5 juli 2024
'De waarheid zal u bevrijden.’ Kroniek van twintig jaar nadenken over geloof en ongeloof
Voor de mensen die de boekrecensies en blogs lezen die verschijnen op de website van het Humanistisch Verbond moet Karel D’huyvetters een bekende naam zijn. Zijn teksten aldaar getuigen steevast van een vlotte pen, gedegen kennis en een kritische, onafhankelijke ingesteldheid.
Dat alles kan men ook terugvinden in dit boek: een gulle bundeling van teksten die geschreven werden in de loop van de laatste twintig jaar en die het onderwerp godsdienst behelzen. Met het pensioen in zicht ging hij zich diepgaand bezinnen over het geloof waarin hij werd grootgebracht en na een korte introductie begint zijn boek met een tekst uit 2006 en is de toon gezet.
Dat katholiek geloof was in zijn jeugd alomtegenwoordig. Hij geeft het goed weer op pagina 48: hoe hij tot zijn zestiende jarenlang elke dag naar de mis ging, “op zondag vaak twee keer” en zo volgt een indrukwekkende opsomming van het lof en de vespers, veertigurengebeden, novenen en triduüms, “bij grote feesten was je praktisch de hele dag in de kerk: Pasen, Kerstmis, Allerheiligen, op Allerzielen waren er drie missen na elkaar” en dan stopt het nog niet: retraites, Sint-Jozef (“met aangepaste liederen”), jaarlijkse bedevaarten, “tochten langs kapellekens in de stad en op den buiten en eindeloze rozenkransen, ook ’s avonds in de huiskring”… Ik vraag me hierbij af of de jonge Karel ooit de tijd vond om nog fatsoenlijk tegen een bal te trappen of in een boom te klimmen. Ikzelf moest weleens tot mijn elfde levensjaar met de schoolklas naar de mis en kon daar de hostie waarderen (tip voor de chef: ze mochten zoeter), maar na mijn plechtige communie heb ik niets godsdienstigs meer moeten ervaren, toch niet aan den lijve.
Karel D’huyvetters heeft afstand genomen van dat geloof en kan misschien het best omschreven worden als een volbloed-atheïst, als “een tegenstander van godsdienst in al zijn vormen”. Er blijven evenwel sporen van die door godsdienst doordrenkte jeugd, van “de systematische indoctrinatie vanaf zeer jonge leeftijd” zoals dat toen ging en feitelijk altijd gaat met religies, dat kan niet anders, een onrust, herinneringen aan gewetensconflicten, littekens in de ziel. Hij schrijft met open vizier: het boek bevat openhartige en pijnlijke anekdotes uit zijn jeugdjaren.
Dit boek is allesbehalve een koele opsomming van gegevens: sterke emoties komen aan de oppervlakte, gedrevenheid, woede, verontwaardiging. Maar meestal gaat hij nauwgezet en nuchter te werk bij het behandelen van diverse onderwerpen zoals de verering van Maria, de goddelijke voorzienigheid, naastenliefde, abortus, pedofilie in de kerk, Georges Lemaître en monseigneur Léonard, Abraham en offers, Darwinisme en paus Ratzinger, atheïsme, het vagevuur (het lot van de “sans-papierzieltjes”: zij die stierven vooraleer gedoopt te geraken), enzovoort, enzovoort.
Dit boek telt meer dan zeshonderd zeer dichtbedrukte bladzijden en biedt dus een stevige brok leesvoer. Het lijkt me onvermijdelijk dat er af en toe iets in herhaald wordt (een anekdote, een uitspraak), mede door het sterk essayistisch karakter van de teksten en het feit dat ze in zo’n ruime tijdspanne geschreven werden, maar dat mag de leespret niet drukken. De auteur wil bovenal duidelijk zijn en misverstanden ten zeerste vermijden. Het is zijn stelregel dat hij niets wil schrijven “dat niet zonder meer begrepen kan worden door mijn vrouw of mijn kinderen” en daar slaagt hij mijns inziens met verve in: hij weet alles zeer helder onder woorden te brengen.
Het boek bevat Latijnse citaten maar die worden altijd gevolgd door een vertaling. Hoewel de inhoud doorgaans ernstig is en onderwerpen weldoordacht behandeld worden is er af en toe plaats voor een knipoog en kwinkslag. Misschien had er een register van teksttitels of trefwoorden aan toegevoegd mogen worden, ik las echter het boek van begin tot eind en vond het best spannend om te zien waarover een volgende tekst zou gaan, maar men kan er ook aardig en vrijuit in grasduinen zo men wil.
Ik beschouw Karel D’huyvetters als een betrouwbare informatiebron. Ik kon geen malle meningen detecteren of valse voorstellingen, laat staan ‘alternatieve feiten’. Maar net als de auteur wil ik ook de puntjes op de i zetten. Ergens (pagina 471) schrijft hij dat de mens “blijkbaar behoefte aan God” heeft, “anders hadden we hem niet zo vaak en overal uitgevonden”, ik geloof echter dat die uitvinding maar één keer hoefde te gebeuren, zeer lang geleden in Afrika, vooraleer de diaspora van Homo sapiens begon. In de tekst ‘Geloof of wetenschap’ schrijft de auteur dat vele Christenen geloven dat de aarde slechts vierduizend jaar oud is, maar ik meen dat dit eerder zesduizend jaar moet zijn (de Anglicaanse bisschop Ussher berekende dat de aarde in het jaar 4004 voor Christus geschapen werd, ergens in oktober). En Karel D’huyvetters schrijft op pagina 467: “Men zal mij voor mijn dood ook niet wijs en geleerd noemen” wat een vergissing is, ik acht hem immers wijs en geleerd.
Dirk Ooms
Meer van Dirk Ooms
Dirk Ooms