Boris van der Ham en Rachid Benhammou
Johan Braeckman
Non-fictie
  • 5782 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

3 januari 2019 Nieuwe vrijdenkers. 12 voormalige moslims vertellen hun verhaal
Ingaan tegen groepsdruk. De mens, meer dan om het even welk ander organisme, heeft het vermogen om zelfstandig te denken en te handelen. Eenieder is uniek, soms eigenzinnig tot rebels. Vrijwel niemand wil een grijze muis zijn die opgaat in de massa. Niettemin zijn we ook in grote mate groepsdieren en synchroniseert ons brein zich met de kuddegeest, meer dan we bewust beseffen.
Wie volkomen vrij is om te doen en laten wat hij wil, conformeert zich overwegend aan de mensen rondom zich. In de jaren vijftig van de vorige eeuw toonde de psycholoog Solomon Asch (1907-1996) aan hoe makkelijk het is om proefpersonen, onder druk van een toevallig samengestelde groep, zelfs een eenvoudige vraag over de lengte van een lijnstuk fout te doen beantwoorden. Die experimenten, die je bijvoorbeeld hier kan zien, zijn zowel grappig als verontrustend tegelijk.
Sedert Asch zijn tal van andere studies gedaan naar de kracht van groepsdruk. Die is veel groter dan we overwegend denken. Voor een voorbeeld van een ander experimentje, zie hier.
Het gaat in dit soort studies niet eens om groepen in de ware zin van het woord. De deelnemers kennen elkaar niet of nauwelijks. Ze hoeven niet te vrezen dat ze uit de groep worden gegooid als ze zich niet conformeren, want er is niet eens een echte groep. Toch treden groepspsychologische mechanismen reeds in werking op zo’n basaal niveau. Hoeveel groter is de druk dan niet binnen groepen die emotioneel zeer hecht zijn, dagelijks lief en leed delen, elkaar helpen en bijstaan, waarden, normen en opvattingen delen? Bijzonder groot, zo leren we uit tal van psychologische en sociologische studies. We hebben een bijzonder sterk verlangen om er bij te horen, om deel uit te maken van een netwerk. Alleen zijn is een van onze grootste angsten. Hoewel we nu in steden leven en constant omringd zijn door tien- tot honderdduizenden, ons volslagen onbekende mensen, blijven we onze levens verweven met die van enkele tientallen tot maximum honderdvijftig mensen. Dat aantal – Dunbar's number – komt overeen met de grootte van een groep die rondtrok op de savanne, in de prehistorie.
Wie in de prehistorie uit de clan werd gegooid, stond er helemaal alleen voor, aangezien het bijzonder moeilijk tot onmogelijk was om aansluiting te vinden bij een andere groep. In de praktijk betekende het de dood. De kans dat je overleefde in je eentje was verwaarloosbaar. Vandaag is het veel makkelijker om alleen te leven en bij geen enkele groep te horen, maar het is voor een overgrote meerderheid geen wenselijke optie. Eenzaamheid is hard en staat hoog op de lijst van problemen waarmee velen tegenwoordig kampen. We willen nog steeds even graag tot een groep behoren als onze prehistorische voorouders.
Er is op zich niks mis met de wens om deel uit te maken van een groep. Je geborgen, geliefd en gesteund weten, en steun en liefde aan anderen schenken, behoort tot het beste van wat een mens te bieden heeft en ervaren kan. Maar er is ook een keerzijde, die meerdere donkere kantjes kent. Aan het verlangen om tot een groep te behoren, kleeft de neiging om de groep waartoe we behoren af te zetten tegen een of meerdere andere groepen. Die wij tegenover zij-opdeling duikt blijkbaar even makkelijk op als het groepsconformisme dat Solomon Asch aantoonde. Nu is het natuurlijk niet zo vreemd om je te identificeren met een groep en je tegelijkertijd te differentiëren van een andere. Er zijn tenslotte erg veel mensen op de wereld, je kunt ze niet allemaal behandelen alsof ze deel uitmaken van je familie of je clan. Maar er is meer: de natuurlijke neiging tot groepsdifferentiatie brengt spontaan ook moraliserende evaluaties met zich mee. We vinden onze groep onveranderlijk beter dan de andere. Wij zijn superieur, de andere inferieur. Ook hierover bestaat veel onderzoek. Een klassieker die het waard blijft om te kennen, is het 'blauwe ogen/bruine ogen'-experiment van de Amerikaanse onderwijzeres Jane Elliott (°1933). Ze voerde het voor de eerste keer uit met haar leerlingen de dag nadat Martin Luther King vermoord werd (4 april 1968). Elliott suggereerde dat iedereen met blauwe ogen slimmer, beter en meer waardevol was dan wie bruine ogen had. Al snel maakten de kinderen zich de stereotiepe opvattingen over 'blauwe ogen' en 'bruine ogen' eigen en gingen ze er ook naar handelen.
Voor een filmpje van Elliott met haar leerlingen, zie hier.
Elliott wou in het bijzonder aantonen hoe racisme ontstaat, zich nestelt in de groepsgeesten en zorgt voor differentiatie tussen groepen, maar haar experiment leert ons ook iets over de manier waarop groepen tegen elkaar opgezet worden in het algemeen.
_Denken tegen de stroom in
Ik wou dit alles even aanhalen vooraleer in te gaan op het boek dat ik hier wil voorstellen, De nieuwe vrijdenkers, waarin twaalf voormalige moslims hun verhaal vertellen. In acht genomen alles wat we weten over groepsdruk en -differentiatie, hoeft het geen verwondering te wekken dat wie opgroeit in een islamitisch gezin, maar gaandeweg emotioneel en intellectueel afstand neemt van religieuze overtuigingen, meerdere moeilijkheden ondervindt. Groepen die zich stand willen houden en hun coherentie willen bewaren, kennen labels: lid zijn van de supportersclub van een voetbalploeg veronderstelt dat je een sjaal draagt met de juiste kleuren; wie deel uitmaakt van een motorbende heeft de relevante tatoeages op zijn lichaam. Een van de functies van religie is precies om duidelijk te maken wie wel en niet tot de groep behoort. Een hoofddoek, een specifiek dieet, het uit het hoofd leren van bepaalde teksten: het zijn manieren waarop men het verschil kan zien tussen een authentiek groepslid en een buitenstaander. Wie zich niet meer thuis voelt in een religieus georiënteerde groep heeft fundamenteel maar twee opties: men kan ofwel doen alsof men er wel nog bij hoort, dus faken en hypocriet zijn, of men kan de labels van zich afgooien en daarmee onmiskenbaar duidelijk maken ex-lid te zijn en bijgevolg een buitenstaander.
De twaalf getuigenissen in het boek zijn van mannen en vrouwen die opgegroeid zijn binnen de islamitische subcultuur in Nederland, maar gaandeweg ongelovig – 'afvallig' – werden. Ze geven er uiteenlopende redenen voor. Sommige zijn van intellectuele aard, zoals de onwaarschijnlijkheid van mirakels en het bestaan van God, of het inzicht dat de islamitische teksten niet van goddelijke maar van menselijke oorsprong zijn en best begrepen worden vanuit hun historische context. Andere redenen zijn eerder ethisch, waaronder het gegeven dat de profeet Mohammed niet zo'n volmaakte mens was als men gangbaar aanneemt binnen de islam. Er zijn nog andere factoren, bijvoorbeeld het gevoel dat sommige moslims zich superieur voelen en neerkijken op niet-moslims, of dat relaties tussen moslims en andersdenkenden taboe zijn. Enkelen getuigen dat de overgang van moslim naar niet-moslim inwendig relatief probleemloos verliep, vergelijkbaar met wat vele Vlaamse katholieken in de jaren zestig en zeventig meemaakten. Het geloof verdampte als het ware, het wordt door de ex-gelovige niet gemist en de relaties met onder meer vrienden, collega's en familieleden die gelovig blijven, komen niet noodzakelijk ernstig onder druk te staan.
Helaas zijn dat de uitzonderingen. Meerdere getuigenissen in het boek zijn eerder schrijnend. Wie oorspronkelijk moslim was maar ongelovig wordt, of zich bekeert tot een andere religie, kent meestal grote moeilijkheden. Toen ik met het Fonds Lucien De Coninck op zaterdag 1 april 2017 in Gent een studiedag organiseerde over afvalligheid, was de meerderheid van de getuigenissen die we hoorden van dezelfde orde.
Het ging ons over afvalligheid in het algemeen, zowel wat betreft politieke of ideologische organisaties, sektes, religieuze groepen enzovoort. Maar de teneur was telkens dezelfde: het is erg moeilijk om los te komen van een groep die sterke identiteitsbepalende labels kent. Wie niet snel wordt opgenomen in een andere groep, riskeert eenzaamheid, existentiële leegte, een sterk gevoel van uitsluiting en vertwijfeling. Er waren aangrijpende getuigenissen van ex-sekteleden. Die maakten ondubbelzinnig duidelijk hoe sterk de greep kan zijn van de groep waartoe men jarenlang behoorde. Maar wat de aanwezigen ongetwijfeld het langst zal bijblijven, waren de getuigenissen van de ex-moslims die hun land van herkomst dienden te ontvluchten om aan vervolging te ontsnappen. In meerdere landen staan strenge straffen, tot en met de doodstraf, op afvalligheid. In Saudi-Arabië is atheïsme sedert 2014 zelfs wettelijk gelijkgesteld aan terrorisme. Voor een overzicht, zie hier.
Oorspronkelijk was geen enkele ex-moslim bereid om publiek te getuigen, wegens te gevaarlijk, ook in ons land. Filosoof Maarten Boudry deed toen een oproep in de krant De Morgen.
Meerdere voormalige moslims namen contact met hem op, maar slechts enkelen bleken uiteindelijk bereid om op de studiedag publiek te getuigen. Maar het was voldoende. De paar ex-moslims die we mochten aanhoren, maakten indruk.

De twaalf getuigenissen die Boris van der Ham (voorzitter van het Nederlandse Humanistisch Verbond) en journalist Rachid Benhammou verzamelden, nemen niet veel plaats in. Je leest de bundel op enkele uren uit. Maar ze zijn belangrijk. Er bestaat nog niet zoveel literatuur over afvalligheid van moslims in de Lage Landen. Het onderwerp is nog steeds taboe, en mensen zijn bang om ervoor uit te komen. Ze willen hun familie niet kwetsen en willen niet verstoten worden. De sprekers op de studiedag in 2017 wezen erop dat een afvallige tussen twee stoelen dreigt te vallen. Hij dreigt uit de groep gegooid te worden waartoe hij sedert zijn geboorte behoort, maar kan geen aansluiting vinden bij een andere groep, die dezelfde steun en menselijke warmte biedt.
Samenstellers Van der Ham en Benhammou wijzen er in een zeer leesbare inleiding op dat het geenszins de bedoeling is van hun boek om de islam of moslims in een kwaad daglicht te zetten. Uiteraard is dat hun zeer oprechte wens, maar bij sommige getuigenissen kan men moeilijk anders dan zich afvragen hoe het mogelijk is dat dit zomaar kan in een land als Nederland? Neem bijvoorbeeld Fatima El Mourabit (°1975), een bijzonder moedige vrouw van Marokkaanse afkomst. Ze groeide op in Nederland, maar werd op haar dertiende, tegen de wil van haar ouders in, uitgehuwelijkt aan haar 21-jarige neef. Toen ze veertien was, werd ze zwanger. Ze ging niet langer naar school en werd door haar schoonouders als dienstmeid ingezet. De voogdij van haar kind werd door de kinderbescherming aan haar ouders toegewezen. Gaandeweg zag ze de absurditeit en het onethische in van de vele islamitische voorschriften en regels die ze moest volgen. Toen ze ergens in de twintig was, begreep ze dat ze atheïst was. Ze hield het oorspronkelijk voor zichzelf, maar kon de hypocrisie niet aan. Ze vertelde het aan haar ouders. Die reageerden bijzonder negatief. Haar vader zei dat Allah haar zou doden. Dat voelde als een bedreiging aan, waardoor ze zich genoodzaakt zag aangifte te doen bij de politie. Uiteindelijk is de breuk tussen Fatima en haar familie weer min of meer goed gekomen, en Fatima is nu een gelukkige en onafhankelijke vrouw. Maar niet alle getuigenissen kennen een dergelijke positieve uitkomst. Zo getuigt Halima Boutahar (°1976) dat haar vader haar het huis uitgooide nadat ze hem vertelde niet langer moslima te zijn. Ze is nooit teruggekeerd. Ondertussen, zo legt ze uit aan Van der Ham en Benhammou, heeft ze er vrede mee. Ze voelde zich opgesloten en onderdrukt, door haar vader, door de islam, door haar man en haar omgeving. Ze werd als kind reeds seksueel lastig gevallen door de imam, en werd op haar zeventiende uitgehuwelijkt en verkracht. Toen ze nog gelovig was, verdiepte ze zich in de koran. Ze getuigt: 'Wat ik las over vrouwen schokte me. Het is bijna niet te bevatten hoe vaak er in de Koran gesproken wordt over wat een vrouw allemaal wel of niet moet laten. Tot aan de kleinste details toe. Er staat bijvoorbeeld ook heel precies beschreven hoe een zondige vrouw in de hel moet boeten. Dat ze aan haar tepels wordt opgehangen en zo. Het werd me steeds duidelijker dat dit boek was geschreven door een stel gefrustreerde mannen.' (pag. 162) Halima begreep dat haar moeder het slachtoffer was van dergelijke opvattingen en wou niet dezelfde weg op gaan. Zoals ze het zelf uitdrukt: 'Na de breuk [met haar ouders] stopte ik met overleven en begon ik te leven. Het was echt een bevrijding. (…) Mijn kinderen heb ik vrijgelaten in wat ze willen geloven. Zij mogen in alle vrijheid hun pad bewandelen en vrije keuzes maken in het leven. (…) Je hoeft niet je hele leven ongelukkig te blijven; je kan jezelf bevrijden.' (pag. 163)
De nieuwe vrijdenkers bevat twaalf getuigenissen van onmiskenbaar dappere mensen. Het zijn onze buren, onze collega's, onze landgenoten. Ze verdienen onze volle steun. Het is moeilijk voor de meesten onder ons om te begrijpen wat ze hebben doorstaan, welke weg ze hebben afgelegd, op welke emotionele en intellectuele roetsjbaan ze zich bevonden en misschien nog steeds bevinden. Ik hoop dat het boek van Van der Ham en Benhammou een ruime verspreiding krijgt, vooral in islamitische kringen in de Lage Landen.

Een van de getuigen citeert Verzet, het bekende gedicht van Remco Campert.
Dat trof me, niet alleen omdat men het gedicht op een muur van het Gentse Geuzenhuis kan lezen, maar omdat er de hoop uit spreekt dat de moed van de 'afvalligen' aanstekelijk en bevrijdend kan werken. Groepsdruk is krachtig, maar één mens kan wel degelijk het verschil maken. Een groep kan een individu domineren en indoctrineren in zijn denken en handelen, maar één persoon kan ook de groep veranderen. Ik dacht tijdens de lectuur van het boek vaak aan Sidney Lumets film Twelve Angry Men (1957). Jurylid nummer acht (de rol van Henry Fonda) slaagt erin, tegen de meerderheid in, om zijn opvatting, die het meest redelijk is, uiteindelijk door iedereen te laten overnemen.
'Jezelf een vraag stellen/daarmee begint verzet/en dan die vraag aan een ander stellen.' Twaalf ex-moslims stelden zichzelf de vraag naar de legitimiteit van hun geloof. Ik hoop dat ze hun vraag aan vele anderen kunnen voorleggen.
Johan Braeckman is lid van de humanistische denktank Kwintessens. Klik hier voor teksten, opinies en standpunten van kernleden en sympathisanten.
Boris van der Ham en Rachid Benhammou
Johan Braeckman
Non-fictie
Voormalig hoogleraar wijsbegeerte, auteur en lid van de humanistische denktank Kwintessens
_Johan Braeckman -
Meer van Johan Braeckman

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies