Jeroen Brouwers en Geert van Oorschot
Dirk Ooms
Non-fictie
  • 204 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

1 december 2024 Briefwisseling 1968 - 1986
Feest in huis: ik mocht dit boek, bevattende ruim driehonderd brieven, lezen. Dit is gezond literair snoepgoed, goed voor hart en hersenen, het bevat alle ingrediënten om dopamine aan te maken.
Van Brouwers las ik al eerder brieven: de twee delen Kroniek van een karakter plus zijn veel te summiere briefwisseling met Gerrit Komrij, een boekje dat amper zeventig bladzijden telt omdat Komrij er snel de brui aan gaf. Ik wist dus vrij zeker dat deze Briefwisseling 1968-1986 epistolair vuurwerk zou bevatten.
Zo’n brievenboek moet je wel enigszins anders lezen dan een roman: de toon is vrij apart, vaak rauw en recht voor de raap, de plot kan vreemd aanvoelen, het verhaal verloopt schoksgewijs, personages zoals collega’s, echtgenotes en kroost duiken plots op zonder deftige introductie en verdwijnen zomaar, en het einde… als niet een fikse ruzie het doek deed dalen dan zal de dood van de ene, ook doorgaans plotsklaps, de andere het zwijgen opleggen. Misschien komt er nog een voetnoot aangewandeld, maar dat was het dan.
Het kan niet altijd zo wonderbaarlijk verlopen als bijvoorbeeld bij de correspondentie van de aanvankelijke strijdmakkers en Founding Fathers Thomas Jefferson en John Adams: bittere tegenstanders van elkaar tijdens hun presidentsjaren maar eenmaal ze beiden na hun politieke jaren een teruggetrokken bestaan begonnen te leiden de beste pennenvrienden, om dan beiden te sterven op de vierde juli 1826, precies een halve eeuw na de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring, Adams enkele uren na Jefferson. Kijk, dat is mooi afgerond, effenaf af. Maar bij Brouwers en Van Oorschot, deze twee reuzen uit de wereld van de recente Nederlandse literatuurgeschiedenis, moest het anders aflopen.
De eerste brief in dit boek dateert uit 1968 en is van de hand van Geert van Oorschot, de in die tijd bekendste en beste uitgever van Nederland, een kleurrijk figuur. Hij zorgde ervoor dat twee van de naoorlogse “grote drie”, zoals ze geboekstaafd staan, bij hem debuteren: W.F. Hermans en Gerard Reve (de derde, Harry Mulisch, debuteerde uiteindelijk bij een andere uitgeverij, maar dat vond Van Oorschot niet erg want van Mulisch moest hij eigenlijk niet weten). Van Oorschot heeft de Russische Bibliotheek uit de poldergrond gestampt en geeft ook het literaire tijdschrift Tirade uit. Zijn uitgeverij staat voor kwaliteit en hijzelf heeft altijd een streng oordeel klaar: “Ik geef alleen uit wat ik zelf goed vind".
En: eind jaren zestig debuteert de zestigjarige Van Oorschot onder de schuilnaam Peskens met eigen proza. Jeroen Brouwers is dan nog een jongeman met een debuut achter zich dat afgekraakt werd in de pers. Hij werkt in Vlaanderen bij uitgeverij én mevrouw Manteau terwijl zijn literaire idealen lijken weg te kwijnen. Hij verzond een verhaal naar Tirade en krijgt een positief antwoord van de uitgever zelf: meneer Van Oorschot! Een brief als een brandend braambos! Zo ontspint zich een correspondentie die algauw allerhartelijkst is: “Waarde heer Brouwers” en “Zeer geachte heer Van Oorschot” maken al snel plaats voor “Beste Jeroen” en “Goede vriend Geert”.
Door het leeftijdsverschil zou je denken dat er sprake is van een vader-zoon-relatie, maar nee: het is veel humaner dan dat: dit is een vriendschap van de bovenste plank, zij het tussen twee karakters. Veel, zo niet alles wordt uitgesproken en klinkt het niet dan botst het maar. Brouwers schrijft met hart en ziel, met huid en haar, met feitelijk het hele hebben en houden, maar ook Van Oorschot laat zich niet onbetuigd: beide auteurs zijn bezeten door de literatuur, ademen literatuur en volgens mij moeten ze ook genoten hebben van hun eigen en elkaars schrijfwoede, de wijze waarop ze iets konden verwoorden, het speelse, het kloeke, het temperamentvolle, dit alles geschiedend op voet van opperste gelijkheid en met respect en liefde.
In hun brieven is de taal een gebeurtenis van formaat en leeft ze zich glansrijk uit. Er wordt gekletst en gevloekt, gesakkerd en gejammerd maar aldoor lichten knipogen op, wenkt een glimlach. Van Oorschot verzendt een verhaal van eigen hand naar Brouwers, benieuwd naar zijn mening. De jonge Brouwers geeft zijn bevindingen weer in een volgende brief: een lijst “detailkritiekjes” die - in dit boek - tien bladzijden beslaat! Het is kenmerkend voor Van Oorschot dat hij veel van dat commentaar verwerkt in de herschreven versie van dat verhaal. En hoe belangrijk moet het niet geweest zijn voor Brouwers dat een figuur als Van Oorschot met al zijn ervaring herhaaldelijk schreef: “Jeroen, jij kunt schrijven! Jij moet schrijven!” Af en toe walmt er uit de lectuur een lucht van jenever op, maar dat mag het leesgenot niet drukken.
In de jaren zeventig zal Brouwers zich voluit smijten op de literatuur en trachten te leven van de pen, al blijven twijfels knagen. Niet langer meer zal hij zijn tijd verdoen met het op kantoor verbeteren van Vlaamse schrijfsels, gedaan met Ruyslinck, Vandeloo & co. Hij schrijft nog naar “Beste Geert” over zijn “gebogen houding in letterland”: “Bang dat ik om mijn schrijverij zal worden uitgelachen.” Maar net in die periode openbaart zich zijn superieure schrijfstijl in Zonder trommels en trompetten, Zonsopgangen boven zee, Het verzonkene, Bezonken rood enzovoort. Hoe donker ook het onderwerp mocht wezen, er gaat altijd een gloed uit van zijn taalgebruik. En dan is er ook nog zijn gloeiend polemisch vermogen waarmee hij het schrijfbedrijf in de lage landen hekelde: ach here lief wat een macht! Gewoon met woorden!
Na wat jaren treedt er in de briefwisseling bij Brouwers enige terughoudendheid op terwijl er in de brieven van Van Oorschot een lichte smeekbede lijkt te sluipen: het “Beste Jeroen” krijgt iets wanhopigs. Ergens was er al een woordbreuk uitgebarsten. Wrevel duikt op en handhaaft zich, misverstandje hier, ergernisje daar, vermoeienis, alles geraakt niet meer uitgepraat… De toon wordt soms bitsig, of killer nog: koudweg koel en zakelijk. Brouwers begint zich te storen aan het personage Van Oorschot dat verschijnt op tv en elders: de gemaakte Geert van Oorschot met z’n kuren en fratsen. Een vriendschap bloedt en Van Oorschot kan het niet stelpen. Hij sterft op het eind van het jaar 1987.
Ik wist dus dat ik zeer zou smullen van de brieven van Brouwers, ik had immers nog sterke herinneringen aan het leesplezier dat ik vele jaren geleden beleefde bij zijn tweedelige brievenboek Kroniek van een karakter, dat brieven bevatte uit de periode 1976-1986, maar dat ook Van Oorschot zo’n geweldige briefschrijver zou blijken was voor mij een aangename verrassing. Het lijkt me gepast om woorden van Brouwers aan te halen uit Het tuurtouw. Ter herinnering aan Geert van Oorschot. (Niemand, niemand kon zo mooi en waardig een In Memoriam schrijven als Brouwers.) In dit boekje uit 1989 - onlangs herdrukt! - schrijft Brouwers dat Van Oorschot zo’n dertigduizend brieven “of nog meer” zou geschreven hebben. En: “Mochten al die brieven even schitterend zijn als het merendeel van de brieven die ik van hem heb ontvangen, moet het nageslacht niet nalaten subsidies bij elkaar te harken ter bekostiging van de integrale publicatie ervan.” Laat ze gedundrukt aanrukken! Ook in de nalatenschap van Brouwers zou nog veel lezenswaardig steken: ik denk in de eerste plaats aan nog meer brieven, brievenhopen hoop ik, flarden herinneringen aan andere auteurs, aanzetten tot verhalen en essays en polemieken, ach godbetert misschien zelfs een deel kookboek, laat het het licht zien. Brouwers was niet in staat om saai te schrijven.
(Ik heb gemerkt dat er enig archaïsch taalgebruik in mijn tekst geslopen is, zoals het woord “brief”. Ik wil dat best even uitklaren. Een brief is in wezen een lijfelijke e-mail. Werd vroeger door een specifiek daartoe aangestelde employée per koets of per fiets aan huis bezorgd en overhandigd als ware het een geschenk. Een strik of slinger hoefde er niet om: een dichtgelikte envelop beschermde de verrassing: minstens één vel papier. Het papier bevatte handschrift, vingerafdrukken en soms ook gedroogd traanvocht dat kon wijzen op woede, vreugde, verdriet, de precieze aard van die ijle vlekken kon meestal afgeleid worden uit de tekst. De brief werd na lezing (eerste lezing te snel, tweede lezing trager, bedachtzamer, savourerend) sacraal in bewaring gesteld: om herinnerd te worden, om ooit, vele jaren later, een hele wereld waarvan je dacht dat die vergaan was, bij lezing te zien openbloeien. Mogelijk ook niet meer in staat een klokje te doen luiden want ondertussen zo vederlicht en vergankelijk geworden: Ruyslinck, Vandeloo. Dat waren Vlaamse schrijvers. Vandeloo schreef summiere schoolboekjes die leken op romans maar bestemd waren voor scholieren om er boekbesprekingen van te maken.) 

Dirk Ooms
Jeroen Brouwers en Geert van Oorschot
Dirk Ooms
Non-fictie
Dirk Ooms is huis- en tuinman, en boekenwurm
_Dirk Ooms - Recensent
Meer van Dirk Ooms

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies