21 maart 2022
De betutteling van de Amerikaanse geest. Hoe goede bedoelingen en slechte ideeën een generatie verpeste.
De betutteling van de Amerikaanse geest komt vier jaar na het originele "The Coddling of the American Mind". Vooraan laat de uitgever weten dat 'the coddling' beter vertaald werd als 'het pamperen'. Vier jaar is vrij laat voor een essay dat in grote mate op de actualiteit inspeelt, maar is een boek over recente trends aan Amerikaanse universiteiten überhaupt wel relevant voor de Vlaamse lezer? Het is immers onmiskenbaar zo dat nagenoeg alle aangehaalde feiten, studies en faits-divers van over de oceaan komen.
De ondertitel, hoe goede bedoelingen en slechte ideeën een generatie verpesten, verwijst evenwel naar een problematiek die ook bij ons met vaste regelmaat de media haalt. De term woke wordt in het boek niet gebruikt, maar woke-jargon duikt dan weer wel op, zoals de intersectionaliteit van Kimberlé Crenshaw. Die wordt verrassend veeleer positief beschreven (blz. 85-96), maar dan loopt het volgens de auteurs helemaal mis met de praktische interpretatie ervan. Er wordt dus wel ruimte gelaten voor nuance
De titel is overigens een reverence aan The Closing of the American Mind (1987). Dat ophefmakend essay van Alan Bloom was een diatribe tegen een onderwijs dat de klassiekers inruilt voor relativisme en oppervlakkigheid. Blooms boek staat vooral bekend als de aftrap van de strijd tegen het politiek correcte denken. Het is geen geheim dat ook Haidt en Lukianoff daar een broertje aan dood hebben.
Jonathan Haidt is bekend van The Happiness Hypothesis (2006) en The Righteous Mind (een absolute aanrader uit 2012 die reeds op de blog van het Humanistisch Verbond besproken werd). Zijn analyses bevinden zich op de intersectie van sociale psychologie, evolutiepsychologie, sociologie en politiek. Dat garandeert prikkelende lectuur. Greg Lukianoff is minder bekend, maar is jurist, auteur en onder meer CEO van FIRE (Foundation for Individual Rights in Education). Met dat laatste situeert hij zich in het liberale kamp. In zijn geval gaat het om de progressieve vleugel, terwijl Haidt zich veeleer in het centrum ziet. Dat vertellen de schrijvers overigens zelf (blz. 245), niet zonder eraan toe te voegen dat ze geen van beiden ooit voor een republikein hebben gestemd. Een van de problemen die ze aankaarten is echter dat de universiteiten te veel naar links hellen, in die mate dat politieke diversiteit verloren gaat. Rechts onheil komt veeleer van buiten de campussen.
In net iets meer dan vierhonderd bladzijden wordt met concrete voorbeelden en verifieerbare data uitgelegd dat de samenleving in de ban is geraakt van drie slechte ideeën: kwetsbaarheid, vertrouwen op emotioneel redeneren en ‘het leven is een strijd van goede tegen slechte mensen’. Zo wordt de nieuwe generatie aangeleerd dat zogenaamde micro-agressies zelfs fysiek schadelijk kunnen zijn, mag men daarom emotioneel reageren en worden de campussen opgedeeld in daders en slachtoffers. In deel 2 tonen Haidt en Lukianoff dat die drie slechte ideeën wel degelijk leiden tot intimidatie, reëel geweld en heksenjachten. In deel drie vragen ze zich af hoe het zo ver is kunnen komen. Het antwoord op die vraag zoeken ze in de polarisatie, toenemende angst en depressies, paranoïde ouderschap, het verdwijnen van het vrije spelen van kinderen, de vermarkting van het (hogere) onderwijs waar studenten zich meer en meer als te verwennen cliënten beschouwen en een verkeerd begrepen verlangen naar rechtvaardigheid. De huidige generatie is veel meer begaan met sociale dan met economische of politieke rechtvaardigheid, maar erger is dat het nieuwe activisme niet enkel strijdt voor gelijke kansen, maar ook voor gelijke output. Dat is voor Haidt en Lukianoff een brug te ver. Zelf bleef ik zitten met de vraag waar die zes verklarende trends dan weer vandaan komen. Het is moeilijk kiezen tussen oneindige regressie en circulair denken, maar ik had hier toch wat meer verwacht.
In deel 4 worden oplossingen aangedragen. Die richten zich eerst tot ouders van jongere kinderen. Die moeten af van de ‘nieuwe cultuur van veiligheidsfixatie en wraakzuchtige beschermingsdrang’ (blz.267). Een antifragiele opvoeding is aangewezen. Concreet lezen we dat we het jonge volk best de beginselen van cognitieve gedragstherapie en mindfulness eigen maken en dat we ze moeten laten ravotten. Andere tips zijn geen huiswerk meer in het lagere onderwijs, duidelijke grenzen aan schermtijd op alle leeftijden, een tussenjaar na het secundair onderwijs om zelfstandigheid aan te kweken en het cancelen van de cancelcultuur aan de universiteiten. Diversiteit van standpunten moet opgenomen worden in elk diversiteitsbeleid.
Haidt en Lukianoff hanteren drie psychologische principes: jongeren zijn van nature antifragiel, we zijn allemaal vatbaar zijn voor emotioneel redeneren en bevestigingsbias en we zijn allemaal vatbaar voor dichotoom denken en tribalisme. Met wijsheid leren we op de juiste manier omgaan met deze principes. De drie slechte ideeën uit deel 1 zijn de tegenpool van wijsheid (blz. 297).
Deel 4 heeft mijn sympathie, maar lijkt wel in een andere mindset geschreven dan de rest van het boek. Het leest veeleer als een addendum.
Deel 4 heeft mijn sympathie, maar lijkt wel in een andere mindset geschreven dan de rest van het boek. Het leest veeleer als een addendum.
De betutteling van de Amerikaanse geest is behoorlijk onderbouwd en leest bijzonder vlot. Het werk is ondanks veel voetnoten en een uitgebreide literatuurlijst (alles samen zowat een kwart van het boek) veeleer lichtvoetig. Het is manifest voor een Amerikaans publiek geschreven, maar dat neemt niet weg dat het vertoog en de argumentatie ook hier herkenbaar blijven.
Nick De Clippel
Meer van Nick De Clippel
Nick De Clippel