Nicolien Mizee
Victor De Raeymaeker
fictie
  • 764 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

16 augustus 2022 Een licht bewoond eiland. Faxen aan Ger 5.
Het onderwerp van dit boek van Nicolien Mizee is het schrijven en verschijnen van haar debuutroman: “En knielde voor hem neer” uit 2006. Ondertussen heeft ze al vijftien boeken op haar naam. Wat haar één van Nederlands succesauteurs maakt.
Van die vijftien is dit boek nummer vijf in een apart reeksje dat “Faxen aan Ger” heet. Die (denkbeeldige of echte?) fax is het ongewone instrument waarmee ze haar klankbord, toneelschrijver Ger Beukenkamp gedurende maanden bestookt. Hij was ooit haar docent scenarioschrijven aan een schrijfschooltje. Ger zelf geeft geen kik. Hij is gewoon een soort stille God die daar op een stoel zit om aanbeden te worden. “O, mijn allesverpletterende.” Waarom hem zulke aanspreektitel ten beurt valt, is onduidelijk.
Wat opvalt bij het lezen van recensies, commentaren en reacties van lezers is, dat die zo aarzelend en terughoudend zijn van het ogenblik dat het om het beoordelen van de juiste, of literaire kwaliteiten van haar werk gaat. Net zoals dat op een bepaald ogenblik het geval was vooraleer men met het begrip “chicklit” voor de dag kwam, of zoals men het nog altijd moeilijk heeft met Brusselmans, onze toogschrijver bij uitstek.
Er is natuurlijk het “belangrijk” argument van de verkoopcijfers, want de kip die zulke gouden eieren legt, benader je toch best omzichtig. Ik ga daarom een uiterst kleine selectie samenstellen van woorden, zinnen, stukjes tekst uit “Een licht bewoond eiland” zodat je enig idee krijgt van wat haar zovele trouwe lezers bezorgt. Dit kan natuurlijk niet anders dan een louter toevallige keuze zijn.  
Dat is niet de beste manier om stijl, structuur, spanningsboog en dergelijke elementen van een roman te meten, maar zeker een goed vertrekpunt qua smaak, kunde en kwaliteit van het werk.
“Ik ga mijn fiets wegzetten.”
“Ik maak soep.”
“Ik ga in de moestuin werken.”
“Ik denk dat Schippers vandaag z’n bruine schoenen aanheeft.”
“Ze viste het mes dat in de vuilnisbak gevallen was, er weer uit.”
“Woensdagavond was ik  naar een vergadering gegaan van de Vereniging van Eigenaars van het WoonComplex. Bij de rondvraag had ik gevraagd of er niet een fietsenrek kon komen omdat er maar één lantaarnpaal was en die was vaak bezet.”                                                                                                                     
“Ik heb een wasmachine en al het water loopt door de keuken, ik denk dat het de afvoer is.”
““Ik kom morgen voor ik aan het werk ga, wel even naar u toe,” zei hij goedmoedig.”
“Woorden zijn zo belangrijk. Misschien juist omdat taal mijn stiel is. Ze zijn maar een uiting van een moment en van een stemming die afhankelijk is van veel factoren waaronder de verhouding tot de ander nog wel de meest bepalende is.”
“Misschien praat ik zelf daarom gemakkelijk en sta ik altijd weer verbaasd als mensen jaren later nog gekwetst blijken door iets wat ik gezegd heb.”
“Even later kroop hij naast me in bed en trok me met een oud gebaar tegen zich aan. Daar bleef het bij, hoor.  Het was erg gezellig en ik heb heerlijk geslapen.”
Ook dit boek werd zeer goed ontvangen door de pers: “Steeds oprecht, vaak briljant geformuleerd. Volgens een beproefd recept.” Dat was meestal de tendens van de commentaren. Uiterst zelden klonk er eens een andere stem die verwoordt wat ik met toenemende verbazing begin te beseffen:
“Gebaren, handelingen. Je staat er hoofdschuddend bij en je vraagt je af: “Wat ben ik aan het lezen?”
“Waarom moest dit neergeschreven worden? Waarom moet ik dit lezen? Leidt dit tot iets? Met welke bedoeling staat dat hier?”
Nochtans, Nicolien Mizee weet wat het inhoudt een roman te schrijven want ze geeft zelf een schrijverscursus. Ze moet dus wel haar eigen ideeën hebben over de ingrediënten van een verhaal, hoe er moet geschreven worden.
Alhoewel de raadgevingen die ze haar leerlingen geeft eerder minimalistisch zijn. Ze komen er in essentie op neer te observeren wat er gebeurt en dat neer te schrijven. Het verloop van een verhaal is even eenvoudig:
- Iemand wil iets.
- Dat gaat mis.
- Dan gebeurt er iets anders.
Als aanzet tot schrijven voor beginnelingen is dit natuurlijk best een goede insteek.
Het schuift het idee van enige scheiding tussen fictie en non-fictie wel helemaal opzij. Het dagelijks gedoe is belangrijk. Je hoeft daar ook nog niet eens bij te gaan fantaseren. En vermits die “faxen” aan Ger onbeantwoord blijven, is dit boek eigenlijk een dagboek, een verslagboek dat over alles, nog wat en niets gaat.
“Waarschijnlijk heb je het niet gemerkt, maar mijn boek bevat enige autobiografische elementen.” verkondigt Mizee.
Dat moet een opzettelijke poging tot misleiding zijn, want haar faxboeken gaan over niets en niemand anders: Zij zelf, het dagelijks gekabbel van het leven, de dagelijkse gebeurtenissen, misschien met hier en daar een gilletje, bedenkingen, gesprekken, een feitelijk verslag van stukjes leven, wat er gebeurt, wat iemand denkt, ziet, bedenkt, een grapje, het stapje voor stapje werkelijke, met nu een dan een kruimeltje verbeelding. Als lezer drijf je mee. Tot je plots in al dat gekabbel iets hoort dat je rechtop doet zitten: “Heart of Darkness” staat er geschreven. Nicolien Mizee gaat dit belangrijke boek lezen en er de structuur van blootleggen. Je leest gretig verder. Maar er komt niet meer.
Even verder hoor ik duidelijk “Oorlog en Vrede”. Wat zou succesauteur Nicolien Mizee te zeggen hebben over dat meesterwerk van de literatuur? Het blijkt er op neer te komen dat twee mensen elkaar een bepaalde dialoog uit dit boek in herinnering brengen dat toch zo mooi was. “Tolstoi Light”, zou je kunnen zeggen. Plotseling meen ik het te begrijpen. Nicolien Mizee is de schepper van een nieuw genre: “Meelees-Lit” of “Soap Lit.”
Want ze neemt het schrijven niet lichtjes op, werkt blijkbaar bijna angstig aan haar boeken, maakt zich zenuwachtig over de juistheid van een paar korte zinnetjes, of die nu nodig zijn of niet. Ik, lezer, kan enkel concluderen dat het geen wezenlijk verschil zou uitmaken of het een “goed” boek aan het worden is. Ze is bezig met haar eigen groei als schrijfster. “Zo zie je maar”, dacht ik tevreden. “Toen zou ik er wakker van gelegen hebben. En nu slaap ik rustig verder.”
Wat ze schrijft en hoe ze schrijft is meestal alledaags, gewoontjes. Werkt Nicolien met een bepaalde structuur in het achterhoofd? Een bepaald stijl? Schrijft ze literatuur? Waarom onnodige raadsels schrijven? Ze wil wel eens grappig uit de hoek komen, of masochistisch of sadistisch. Zo laat ze iemand over zichzelf zeggen: “Nicolien praat als een boek”. “Ze vindt dat je nogal mislukt bent”. “Ze zei: Ze werkt niet, ze heeft geen man, en kinderen, niets.”
Uit een stukje conversatie met haar dochtertje die naar een plaat aan het kijken is over de prehistorie, het “Stenen Tijdperk:  “Mama leefden er ook vrouwen in de oertijd? Waarom staan er dan alleen maar mannen op de plaat? Ze kijkt naar “het” oer-beeldje bij uitstek van de vrouw, de befaamde “Venus van Willendorf,” wat de vaststelling ontlokt: “Het is een kip.”
Het huwelijk vindt ze maar niets, dat schrikt haar af: “Spottend, tobberige gesprekken, afsnauwen. Gevoelsarm.” Na 12 jaar apart maar getrouwd, vindt “hij” een blikje in de berm terwijl ze wat vrijwilligerswerk doen en maakt er een liedje over, alleen voor haar. Welk wasmiddel raden jullie me trouwens aan.
Er komt wel duidelijk leven in de brouwerij als ze het over haar moeder heeft “vampiermoeder”. Want dan moet ze “janken”. Uit vorige boeken is de lezer al vertrouwd geraakt met deze uiterst “moeilijke” verhouding.

Na een korte tijd merk je dat in het altijd van de hak op de tak springend proza van Mizee, geen enkel voorval te gering is om waargenomen en beschreven te worden te worden en dat met nog een stukje raad voor haar cursisten “de meest persoonlijke beschrijving altijd de meest accurate is.”
De schalkse “terzijtjes” van een fictief alter ego worden een tik, een maniertje om even te pronken. Vermakelijke invallen, het nieuws, associaties, gesprekjes op een terrasje, in de keuken thuis, op visite bij vriendinnen, soms luchtig, soms doodserieus, soms geïrriteerd.

Het maakt eigenlijk niets uit. Ik betrap er me op dat ik meelees met wat er geschreven wordt. Zonder veel inspanning te moeten doen. Lichtjes geïnteresseerd in wat verteld wordt. Want Nicolien Mizee “leest” gemakkelijk. Zonder echt vervelend te worden blijft ze charmant, op het randje van het originele.
En de talrijke lezers? Die leven/lezen mee met al het gewone dat toch uniek is. Ze merken niet eens dat ze mee “Mizeeën” maar genieten ervan, zoals ze genieten van een soap. Stelt Nicolien Mizee vast in verband met een spreekbeurt die ze gaf: “Ik heb dus met verve mijzelf gespeeld en waarschijnlijk heeft ze niet gemerkt dat ik een woord meer gezegd heb dan ik van plan was.” Dat, over dat naakt poseren. Zou ze dat niet toch weglaten?

De juiste illustratie, de juiste “kaft” zijn ook belangrijk.
Dat eerste boek komt er.
Daar ligt het.
En lees je op pagina 444:
Nu is alles geregeld. Ik ben schrijfster.
Omhelsd,
Nicolien
(Schrijfster)
En voor deze recensie:
Victor De Raeymaeker
Nicolien Mizee
Victor De Raeymaeker
fictie
-
_Victor De Raeymaeker - Recensent
Meer van Victor De Raeymaeker

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies