Yves Kerremans en Noël Slangen
Victor De Raeymaeker
Non-fictie
  • 1366 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

9 februari 2023 De eeuw van Marc Sleen
Een twee kilo, 360 bladzijden dikke wafel van een boek met erin flitsen van de avonturen van een 75 jaar bestaande stripfiguur “Nero” en de viering van een nakende 100-jarige verjaardag van een (in de herinnering) nog zeer levende tekenaar, Marc Sleen, dat alles overgoten met een hartelijk glas champagne.
Dat is het feestelijk boek dat je met De Eeuw van Marc Sleen, uitgegeven door het Davidsfonds, in handen krijgt. Yves Kerremans en Noël Slangen moeten hoogst fier en tevreden zijn met dit buiten de normen knap herdenkingsboek gewijd aan een buiten de normen figuur.
Yves Kerremans weet hoe dat gaat, Marc Sleen in beeld zetten.  Hij had dat al eens gedaan met “50 jaar Nero. Kroniek van een dagbladverschijnsel” dat in 1997 verscheen bij de Standaard Uitgeverij en tot op heden zonder twijfel de beste biografie van Marc Sleen was. Er verschenen natuurlijk met de regelmaat van een klok artikels over Sleen, want die had het talent om regelmatig in het nieuws te komen, en er waren nog boeken verschenen over hem, maar dat waren “huldeboeken”, waarbij collega-striptekenaars een grappige tekening maakten met begeleidend een tekstje, ter gelegenheid van…
Maar de onmiskenbare kenner en vriend van Sleen bleef duidelijk Kerremans en dit boek een heerlijk uitroepteken, fin de “Sleen” leven en carrière. Het opzet van het boek is heel eenvoudig: Sleen en zijn werk in wel en wee in al zijn aspecten - met natuurlijk Nero in de hoofdrol. Eigenlijk begint het al met het overtuigend, aangenaam formaat van dit luxueus boek dat je in je bibliotheek een plaatsje zal geven tussen boeken over kunst. Het heeft een stevige rode, kartonnen kaft met het zelfportret erop van een jongere Sleen die – voor één keer - de lezer niet lachend aankijkt, maar rustig zelfzeker. Stevig papier en op een eerste pagina de auteurs en het “verschijnsel” die je verwelkomen. Dan, over twee pagina’s een eerste originele tekening uit één van de albums. Kerremans vertrekt vaak van de originele tekeningen. Prachtig.
Dat is de kracht van het boek. Die tekeningen, zwart-wit of kleur, ware grootte, zoals ze uit de pen van Sleen gekomen zijn en tonen wat een vakman hij was. En dan afwisselend strips uit de krant, de welbekende aankondigingen voor het volgend verhaal dat “morgen” begint in jouw dagblad, omslagen van albums, foto’s, memorabilia, politieke satire, krantenartikelen. Je loopt rond in het Sleen universum, feestelijk, warm, grappig, stekelig, gek, origineel. En – eindelijk - kunstwerken van de schilder die Sleen ook was.
Het is waarschijnlijk een boek gericht naar mensen “d’un certain age” en meer, die opgegroeid zijn met Sleen en Nero. Dat die strip zo belangrijk was, bewijst die nu ondenkbare gebeurtenis waarbij 30.000 lezers van de ene krant naar de andere overstapten omdat Nero naar die andere kant verhuisde. Om te illustreren hoezeer Nero dagelijks gedachtengoed was en ondertussen ook de Marc Sleen van toen even ten tonele te voeren, even een persoonlijk verhaaltje.
Het moet begin jaren 60 geweest zijn. Ik had een groepje would-be reporters van de jeugdbeweging onder mijn vleugels genomen om ze enige ervaring “in het vak” te geven. Sleen had “Natuurlijk. Kom maar af.” gezegd aan de telefoon en opende de deur met zijn kenmerkende glimlach. De “reporters” waren tussen 13 en 16 jaar en toen ze met glas limonade, bic en papier klaar zaten in de comfortabele salon van zijn villa in Bosvoorde, wou hij weten waarom ze hem vragen wilden stellen. Hij was duidelijk in zijn nopjes toen bleek dat al die jongelui zijn strips lazen en kenden, ze bijzonder plezant vonden en dat ze iedere dag het onderwerp waren van de conversaties onderweg naar school of op de speelplaats.
Een sub-groepje hield zelfs iedere maand een Nero-quiz. Wat ze zo aantrok in die strip was het onnozele, het slimme, het knotsgekke, het onwaarschijnlijke, het subversieve: Nero die ineens een zoontje heeft. Geen gewoon kindje, natuurlijk, maar het hyperintelligente zoontje Adhemar die zijn papa aanspreekt met ‘teergeliefde vader’ en dus al meteen praat, vanuit zijn wieg, madame Phyp’s pijp afpakt, en aan de volwassenen zegt dat ze moeten ophouden met die onnozele babypraat. Hij loopt trouwens ook al direct rond. (Tussen haakjes: de pijp rokende Madame Phyp is ook geen doorsnee figuur). Het Sleen-wereldje zit vol knotsgekke figuren en situaties. Die nemen wij, de lezers, grinnikend allemaal als vanzelfsprekend aan en zitten vol anticipatie te wachten op de volgende stunt.
Er is die stoel waar je gaat op zitten en als je die lang ronddraait, word je ouder of jonger, er lopen wezens rond met drie hoofden… Nero zelf is zeer herkenbaar in ons allemaal. Het is een opportunist, kortzichtig en dwaas, maar hij is ook dapper, durft, is slim, vind altijd iets om uit een benarde situatie te geraken. De jongelui, en ook de volwassen lezers, herkennen de anderen en zichzelf, de onnozelheid van de gemiddelde Belg. Ze hebben plezier met de groteske situaties, met “wat hij nu weer deed”, met ons Vlaams dialect, décor, reacties, fritkot, de dwaze of domme kantjes uitvergroot. Maar toch heerst er in de strips een grondgevoel van rechtvaardigheid, anderen helpen, goed van hart zijn, houden van pret en plezier en altijd een happy end met wafels en champagne…
Tijdens het gesprek is Sleen zeer openhartig, ook tegen zo’n jonge mensen. Hoe hij een beetje geïrriteerd is met collega Hergé en ook wat jaloers. Hij, Sleen, tekent toch ook met een zuivere lijn. Kuifje is knap, maar zo proper, nooit eens zot doen. En is dat nu zo belangrijk dat ge niet kunt herkennen met welke auto iemand rijdt. Dat merk doet er toch niet toe. Vandersteen ja, maar dat is een strip voor kinderen en die moest anders gaan tekenen om in het weekblad “Kuifje” te mogen staan.
Na het einde van het interview, “Ik moet toch nog wat gaan tekenen, want dat moet morgen in de gazet staan”, stapt hij een eindje mee en tekent, “voor de foto”, een stevige Nero op een verkeersbord… Als ik nu terugkijk op dat interview, besef ik dat die man toen niet alleen de dagelijkse Nero-strips voor de krant tekende, maar ook Piet Fluwijn en Bolleke, De Lustige kapoentjes, Oktaaf Keunink, Doris Dobbel, Fonske en dan nog eens de tijd- en energie rovende cartoon-verslagen van “den Tour” (Ronde Van Frankrijk) tekende. Hoe kon één man dat allemaal doen? En dan nog tijd maken voor een bende jongens en lachen, gek doen en een onvergetelijke indruk nalaten.
Sleen was ook één van de uiterst weinigen die ook het scenario zelf maakte. En geen spoor van onfrisheid in de grappen. Die blijven plezant. Niet altijd geweldig, misschien slordig, ja, wat begrijpelijk is met zo’n werktempo. Daar geeft de lezer eigenlijk niet om. Er zijn ook uitspraken en grappen die spreekwoordelijk werden, zoals “Als dat hier nog lang gaat duren zal het er rap mee gedaan zijn.”
Het is natuurlijk niet louter een kijkboek, er is ook de tekst. Die bijzonder goed is. Geen flauw huldebetoon maar een grondige beschrijving van alles waarmee Sleen te maken kreeg, ook het trauma dat hij opliep tijdens zijn gevangenschap bij de Nazi’s en dat nog naar boven kwam op zijn laatste levensdag, zijn ongelooflijke populariteit en eerbetoon, nog tijdens zijn leven, maar dat hij toch niet genoeg vond.  De “vrouwenhater” zoals men weleens zei omdat hij zich in een interview nogal paternalistisch had uitgelaten over vrouwen, “racisme” omdat hij de “negers” altijd met dikke lippen tekende, de man van de Safaris en de films die daarna op televisie kwamen, zijn onverbloemde vreugde als hij een helper vond die Nero even goed en zelfs beter tekende dan hijzelf en beloofde dat die zijn erfgenaam zou zijn, om er daarna op terug te komen. Hoe hij – de man die al het ijdele werelds gedoe zo aan de kaak stelt - zelf kinderlijk blij is met de titel van “ridder”.
Het is natuurlijk duidelijk dat Sleen een kind van zijn tijd was en over vele zaken dacht zoals de meeste mensen, ook “de” vrouw en “de arme, ongelovige zieltjes, in onze Kongo”. Sleen “racist” noemen of “vrouwenhater”, is dan ook kortzichtig en dwaas. Hij verdedigt zich in de tekst daar ook tegen en een korte achteraf-nota bij het boek benadrukt dit nog eens.
Dit boek is een juweel, iets dat je moet hebben, om naar te kijken, te lezen, terug te denken, van te genieten. Een luxueuze selectie die op 360 pagina's een grafische doorsnede laat zien van Sleen als verteller, schilder, karikaturist en tekenaar. “Een hoogtepunt voor stripminnend Vlaanderen,” zoals een collega het zegt.

Victor De Raeymaeker
Yves Kerremans en Noël Slangen
Victor De Raeymaeker
Non-fictie
-
_Victor De Raeymaeker - Recensent
Meer van Victor De Raeymaeker

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies