27 februari 2019
Waar de wind waait – Een eigenzinnige reis door Europa
Een jonge windhaan die ervan overtuigd is dat hij de winden van Europa een bezoek moet brengen, zo komt mij het boek over van Nick Hunt - een reisschrijver die op veel momenten van zijn tocht genoegen schept in een zeker masochisme.
De Engelsman begint zijn meteorologische zoektocht naar winden in eigen land, waar in het Penninisch gebergte op geregelde tijdstippen een wind waait die de Helm wordt genoemd. Zoals alle andere winden die Hunt opzoekt, voorspelt ook de Helm niets goeds. Wanneer hij opsteekt kan hij een stal vol koeien met de grond gelijk maken, bomen vellen van 200 jaar oud of een ijzingwekkende koude over de bergkammen jagen.
Niets lijkt Hunt op zijn tocht te kunnen tegenhouden. Hij moét en zál winden trotseren, al wordt hij haast waanzinnig van de kou en soppigheid die zijn schoenen doordrenkt; of depressief genoeg om koortsig rillend in een of andere berghut naar huis te verlangen of (zelfs) zelfmoordgedachten te koesteren.
Een reisschrijver wordt nochtans verondersteld ons aan te zetten om gelijkaardige oorden op te zoeken als de plekken waarover hij schrijft, maar niet om te gruwen van ontberingen, honger of dorst wanneer hij bij valavond verdwaald is in een of ander Zwitsers bos.
Een reisschrijver wordt nochtans verondersteld ons aan te zetten om gelijkaardige oorden op te zoeken als de plekken waarover hij schrijft, maar niet om te gruwen van ontberingen, honger of dorst wanneer hij bij valavond verdwaald is in een of ander Zwitsers bos.
Nick Hunt doet dan wel aardig zijn best om leuke verhalen en mythes te vertellen over de streken waar hij doorheen trekt, meer dan eens prijs je jezelf gelukkig dat je al die afschuwelijke ongemakken van hellingen beklimmen, je tent opzetten in de gietende regen met een stormwind die rond je hoofd raast etc, zomaar kunt meemaken thuis, in je luie zetel.
Na in eerste instantie de Helm te hebben gemist in het noorden van Engeland, beproeft Hunt zijn “geluk” met de Föhn in Zwitserland. Ontberingen en tegenslagen blijven niet uit, maar de gierende Föhn beukt op hem los vantussen ruwe bergspleten, en de jacht van Hunt wordt beloond. Dan valt hij echter zonder voedsel en houtblokken om de ijzige kou uit de berghut te verdrijven, en moet hij noodgedwongen terugkeren naar de bewoonde wereld.
Daarna is er nog de Bora, die van uit Kroatië via de Dinarische Alpen naar beneden raast, de Adriatische kust onveilig maakt en de troosteloosheid toont van eilandjes als Rab en Pag. De wind die Hunt daar overvalt, strooit sneeuw in zijn ogen, berijpt zijn wimpers en baard en terugdeinzend voor de vrieskou ziet hij zich gedwongen in geknielde houding verder te kruipen. “Het was geen jammeren, fluiten of gieren… het was een ondefinieerbaar energiek iets dat de grens tussen horen en voelen heeft gewist. Als een religieuze fanaat brulde ik het uit van verrukking.”
Hunt pakt ook de Mistral aan via de Rhône tot in de troosteloze Crau-vlakte van de Camargue. Hij beschrijft de verkalkte structuur van het kasteeldorp Saint-Montan en daalt verder af, in een verstikkende hitte waar hij zonder drinken valt…
Hunt pakt ook de Mistral aan via de Rhône tot in de troosteloze Crau-vlakte van de Camargue. Hij beschrijft de verkalkte structuur van het kasteeldorp Saint-Montan en daalt verder af, in een verstikkende hitte waar hij zonder drinken valt…
Dit boek vertelt ons iets over de kracht van de natuur en de elementen, waartegen wij nietig blijken. “Het duister maakte zich meester van de vlakte, waarna het gekweel, gesnerp en schorre gegrom opstak van vogels die waren neergestreken, zodat de stenen leken te zingen. Ik was beroofd van mijn gezichtsvermogen en kon alleen voelen. Ik was alleen met de Mistral.”
Meer van Guido-Jules Kindt