11 september 2024
Cynthia, een Romeinse romance
Cynthia van de Romeinse dichter Sextus Aurelius Propertius is blijkbaar de eerste gedichtencyclus in de Westerse literatuur die geheel aan één vrouw gewijd is. In 2023 verscheen een Nederlandse vertaling van de Vlaamse auteur, classicus en literair vertaler Paul Claes, die de bundel liefdesgedichten, de 8e in de reeks Monobiblos met poëziebundels uit de Griekse en Romeinse oudheid, ‘Een Romeinse romance’ als ondertitel meegaf.
Puik werk. Chapeau! Met graagte slaak ik binnensmonds deze uitroep van bewondering voor deze knappe prestatie, want Claes is er nog maar eens op sublieme wijze in geslaagd de pennenvruchten van een klassieke dichter te vertalen. Als geen ander beheerst hij dan ook de maîtrise om de kunstige poëzie van een klassiek auteur om te zetten naar hedendaagse termen en in een losse versvorm die de emotionele intensiteit invoelbaar maakt. Dit soort ingrepen brengen de antieke poëet immers een pak dichter bij de moderne lezer. Dat deed hij trouwens al eerder, waardoor hij de Martinus Nijhoff Vertaalprijs kreeg. Zijn Propertius, Cynthia kreeg vorig jaar ook een nominatie voor de Homerusprijs.
Eerder verschenen er in de reeks Monobiblos Ibis, Een verwensing (Ovidius), Zingen moet ons hart, Hymnen (Ambrosius), Alle goden! Theogonie (Hesiodos), Luister naar mij, Elegieën over leven en liefde (Theognis van Megara), Dans die het heelal omkranst, Negen hymnen aan de Ene (Synesios van Kyrene), Alles is Eros, Hellenistische poëzie over liefde en leven en het idyllisch landschap (Callimachus, Leonidas van Tarente, Theocritus) en De waanzin van Rome, Epigrammen boek 1 (Martialis).
Eerder complexe schrijfsels van klassieke auteurs zijn vaak niet voor iedereen weggelegd, maar Propertius’ Cynthia laat ook beginnende poëzieliefhebbers niet zomaar aan hun lot over. De inleiding van het boek duidt de tijdsgeest van de toenmalige Republiek en vertelt over de levensloop van de jonge Propertius. Van zijn eerste dichtbundel en zijn roemrijke carrière tot de stijl en het karakter van de dichter. Kortom, alle wezenlijke punten komen aan bod. Wat verderop volgt het echte werk. Propertius’ gedichten worden door Claes aangevuld met aantekeningen. Daardoor kom je als lezer meer te weten over de werkelijke betekenis van Propertius’ dichtwerk, over de tijdsgeest en vooral over de vurige hartstocht van een jonge twintiger. Die aantekeningen zijn noodzakelijk voor een goed begrip.
Van de grote Romeinse dichters die zich in de tweede helft van de eerste eeuw voor Christus min of meer gezamenlijk manifesteerden is Sextus Propertius, buiten de kleine kring specialisten, misschien het minst bekend. In de meeste gevallen zal men zijn naam in verband brengen met die van Ezra Pound, wiens Homage to Sextus Propertius uit 1919 een regelrechte ‘classic of its own’ is geworden: veel geprezen, maar weinig gelezen. Toch verdient Propertius meer dan deze indirecte roem bij het lezerspubliek en geleerde tekstcritische noten van classici.
Ingenium nobis ipsa puella facit. Mijn meisje is mijn inspiratiebron.
Sextus Propertius, Elegieën, II, 1, 4
My genius is no more than a girl.
Erza Pound, Homage to Sextus Propertius, V, 2 (1919)
Propertius debuteerde zeer jong, op negentienjarige leeftijd, met een bundel gedichten grotendeels gewijd aan een femme fatale: Cynthia (de Monobiblos), waarmee hij onmiddellijk en zowat overal bekendheid oogstte, en toegang verwierf tot de hoogste literaire kring, die van Maecenas.
Misschien nu best eerst een voorbeeld.
In 5 van de 22 gedichten wordt de trouw van het paar zowaar dubbel en dik op de proef gesteld door collega’s en een rivaal. Zo prijst de dichter Bassus andere vrouwen aan, flirt de vrouwengek Gallus met Cynthia, wil de dichter niet op reis om bij haar te kunnen blijven, wil Cynthia zelf met een rijke rivaal naar het buitenland vertrekken en in Cynthia blijft (gedicht 8b op pagina 43) heeft de dichter door een eerder smeekgedicht Cynthia kunnen uiteindelijk overhalen alsnog bij hem in Rome te blijven:
Cynthia blijft
Zij heeft beloofd te blijven. Hij mag van afgunst barsten!
Ik win: mijn smeken heeft haar overtuigd.
Haar geile vriend mag al zijn leedvermaak vergeten.
Mijn Cynthia vertrekt niet meer op reis.
Ze heeft me lief, ze blijft voor mij het liefst in Rome,
ze wil geen koningin zijn zonder mij.
Ze wil veel liever in een smal bed bij me liggen
en onvoorwaardelijk van mij zijn dan
de bruidsschat van Hippodamia te ontvangen
en alle rijkdom van haar paardenland.
Hoeveel hij haar ook bood, hoeveel hij ook beloofde,
zij is niet uit mijn armen weggevlucht.
Ik kon haar niet met goud en parelmoer verleiden,
wel eer bewijzen met een liefdesvers.
De Muzen en Apollo stonden mij als minnaar
terzijde: nu is Cynthia van mij.
Ik voel me al verheven in de hoogste hemel.
Ze blijft nu overdag en ’s nachts van mij
en geen rivaal zal ooit mijn ware liefde roven:
die erekrans versiert mijn grijze haar.
In 5 van de 22 gedichten wordt de trouw van het paar zowaar dubbel en dik op de proef gesteld door collega’s en een rivaal. Zo prijst de dichter Bassus andere vrouwen aan, flirt de vrouwengek Gallus met Cynthia, wil de dichter niet op reis om bij haar te kunnen blijven, wil Cynthia zelf met een rijke rivaal naar het buitenland vertrekken en in Cynthia blijft (gedicht 8b op pagina 43) heeft de dichter door een eerder smeekgedicht Cynthia kunnen uiteindelijk overhalen alsnog bij hem in Rome te blijven:
Cynthia blijft
Zij heeft beloofd te blijven. Hij mag van afgunst barsten!
Ik win: mijn smeken heeft haar overtuigd.
Haar geile vriend mag al zijn leedvermaak vergeten.
Mijn Cynthia vertrekt niet meer op reis.
Ze heeft me lief, ze blijft voor mij het liefst in Rome,
ze wil geen koningin zijn zonder mij.
Ze wil veel liever in een smal bed bij me liggen
en onvoorwaardelijk van mij zijn dan
de bruidsschat van Hippodamia te ontvangen
en alle rijkdom van haar paardenland.
Hoeveel hij haar ook bood, hoeveel hij ook beloofde,
zij is niet uit mijn armen weggevlucht.
Ik kon haar niet met goud en parelmoer verleiden,
wel eer bewijzen met een liefdesvers.
De Muzen en Apollo stonden mij als minnaar
terzijde: nu is Cynthia van mij.
Ik voel me al verheven in de hoogste hemel.
Ze blijft nu overdag en ’s nachts van mij
en geen rivaal zal ooit mijn ware liefde roven:
die erekrans versiert mijn grijze haar.
Nu ja. Ook in de volgende twee bundels, verschenen in de jaren twintig v. Chr., speelt Cynthia (een Griekse bijnaam voor de altijd wispelturige maan) een belangrijke rol. Later zouden geschiedkundigen ontdekken dat ze eigenlijk Hostia heette. Kort voor zijn dood, in ongeveer 16 v. Chr., verscheen een vierde boek met typische geleerdenpoëzie, die op een dichter als Ovidius zeer veel invloed heeft uitgeoefend, maar hier eigenlijk niet ter zake doet.
Propertius’ puella (meisje, liefje, vriendin) is ongewtwijfeld een meretrix (courtisane), die haar charmes duur verkoopt aan jongelui. In de Griekse oudheid zou men spreken over een hetaere, in de Italiaanse renaissance over een cortegiana, bij de Franse bourgeoisie over een demi–mondaine, vandaag over een escort. In tegenstelling tot een ordinaire prostituee biedt zij naast seksuele diensten ook gezelschap van niveau. (pagina 13)
“Mijn vriendin is mijn inspiratiebron”, placht Propertius steevast te orakelen en hij schreef dan ook maar liefst 22 gedichten over zijn grote liefde. Een fenomeneel huzarenstukje dat vandaag overal ter wereld als uniek en van subliem niveau wordt beschouwd. Zijn gedichten zijn doordrenkt van emotie, vaak met een melancholische ondertoon, en behandelen thema’s als liefde, passie, en de spanningen tussen individuele verlangens en sociale verwachtingen. Zijn werk heeft een blijvende invloed gehad op latere dichters en literaire tradities in de Romeinse literatuur.
Als in een liefdesroman verandert het karakter van beide hoofdpersonages. Cynthia is afwisselend een mondaine verschijning, een onweerstaanbare vrouw, een prikkelende minnares, een strenge meesters en een ontrouwe geliefde. De dichter is beurtelings een smoorverliefde jongeman, een smachtende aanbidder, een ziekelijk jaloerse minnaar en een niet altijd trouwe partner. Als iedere onervaren minnaar beschouwt Prospertius zijn geliefde als een uniek en subliem wezen. Haar goddelijke schoonheid dwingt hem tot ontzag. Zij is zijn meesters, hij haar slaaf. (pagina 13)
De Romeinse Republiek kende van ongeveer 133 v.Chr. tot 44 v.Chr. een langdurige periode van politieke instabiliteit en sociale onrust. Dat de dichter leefde in die roerige tijd van burgeroorlogen en de machtsgreep van Augustus, blijkt alleen uit de laatste twee gedichten over een stervende soldaat en familielid. De rest is liefde, pure liefde: betaald of niet.
Afijn. Propertius’ stormachtige affaire, die in het begin van de eerste bundel al een jaar duurt, zal tenslotte vijf jaar aanslepen en eindigt met de dood van Cynthia. Haar schim. Zal hem smeken zijn verzen voor haar te verbranden. Haar gedenkzuil staat aan de weg naar Tibur, de villastad bij de watervallen van de Anio. Daar zullen de voor bijgangers haar grafschrift kunnen lezen:
Hier ligt de gouden Cynthia in Tiburs aarde
Tot glorie van uw oevers, Anio.
Benny Madalijns
Hier ligt de gouden Cynthia in Tiburs aarde
Tot glorie van uw oevers, Anio.
Benny Madalijns
Dit boek boek werd eveneens besproken door Karel D’huyvetters.
Meer van Benny Madalijns