André Comte-Sponville
Jean-Jacques Amy en Karel Van Dinter
Non-fictie
  • 3235 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

21 december 2021 Het vrijdenkend lijfboek van Jean-Jacques Amy (+ podcasts)
‘Le monde n’est qu’une branloire pérenne.’ Montaigne (Essays III,2) VRIJDENKEND LIJFBOEK JEAN-JACQUES AMY : Dictionnaire amoureux de Montaigne / André Comte-Sponville (Édition Plon 2020) Met audiofragmenten: ‘Amy over Montaigne’
Toen Jean-Jacques Amy, winnaar van de Prijs Vrijzinnig Humanisme 2021, gevraagd werd naar zijn Vrijdenkend Lijfboek was de keuze vlug gemaakt: Dictionnaire amoureux de Montaigne van André Comte-Sponville. Een slinks doorgeefluik - kan het anders? - naar de Essays en het humanisme van de 16de eeuwse Franse humanist… Het gesprek dat volgde, zorgde voor een eigenzinnige kijk op het alledaagse humanisme van Montaigne, diens religieuze afvalligheid, de liefde voor Seneca en Epicurus, het Bijbelboek Prediker en heel wat andere doordenkers… 

‘Oui, c’est un ami qui vous aide à vivre… Tel que vous êtes!’ 
André Comte-Sponville
Eenvoudig, maar treffend… Zo omschreef Comte-Sponville zijn genegenheid voor Montaigne in het gesprek met Elodie Fondacci (Radio Classique) bij het verschijnen van zijn Dictionnaire amoureux de Montaigne. Het herinnert aan de nonchalante uitleg van Montaigne voor zijn unieke vriendschap voor La Boétie: ‘Parce que c’était lui; parce que c’était moi.’ Gewoontjes…
‘Un ami…’ Zo had ook Jean-Jacques Amy het kunnen zeggen. Bijvoorbeeld bij de uitreiking van de Prijs Vrijzinnig Humanisme… Die werd hem - traditiegetrouw, maar virtueel en coronagewijs - overhandigd op 21 juni 2021 omwille van ‘zijn levenslange activisme voor de rechten van verdrukten, in het bijzonder de rechten van de vrouw, vanuit de bekommernis voor de zorg van de patiënt die voor hem steeds primeerde, zelfs op zijn eigen belang' (Juryverslag). Een levenslange aandacht…

Toen Amy wat later werd gevraagd naar zijn vrijdenkend lijfboek was het een gemakkelijke keuze: Dictionnaire amoureux de Montaigne. Daarin verklaart de Franse filosoof en atheïst André Comte-Sponville zijn voorliefde voor Montaigne. Het zet aan tot een persoonlijke en inspirerende lectuur van de Essays van de Franse humanist. Een mooie instap ook voor een gesprek met Jean-Jacques Amy over de bijzondere betekenis van Montaigne voor hem. Én over de inspiratie tot op vandaag van de Essays van Montaigne… Die zijn dan wel opgevat als één lange dialoog van Montaigne met zichzelf, maar dagen ons nog steeds uit om - tegen alle vooroordelen en gevestigde meningen in - telkens weer zélf te denken.
Amoureux, dus? Zeker. Want André Comte-Sponville gidst ons aan de hand van zowat honderd zorgvuldig gekozen lemma’s niet enkel doorheen de bedrieglijk alledaagse rijkdom van het humanisme van Michel de Montaigne, maar reveleert daarbij ook de geniale schrijver, getalenteerde filosoof en uitzonderlijke mens die hij was. Met Comte-Sponville als bemiddelaar ga je in deze Dictionnaire stapsgewijs het gesprek aan met een 16de eeuws humanisme van een kwetsbare en kleine mens. Dat maakt het boek tot een onmisbare gids naar en doorheen de Essays van Montaigne.

'… niet mijn handelingen, maar mijzelf, mijn wezen.'

