedelica in essentie doen is het ‘default mode network’ (DMN) – de oorsprong van het ‘ego’ – van onze hersenen (deels) uitschakelen. “Het [DMN] zorgt voor orde in een systeem dat zo complex is dat het anders wellicht tot de anarchie van de geestesziekte zou kunnen vervallen.” Het uitschakelen van het DMN zorgt dus voor ongecontroleerde zintuiglijke indrukken en gedachtestromen. Deze ervaring blijkt inderdaad dienst te kunnen doen als therapie bij verslaving of ter voorbereiding op het sterven (bijvoorbeeld bij kankerpatiënten), al wordt wetenschappelijk onderzoek daarnaar sterk bemoeilijkt door ‘extrafarmacologische variabelen’ (fenomenologie van eerdergenoemde “set & setting”) die niet door het ‘medicijn’ an sich worden bepaald.
Pollan zorgt in dit lijvige werk voor een inzichtelijke maar voornamelijk Amerikaanse geschiedschrijving, een grondige situatieschets van het huidige (wetenschappelijke) beeld van psychedelica, en uitgekiende beschrijvingen van gedurfde eigen trips. Daardoor gaat de tekst van een kleine vijfhonderd bladzijden toch nergens vervelen.
Arno Keppens
De nogal gefragmenteerde passages in de laatste hoofdstukken resulteren echter in een nogal abrupt einde. De auteur geeft meermaals blijk van vertrouwen in de wetenschap, maar doet – opnieuw in Amerikaanse stijl – soms iets te hard zijn best om spirituele believers en mystici niet voor het hoofd te stoten. De biologie van psychedelica en hun effect op onze hersenen als neuraal netwerk mochten dan ook iets meer aan bod komen.
De imperatief in de titel van het boek lijkt het gebruik van psychedelica enigszins te promoten, maar het boek levert eigenlijk zelf al een grote bijdrage aan een nieuwe kijk op de werking van onze geest.
Pollan vat als volgt samen: “Ik heb weinig consensus ontdekt in de terminologie van de onderzoekers die ik heb geïnterviewd, maar als ik alle metaforen en alle jargon – spiritueel, humanistisch, psychoanalytisch of neurologisch – uitpak, blijft het verlies van het ego of het zelf (wat Jung ‘psychische dood’ noemt) over als belangrijkste psychologische kracht achter de [psychedelische] ervaring. Dat is wat ons de mystieke ervaring geeft, de generale repetitie van het sterven, het overzichtseffect, het gevoel van een mentale reset, het ontstaan van een nieuwe betekenis en een nieuw ontzag.”
Dus in plaats van te gaan sporten had een stukje paddo me waarschijnlijk ook wel kunnen helpen bij het schrijven van deze recensie…
Arno Keppens
Zie ook zijn website
Meer van Arno Keppens
Pollan vat als volgt samen: “Ik heb weinig consensus ontdekt in de terminologie van de onderzoekers die ik heb geïnterviewd, maar als ik alle metaforen en alle jargon – spiritueel, humanistisch, psychoanalytisch of neurologisch – uitpak, blijft het verlies van het ego of het zelf (wat Jung ‘psychische dood’ noemt) over als belangrijkste psychologische kracht achter de [psychedelische] ervaring. Dat is wat ons de mystieke ervaring geeft, de generale repetitie van het sterven, het overzichtseffect, het gevoel van een mentale reset, het ontstaan van een nieuwe betekenis en een nieuw ontzag.”
Dus in plaats van te gaan sporten had een stukje paddo me waarschijnlijk ook wel kunnen helpen bij het schrijven van deze recensie…
Arno Keppens
Zie ook zijn website