10 oktober 2019
Het verlies van de aarde. Een recente geschiedenis
De auteur is een veelzijdig schrijver die zich mettertijd vastgebeten heeft in de klimaatproblematiek. In dit boek geeft hij een historisch overzicht ervan.
De moeizame weg die deze stelling vervolgens afgelegd heeft, maakt de kern van dit boek uit. Het beschrijft de strijd die geëngageerde enkelingen hebben gevoerd zowel om het wetenschappelijk-inhoudelijke luik van het dossier te onderbouwen als om de verspreiding ervan in de politieke arena onder de aandacht te brengen. Het is een understatement dat dit niet van een leien dakje verliep.
Tijdens het presidentschap van James Carter heeft de klimaatproblematiek mee deel uitgemaakt van de bezorgdheden van de president, zijn team en zijn administratie. Deze bezorgdheid heeft trouwens geresulteerd in de ondertekening door Carter van de Energy Security Act in 1980. Onderzoek in dit kader zou later bijdragen tot het rapport dat de titel Changing Climate kreeg, een rapport dat ook aandacht besteedde aan de maatschappelijke en economische gevolgen van de klimaatverandering. Gedurende de Carter-periode hebben de grote energieproducenten zich enigszins bij dit proces aangesloten, terwijl ook een aantal politici aandacht schonken aan het dossier. Een van de belangrijkste hiervan was Al Gore, de latere vicepresident van de VS en ook vandaag nog fervent klimaatactivist.
Kort daarop werd Ronald Reagan tot president van de Verenigde Staten verkozen. Die maakte al heel snel ongedaan wat Carter op milieugebied had ondernomen. Hij ging zelfs nog vérder en was vast besloten om ook eerdere milieumaatregelen van Nixon, Johnson, Kennedy en Theodore Roosevelt ongedaan te maken.
Wat er vervolgens gebeurde, leek meer en meer op een ontmoedigende reeks achterhoedegevechten. De auteurs van een nochtans indrukwekkend rapport Changing Climate stelden botweg dat er geen echte urgentie was om te handelen. Behoedzaamheid werd aanbevolen en klimaatonderzoekers werden enkel verzocht om gewoon het dossier verder op te volgen. De energie-industrieën veranderden fluks hun positie en ook veel politici keerden hun kar. De klimaatactivisten ondervonden grote moeilijkheden om nog boegbeelden te vinden die bereid waren hun boodschap te laten horen in de politieke arena.
De verkiezing van George Bush senior als president van de VS heeft nog even voor hoop gezorgd. Hij had zichzelf tijdens zijn campagne een milieubeschermer genoemd. Ook internationaal kwam er in die periode meer belangstelling voor de problematiek. Landen als Duitsland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk kondigden initiatieven aan. De internationale gemeenschap zette een belangrijke stap met de oprichting van het Intergovernmental Panel on Climate Change, het IPCC dus.
Deze tendens werd uiteraard niet toegejuicht door de gevestigde belangen van de energiesector. Zij ontwierpen strategieën om de groep van de klimaatverdedigers te fragmenteren door met uitgekiende lobby-strategieën onzekerheid te creëren.
Deze tendens werd uiteraard niet toegejuicht door de gevestigde belangen van de energiesector. Zij ontwierpen strategieën om de groep van de klimaatverdedigers te fragmenteren door met uitgekiende lobby-strategieën onzekerheid te creëren.
Op één moment leek er plots wel actie mogelijk. Dat gebeurde toen er in 1985 een planetaire noodsituatie ontstond: er was een gat in de ozonlaag vastgesteld. De te vrezen onmiddellijke gevolgen ervan werden als gruwelijk afgeschilderd, waardoor de publieke opinie als het ware ontwaakte en de politiek niet anders kόn dan te reageren.
De Verenigde Naties zorgde bij monde van UNEP (United Nations Environment Programme) en WMO (World Meteorological Organization) voor een internationaal rechterlijk kader en redigeerde de Weense Conventie voor de Bescherming van de Ozonlaag (het Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag uit 1985). Deze conventie werd verbluffend snel getekend en geratificeerd. Zelfs door de Verenigde Staten, waar zowel de President als het Congres er zich resoluut achter stelden.
Voortsurfend op dit succes hoopten de Verenigde Naties om van het gecreëerde momentum gebruik te maken en ook voor het CO2-probleem een soortgelijke consensus te kunnen realiseren. Wetenschappers organiseerden congressen en publiceerden rapporten waarin duidelijke en harde taal gebruikt werd. Ook politici schenen klaar voor een ommezwaai, en wereldwijd werd er ijverig aan ontwerpteksten inzake klimaat gesleuteld. In de VS sprak een senator zelfs van een “New Deal voor de opwarming van de aarde”. Internationaal ondertekenden Reagan en Gorbatsjov een verklaring rond samenwerking op het gebied van de klimaatverandering. In Toronto werd een wereldconferentie over de veranderende atmosfeer gehouden. De New York Times betitelde het als "De Woodstock voor Klimaatverandering".
Dan kwam de ontgoocheling. In november 1989 kwam de eerste grote diplomatieke top over de wereldwijde opwarming van de aarde bijeen. De conferentie werd een fiasco. Noch de VS noch de andere spelers wensten zich concreet voor wàt dan ook te engageren.
De laatste hoofdstukken van het boek behandelen vooral de periode na de top van RIO (1992) waar volgens de auteur de toenmalige president Bush naliet een bindend verdrag te onderhandelen. Bush is toen gezwicht voor het argument waar alle politici voor buigen: de economie en haar impact op de maatschappij. “In ieder geval zou dergelijk pact toch tot niets geleid hebben, gezien het niet gepaard kon gaan met dwingende sancties”, becommentarieert de auteur. Het Kyoto-protocol kende eenzelfde lot. De aanwezige Amerikaanse delegatie steunde het protocol, maar het is later zelfs nooit ter ratificatie aan het Congres voorgelegd. Sindsdien is er geen enkele serieuze poging meer ondernomen om tot een bindend wereldwijd akkoord te komen.
Er is niets gebeurd, mede doordat de fossiele brandstoffenindustrie massaal in de tegenaanval ging, daarin gesteund door de “kruiperige steun van de Republikeinse Partij”. Gewiekste lobbyisten werden ingehuurd en desinformatiecampagnes ontvingen royale sponsoring.
Tijdens het presidentschap van George Bush junior heeft men zelfs niet de indruk willen geven zich voor de klimaatproblematiek te interesseren. Vicepresident was dan ook Dick Cheney, voormalig bestuursvoorzitter van Halliburton - een olietoeleveringsgigant. Bij de inauguratie van Barack Obama ging een groot deel van de Republikeinse Partij in ontkenningsmodus. Immense bedragen werden opgehoest voor lobbying in functie van de afzwakking van de energiewetgeving. De hele klimaatbeweging werd als het ware monddood gemaakt.
Tijdens het presidentschap van George Bush junior heeft men zelfs niet de indruk willen geven zich voor de klimaatproblematiek te interesseren. Vicepresident was dan ook Dick Cheney, voormalig bestuursvoorzitter van Halliburton - een olietoeleveringsgigant. Bij de inauguratie van Barack Obama ging een groot deel van de Republikeinse Partij in ontkenningsmodus. Immense bedragen werden opgehoest voor lobbying in functie van de afzwakking van de energiewetgeving. De hele klimaatbeweging werd als het ware monddood gemaakt.
De afsluitende bemerkingen in het boek zijn van een andere orde dan het verhalend betoog van de voorgaande hoofdstukken. De auteur doet hier geen poging om zijn bitterheid te verbergen. De enige remedie die nog overblijft, ligt volgens hem in het aanspannen van aansprakelijkheidsprocessen. “Iedereen wist het”, luidt de beschuldiging: Exxon wist het, de autoindustrie wist het, de elektriciteitsmaatschappijen wisten het en zo ook de regering, het Congres en de inlichtingendiensten.
“Iedereen wist het en we weten het allemaal nog steeds”, schrijft Rich. We dragen allemaal verantwoordelijkheid, we zijn medeplichtig. Het is niet gemakkelijk om dit te accepteren, want het verwijst direct naar de morele dimensie van ons menszijn. De verantwoordelijken noemt hij schurken en sociopaten. Hun gedrag is misdadig tegenover de mensheid. Zij zijn misdadigers. De paus noemt hen zondaars. Ethische beschouwingen worden door hen verworpen en de grote morele Verlichtingsprincipes van vrijheid – gelijkheid - broederschap komen in het gedrang. Bijgevolg ook de democratie. Onze gemeenschappelijke toekomst lijkt somber voor iedereen, maar de zwaksten onder ons zijn ook de meest kwetsbaren: zij zullen de eersten zijn om aan de klimaatverandering ten onder te gaan.
“Iedereen wist het en we weten het allemaal nog steeds”, schrijft Rich. We dragen allemaal verantwoordelijkheid, we zijn medeplichtig. Het is niet gemakkelijk om dit te accepteren, want het verwijst direct naar de morele dimensie van ons menszijn. De verantwoordelijken noemt hij schurken en sociopaten. Hun gedrag is misdadig tegenover de mensheid. Zij zijn misdadigers. De paus noemt hen zondaars. Ethische beschouwingen worden door hen verworpen en de grote morele Verlichtingsprincipes van vrijheid – gelijkheid - broederschap komen in het gedrang. Bijgevolg ook de democratie. Onze gemeenschappelijke toekomst lijkt somber voor iedereen, maar de zwaksten onder ons zijn ook de meest kwetsbaren: zij zullen de eersten zijn om aan de klimaatverandering ten onder te gaan.
De auteur geeft een chronologisch gedetailleerd overzicht van de weg die sinds 1979 is afgelegd om de idee van klimaatverandering (met alle bijhorende consequenties) ingang te doen vinden. Hij heeft zich terdege inhoudelijk gedocumenteerd en wekt tevens de indruk de belangrijkste spelers en hun denkwereld goed te kennen. Hij laat ons eveneens kennismaken met de wetenschappelijke en politieke cenakels waarbinnen de protagonisten van het klimaatdebat zich bewegen.
Rich introduceert ons in de wereld van zowel gouvernementele agentschappen, niet-gouvernementele organisaties als die van internationale instellingen en spelers. De veelheid aan beschrijvingen van de actoren en hun acties maakt de tekst echter niet echt aantrekkelijk, noch gemakkelijk leesbaar.
Rich hangt evenwel een erg geloofwaardig beeld op van het moeizame kluwen dat zowel het wetenschappelijk als het politiek establishment in deze kwestie kenmerkt.