Audio: Amy over Montaigne N°1 – eerlijkheid / een citaat / zelfkennis / welk humanisme
00:00 / 00:00

Jean-Jacques Amy: ‘Montaigne (1533 - 1592) vermeldt in zijn Essays dat de meeste boeken uit zijn tijd over andere boeken handelen. Het Dictionnaire amoureux de Montaigne doet dat eveneens. De Franse filosoof André Comte-Sponville dialogeert met zijn illustere maar zo humane landgenoot, die meer dan vier eeuwen eerder schreef – voor een groot deel over zichzelf – met eenvoud, bescheidenheid, integriteit en vaak een verbluffende moderniteit. Doorheen het hele Dictionnaire geeft Comte-Sponville blijk van een diep respect voor zijn voorganger. En een enorme genegenheid. Ik voelde mij nauw betrokken bij deze oefening in confrontatie, bewondering, initiatie, uitwisseling en uitleg. Ik was geboeid door de citaten uit de Essays, maar ook door de openhartige en verstandige commentaren van Comte-Sponville. Het lezen van het werk ter zake lokte bij mij bewondering voor beide grote heren.’
Amoureux de Montaigne? Meer nog door deze Comte-Sponville dan na het lezen van andere minnaars van Montaigne. Zweig? Chavardès? Gide? Jeanson? Lacouture? Die ook, maar nu inniger met deze ‘livre le plus éclairant sur Montaigne depuis... Montaigne!’ (kaft) van Comte-Sponville. Nu pas is Amy dus klaar voor de volledige lectuur van de Essays: ‘Daar kijk ik ontzettend naar uit.’ Waarbij voor Amy vooral de eerlijkheid van Montaigne hem treft. Eerlijk met zijn wereld en zijn tijd. Eerlijk met zichzelf…
Amy: ‘Als allereerste neemt Montaigne zichzelf tot onderwerp van studie; hij schildert zijn zelfportret op een steeds veranderende wijze. In de beginfase van zijn schrijven wordt hij aangetrokken door het stoïcisme, een leer uit de Oudheid die aanbeveelt om alle hartstochten te verwerpen. Later helt hij over naar het hedonisme. In een nog latere fase geeft hij blijk van een overtuigd scepticisme. Hij twijfelt aan de macht van het menselijk verstand, aan de zekerheidsgraad van vaststellingen en redeneringen, en aan de actualiteit van de lering die men kan trekken uit de klassieken. De vraag die hij zich daarbij stelt en als motto zal gebruiken is ‘Que sais-je?’ (Essays II,12). Naar een wetenschappelijk verantwoord filosofisch systeem is hij niet op zoek. Hij vraagt zich af in hoeverre de wijsheid van de klassieken in zijn tijd nog van kracht is.’ (Essays II,6)

'… onvergankelijke normen en waarden? Een illusie…'
Amy: ‘Montaigne staat volledig haaks op het tijdperk, niet door zijn eruditie (die andere geleerden delen), maar door de onafhankelijkheid van zijn geest, zijn tegenstrijdigheden (die hij accepteert), zijn verwerping van alle dogma’s met inbegrip van het religieuze, zijn uitgesproken afkeer voor wreedheid, zowel jegens zijn medemensen, als jegens dieren – waarvan hij de intrinsieke waarde gelijkstelt met deze van zijn eigen soort. Montaigne is goed, minzaam, bescheiden, integer, onbevreesd; zijn menselijkheid is overweldigend. Men kan niet nalaten om van deze man te houden wanneer men over hem leest en kennisneemt van zijn geschriften. De Essays, waarin Montaigne laat zien dat absolute, onvergankelijke normen en waarden een illusie zijn, komen zeer modern op ons over, omdat er zoveel overeenkomsten bestaan tussen zijn tijd en de onze: tussen de instabiliteit en de chaos in het door burgeroorlog verscheurde Frankrijk, en de instabiliteit en de verloedering van waarden die het tijdperk kenmerken waarin wij leven.’

‘Ik ben niet van één, drie of honderd misdaden getuige, maar van een algemeen aanvaarde moraal, die door haar meedogenloosheid en haar kwade trouw […] zo mensonwaardig is dat ik er niet zonder afschuw naar kan kijken.’
Essays III,9
Amy: ‘In navolging van Socrates – één van zijn voornaamste leermeesters - oordeelt Montaigne dat sommige mensen beter zijn dan de meesten en dat zij bepalen wat de hoogste waarde is wat betreft de menselijke conditie. Anderen, in tegenstelling tot de vorige, zijn kwaadaardig, bloeddorstig en verraderlijk. Zijn humanisme is realistisch (zonder illusies), veeleisend, proactief en onbegrensd, maar tegelijk menslievend en vol begrip. In tegenstelling tot Friedrich Nietzsche - later - moet de mens zich voor Montaigne niet overtreffen. Van hem wordt verwacht dat hij zich gedraagt in overeenstemming met de norm. Ordentelijk. Zonder noodzakelijk vonken te maken. Humanisme moet empathisch zijn.’
Montaigne leefde in één van de woeligste en gevaarlijkste periodes uit de Franse geschiedenis: de godsdienstoorlogen tussen de dominante katholieken en de calvinisten hielden maar niet op. Beide partijen plegen het wreedste geweld op hun tegenstanders. Een climax wordt bereikt met de Sint-Bartholomeusnacht (24-25 augustus 1572) en de volgende dagen waarbij - met de goedkeuring van de Franse vorst, Karel IX, en de koningin-moeder, Catharina de’ Medici - tienduizenden hugenoten worden afgeslacht. In Rome laat Paus Gregorius XIII grote vreugdevuren ontsteken en een plechtig Te Deum uitvoeren…
Ondanks het moreel verval, de religieuze onverdraagzaamheid en het dogmatisme van zijn tijd blijft Montaigne opvallend mild en menslievend voor zijn medemens. In het lemma Vices gaat André Comte-Sponville in gesprek met Montaigne over de kleine kantjes en grote ondeugden van de mens.

‘Ik leef in een tijd waarin wij […] allerlei ongelooflijke staaltjes van wreedheid meemaken; zelfs in de oude annalen treffen wij niets aan dat erger is dan de euveldaden waarmee wij dagelijks worden geconfronteerd. Maar heeft dat mij er totaal niet doen aan wennen. En als ik het niet met eigen ogen had gezien, zou ik mij haast niet kunnen voorstellen dat mensen zó ontaard zijn dat zij een moord begaan alleen uit lust om te moorden en anderen in mootjes te hakken; dat zij hun hersens afpijnigen om nieuwe folteringen te bedenken en nieuwe manieren om iemand ter dood te brengen, niet uit haat of winstbejag, maar enkel om zich te verlustigen in de opwekkende aanblik van iemand die in doodsnood verkeert, in zijn deerniswekkende gebaren en bewegingen, in zijn gekerm en gejammer. Want dat is het toppunt van wreedheid, dat de ene mens de ander niet in woede of uit angst doodt, maar alleen om hem te zien sterven.’
Essays II,11
Amy: ‘Wat een prachtige, vernietigende - en zeer actuele - aanklacht tegen wreedheid! Wreedheid, onmenselijkheid en ontrouw zijn de meest verwerpelijke van alle gebreken (Essays II,11 / III,9). Maar ondanks zijn klare kijk op het ontsporend gedrag van de mens, blijft Montaigne begripvol en gematigd in zijn beoordelingen. Hij beseft - zoals Billy Wilder - dat niemand volmaakt is. Comte-Sponville verwijst naar L’Envers et l’Endroit van Albert Camus waarin die schrijft: ‘Je moet principes hanteren als het gaat om belangrijke zaken; voor onbenulligheden geef blijk van mededogen.’ Een gedachte die je ook vindt bij Montaigne.

Audio: Amy over Montaigne N°2 – kleine kantjes / mildheid / Montaigne niet religieus / plicht
00:00 / 00:00

In het lemma Bonheur verduidelijkt Comte-Sponville de kritische waardering van Montaigne voor het hedonisme van Epicurus en het stoïcisme. Maar meteen ook die van hemzelf. Een boodschap voor vandaag… 
Amy: ‘In de Oudheid, volgens de stoïcijnse leer, kon geluk worden bereikt wanneer men zich op een moreel verantwoorde wijze gedroeg. Over de jaren heen geraakt Montaigne hoe langer hoe minder overtuigd van de waarheid van deze visie. In zijn geschriften heeft het woord ‘geluk’ de gebruikelijke betekenis van iets waardevol en aangenaam, maar het bereiken van het geluk is afhankelijk van ‘de Fortuin’ en daarom onzeker.
Montaigne, mogelijk onder invloed van La Boétie, toonde belangstelling voor deze leer – en in het bijzonder voor Seneca’s geschriften – toen hij de eerste versie van boeken I en II redigeerde, maar distantieerde zich algauw – zoals hij simultaan ook deed wat betreft het epicurisme. Aan beide scholen verweet hij een overmaat aan dogmatisme en strengheid, en een gebrek aan menslievendheid. Van het stoïcisme weerhoudt hij alleen de verwerping van de hartstochten. En de moed die men moet tonen bij het ervaren van pijn en het doodgaan (Essays III,13).  In het derde boek van de Essays stelt hij dat:

‘Geluk en ongeluk volgens [hem] twee soevereine machten [zijn]. Het is onwijs te denken dat ons mensenverstand de rol van de Fortuin kan overnemen. Wie veronderstelt dat hij de oorzaken en gevolgen van een onderneming kan overzien en dat hij de ontwikkeling daarvan in de hand heeft, klampt zich vast aan een ijdele hoop.’
Essays III,8
Amy: ‘Het geluk, in de Essays, is bepaald door het lot, soms het gevolg van de succesvolle afloop van een gebeurtenis waarop het individu hoe dan ook geen controle heeft. Er is steeds iets dat interfereert met het genot dat men zou kunnen beleven. Montaigne geeft blijk van een zeker pessimisme, van ongenoegen over de eigen prestaties, zijn voorkomen, zijn gebrek aan handigheid, wilskracht, energie en vastberadenheid. Hij kan daar neerslachtig van worden. Niettemin geeft hij goede raad:

‘Als ik naar iets verlang – en dat doe ik maar weinig – zijn mijn verlangens doorgaans gematigd. Zo ook word ik maar weinig in beslag genomen door de dingen en wijd ik mij er kalm aan. De meesten zetten zich bij alles wat zij regelen willen verwoed en met heel hun wilskracht in. Maar je kunt zoveel misstappen maken dat je je voor alle zekerheid maar een beetje lichtvoetig over het oppervlak van deze wereld moet bewegen. Je moet eroverheen glijden, niet erin wegzakken. Zelfs genot wordt pijnlijk als het dieper gaat.’
Essays III,10
Amy: ‘Montaigne is een levensgenieter. Als jonge man was hij een onvermoeibare vrouwenversierder; hij eet zonder maat; hij is dol op paardrijden en zou zijn leven willen hebben doorgebracht ‘met mijn gat op een zadel’ (Essays III,9); de schoonheid van Parijs houdt hem in de ban; op reis is hij dolgelukkig wanneer hij nieuwe oorden ontdekt en kennis maakt met inwoners die een verschillende levensstijl hebben; hij geniet met volle teugen van de lange uren die hij in zijn bibliotheek doorbrengt. Montaigne schrijft om zich te vermaken – en uitsluitend wanneer hij er zin in heeft. In het derde boek van de Essays verkondigt hij: ‘Als ik maar de geringste gelegenheid tot vermaak aantref, grijp ik die met beide handen aan.’ (Essays III,5) Maar hoewel hij ongetwijfeld een hedonist mag worden genoemd, distantieert hij zich van filosoof uit de Oudheid Epicurus en zijn volgelingen. Hij keurt bepaalde stellingen van Epicurus goed maar verwerpt het dogmatisme en het veeleisend karakter van zijn leer die hij oordeelt in de praktijk niet te kunnen worden nageleefd. Hij leunt nauwer aan bij het scepticisme van Prediker.’

‘Vroeger zag ik nare, donkere dagen als een uitzondering in mijn leven; tegenwoordig komen die het meest voor en vormen mooie wolkeloze dagen een uitzondering. Binnenkort mag ik al dolblij zijn en het als een buitenkansje beschouwen wanneer ik nergens pijn heb. Weldra zal ik, ook al kietel ik mijzelf nog zozeer, zelfs geen karig lachje meer ontlokken aan dit nurkse lichaam. Ik schep nog alleen vermaak in dromen en fantasieën, en probeer zo op een listige wijze de droefenis van de oude dag te ontlopen.’
Essays  III,5

Audio: Amy over Montaigne N°3: een citaat / genieten / Stoa / pijn, jouissances & flatulenties / sterven / scepticisme
00:00 / 00:00

‘Que sçay-je?’ 

Montaigne is vooral bekend van het adagio ‘Que sçay-je?’ Eén van de vele inscripties op de balken van zijn toren… Comte-Sponville behandelt het in het afzonderlijke lemma Vérité, maar de Essays zijn helemaal doordrongen van het scepticisme van Montaigne. Een grondgedachte… Bij Montaigne zeker geen triomfalisme à la Pico della Mirandola, maar vooral menselijke kwetsbaarheid. En nederigheid…

Amy:   ‘Comte-Sponville verduidelijkt dat Montaigne als motto heeft gekozen voor ‘Que sais-je?’ (Essays II,12) in tegenstelling tot het socratische ‘Ik weet dat ik niets weet’. Het ‘Que sais-je’ van Montaigne wijst op zijn vastberadenheid om alles steeds in vraag te stellen. Alles moet naar de gegrondheid ervan worden onderzocht. Het is een uitdrukkelijk scepticisme dat álles in twijfel trekt, maar tevens met inbegrip van het gefundeerd zijn van… het scepticisme zelf! Het is tegelijkertijd gematigd en terughoudend omdat Montaigne betwìjfelt of men alles in twijfel moet trekken.’

'Als iemand vanuit een vooronderstelling strijdt, moeten we ditzelfde axioma dat ter discussie staat omkeren en als vooronderstelling tegen hem aanvoeren. Want iedere menselijke vooronderstelling en iedere uitspraak heeft even veel gezag als iedere andere. Tenzij de rede een verschil aantoont. Dus moet men ze alle op de weegschaal leggen. […] Deze visie laat zich het best begrijpen in de vorm van een vraag: 'Wat weet ik ?' ‘Que sçay-je?’, die ik als motto voer met het embleem van een weegschaal.’ 
Essays I,12
Amy: ‘Het scepticisme waarvan Montaigne – vooral op het einde van zijn leven – blijk geeft is geïnspireerd door Prediker, één van de boeken van het Oud Testament, dat mogelijk in de derde eeuw voor ons tijdperk werd geredigeerd. De schrijver van deze tekst stelt lastige vragen. Hij filosofeert over de onoverbrugbare afstand tussen de mens en God. Hij poogt te begrijpen wat hij ziet en meemaakt, maar komt er niet uit. Het menselijke verstand is beperkt. De goddelijke wijsheid die achter de dingen schuilt is voor mensen ontoegankelijk. Meteen in het begin van Prediker wordt gesteld en tientallen keren  beklemtoond dat alles ‘lucht en leegte’ (of vluchtigheid) is. Deze terminologie moet worden begrepen als een metafoor voor de tijdelijkheid van het leven. En voor het verwarrend en onvoorspelbaar karakter daarvan. Hoewel het leven mooi is, glipt het door je vingers. Je krijgt er geen vat op. (Essays I,20 / II,12)

De lemma's Humanisme en Homme gaan dieper in op het mensbeeld van Montaigne. Meteen verduidelijkt Comte-Sponville ook het eigen humanisme. Een universeel en introspectief humanisme dat de ander niet uitsluit…

Audio: Amy over Montaigne N°4 – Que-sais-je / Prediker / pessimisme / na de dood / tolerantie
00:00 / 00:00

‘… een Pool net als een Fransman …’

Amy: ‘In het fragment ‘Homme’ verduidelijkt Comte-Sponville dat – voor Montaigne – de betekenis daarvan niet eenduidig is. Men blijft het antwoord op deze essentiële vraag schuldig. De mens is niet eenvormig, onveranderlijk; de soort zorgt niet voor een kloon van identieke individu’s. Menselijke wezens verschillen van elkaar, zonder uitzondering; zij zijn veelzijdig; zij evolueren met de tijd en in functie van de levensomstandigheden; zij vormen met zijn allen een enorme, gediversifieerde, nauwelijks voor analyse te vatten massa. En er komen steeds meer mensen bij die wederom verschillen van de vorige generaties. Montaigne ziet in de mens een levend wezen onder de vele andere. Die allemaal gelijkwaardig zijn.’

‘Ik beschouw alle mensen als mijn landgenoten, en ik omarm een Pool net als een Fransman; want ik sla algemene, universele verbondenheid hoger aan dan nationale banden. Geheel nieuwe, op persoonlijke gronden gemaakte kennissen lijken mij net zoveel waard als de contacten die je nu eenmaal hebt omdat je in een bepaalde omgeving woont.’
Essays III,9
Amy: ‘Het Humanisme, volgens Montaigne, heeft niets te maken met de ophemeling van de soort, maar wel met het verdedigen en beoefenen van menselijkheid als deugd. Het tegenovergestelde van onmenselijkheid… Comte-Sponville spreekt van een humanisme dat genadig, barmhartig en solidair is. Het komt er meer op aan om ons empathisch onze kleine tekortkomingen, onze zwakheden, onze falingen en onbekwaamheden te vergeven, wanneer zij veroorzaakt zijn door de ‘onvolmaaktheid van de menselijke conditie’ (Essays II,6) en niet ten gevolge van een beredeneerd kwaad opzet. De menselijkheid van een bepaald iemand dient te worden beoordeeld aan de hand van het medeleven en de karaktersterkte waarvan zij of hij blijk geeft.

Ik zie een Montaigne die wat minder complex is dan degene die Jeanson beschrijft. En minder uit één stuk dan die getypeerd door Comte-Sponville. Ik heb veeleer een veelzijdige, oprechte, aarzelende, humane, beschaafde en extreem aantrekkelijke ‘Mensch’ voor ogen. En… een stoutmoedige afvallige van het katholieke geloof. Maar daarover weet ik eigenlijk nog niet genoeg…’

‘De religie is geschapen om onze ondeugden uit te roeien; 
maar tegenwoordig verhult zij ze, voedt ze en wekt ze op.’
Essays II,12

‘C’est bien loin d’honorer celuy qui nous a faict, que d’honorer celuy que nous avons faict.’
Essays II,12

Jean-Jacques Amy & Karel Van Dinter
Meer over:
Montaigne: https://nl.wikipedia.org/wiki/Michel_de_Montaigne 
De Essays: https://fr.wikipedia.org/wiki/Essais 
André Comte-Sponville: https://fr.wikipedia.org/wiki/Andr%C3%A9_Comte-Sponville 
Dictionnaire amoureux de Montaigne, Elodie Fondacci interviewt André Comte-Sponville: https://www.radioclassique.fr/magazine/articles/ 
‘Michel de Montaigne – De Essays’, vertaald en toegelicht door Hans van Pinxteren. Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep; 2019
André Comte-Sponville
Jean-Jacques Amy en Karel Van Dinter
Non-fictie
Recensent
_Jean-Jacques Amy en Karel Van Dinter Boekenrubriek Humanistisch Verbond
Meer van Jean-Jacques Amy en Karel Van Dinter

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies