12 augustus 2022
Liefde in tijden van haat - 1929-1939
Florian Illies (1971) is een Duitse kunsthistoricus en hij was jarenlang redacteur bij de Frankfurter Allgemeine Zeitung en Die Zeit. Hij is tegenwoordig partner van het Berlijnse veilinghuis Villa Grisebach. Van Illies verschenen tot nu toe vier boeken in Duitsland, waarvan in totaal meer dan 1 miljoen exemplaren zijn verkocht. Zijn methodologische succesformule zou men een vorm van geschiedkundige collagekunst kunnen noemen: puttend uit biografieën, brieven en dagboeken schetst Illies in zijn boeken een portret van één jaar, aan de hand van de chronologisch gerangschikte belevenissen van een legertje beroemdheden.
Daarbij verwijzen we vooral naar zijn twee bestsellers over hetzelfde jaar: “1913. Het laatste gouden jaar van de twintigste eeuw” (2013) en “”Het laatste gouden jaar. Nog meer 1913” (2020). In zijn nieuwste werk “Liefde in tijden van haat - 1929-1939”, verschenen in juni 2022, hanteert hij dezelfde techniek voor een compleet decennium (1929-1939), zij het dat hij zich deze keer, zoals de titel al verraadt, voornamelijk richt op de amoureuze escapades van vermaarde personen uit die periode. Hij maakt als het ware een aangrijpende inventarisatie van gevoelens uit het verleden. Maar ook en vooral brengt Florian Illies door middel van een virtuoze historische schildering de jaren dertig tot leven, een tijdperk van uitbarstende politieke en culturele spanningen dat zou uitmonden in een catastrofe.
De stukjes uit de levensverhalen zijn beknopt, variërend van een paar pagina’s tot één enkele zin. De personages en de decors wisselen elkaar in duizelingwekkend tempo af. Van Parijs gaat het naar Ticino, de Franse Rivièra, Londen, Wenen of New York, al ligt het zwaartepunt toch in de Berlijnse bohemienwereld van die dagen. We worden overstelpt door een stortvloed van liefdesperikelen, driehoeksverhoudingen en seksuele losbandigheid van talloze illustere namen. Het namenregister achteraan in het boek bestrijkt maar liefst negen pagina’s met dubbele kolommen!
In de cascade van intriges ontmoeten we bovendien niet zelden verrassende (bed)partners: wist u bijvoorbeeld dat de Belgische schrijver Georges Simenon een clandestiene en intense relatie had met de Amerikaans-Franse danseres, zangeres en actrice Josephine Baker? Sommige echtparen passen overduidelijk niet bij elkaar en dat doet de grote schrijver Thomas Mann verzuchten: “Er zijn huwelijken waarvan zelfs de literair getrainde fantasie zich niet kan voorstellen hoe ze zijn ontstaan”. Zo lezen we dat de gevierde Duits-Amerikaanse actrice en zangeres Marlene Dietrich het “een enorme opluchting” vond dat de partner in haar verstandshuwelijk van dat moment het bed deelt met het kindermeisje, aangezien zij zich dan ook niet schuldig hoefde te voelen dat ze in Berlijnse bars “mannelijk en vrouwelijk terrein verkent”.
En we vernemen dat de bekende Spaanse kunstenaar Pablo Picasso zijn jonge minnares Marie-Thérèse Walter schildert en bemint in een speciaal voor dat doel gehuurd appartement, alvorens “naar vrouw en kind” te snellen, terwijl de gerenommeerde Duitse toneelschrijver Bertolt Brecht zich een schaamteloze schuinsmarcheerder betoont door op 10 april 1929, direct na bij de burgerlijke stand van Charlottenburg het jawoord te hebben gegeven aan Helene Weigel (met wie hij al een zoontje heeft) op Bahnhof Zoo een van zijn nauwelijks telbare scharrels op te gaan halen. “Alleen dom,” schampert Illies, “dat Bertolt Brecht het bruidsboeket nog in zijn handen heeft, narcissen met licht hangende kopjes”.
Wanneer de nationaalsocialisten in 1933 de macht grijpen in Duitsland zijn de glanzende jaren voorbij. De nazi’s starten met openbare boekverbrandingen en het geweld tegen joden. De Duitse schrijver Erich Maria Remarque, auteur van de bijzonder succesvolle roman “Im Westen nichts Neues”, ziet de bui al hangen en neemt de wijk naar Zwitserland. Honderden andere personen uit het publieke leven die geen Duitser meer mogen zijn, gaan eveneens in ballingschap. Sommigen hebben pech, worden opgepakt en afgevoerd naar concentratiekampen. Anderen duiken onder of plegen zelfmoord. Simone de Beauvoir en Jean-Paul Sartre, de cultfiguren van het Franse existentialisme, kiezen voor de omgekeerde route, van Parijs naar Berlijn. Zonder te beseffen dat het tijdperk van de haat is begonnen. De laatste periode voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog (1934-1939) barst eens te meer van de meest stormachtige en soms onoverzichtelijke (buitenechtelijke) affaires.
Florian Illies beschrijft de pikante en soms dramatische (liefdes)geschiedenissen als een ongeëvenaarde observator, met lichte hand en een geamuseerde blik, maar nooit veroordelend. Het aanhoudend zappen-op-papier maakt misschien een oppervlakkige indruk en lijkt sterk op een over de pagina’s verstrooide soapserie over de levenswandel van steeds terugkerende protagonisten. Een serie die evenwel des te aantrekkelijker wordt door Illies’ soepele pen, oog voor detail en zijn op gezette tijden licht ironische toon.
Marc De Bock
Meer van Marc De Bock
Marc De Bock