22 februari 2023
Waar gaat het over als het over de Joden gaat? Over het publieke debat rond joodse zaken.
Pas woonde ik een lezing bij, waar een quote me erg schokte, en me meteen aan dit boek deed denken. In mijn eigen hometown Turnhout stelde Jeroen Theunissen zijn boek “Ik=cartograaf” voor tijdens het legendarisch geworden boekenprogramma “Overlezen”.
Theunissen had het over zijn passage in de Toeristische dienst van de nu Oekraïense stad Lviv, in het Duits beter bekend als Lemberg. Ze pochten daar naar het schijnt erg met het feit dat ze 110 kerken herbergen, maar naar de vraag hoeveel synagogen ze in de stad bezitten, hadden ze geen oren. En dan te weten dat Lviv een stevige joodse aanwezigheid heeft en altijd gehad heeft.
Het is een erg aangrijpende getuigenis die ons noopt na te denken over de aanwezigheid van de joden in ons aller samenleving(en). De joden zijn altijd een vluchtig volk geweest. Ze trokken van het ene land naar het ander, werden overal vervolgd en ze verdampten altijd als eersten uit bevolkingsstatistieken. Niet zelden als resultaat van diezelfde vervolgingen.
En niet alleen de Holocaust, de wellicht meest bekende jodenvervolging uit de geschiedenis, is het vermelden waard. In het Oude Egypte bestonden er blijkbaar al grenzen aan het jood zijn. Flavius Josephus beschreef ons al passages waarin talrijke Hellenistische en Egyptische schrijvers anti-joodse uitlatingen wensten na te laten. Daarna werden de Middeleeuwen niet alleen zwartgekleurd door de pest. De Kruistochten markeerden opnieuw een bloedrode passage. De Kruisvaarders begonnen in enkele Duitse steden al maar met een voorproefje van wat de Saracenen in het verre Oosten te wachten zou staan. Ze jaagden eerst de joden uit hun steden in het Rijnland. De ongelovigen moesten boeten. En dat is niet de eerste keer in de geschiedenis, dat diegenen die als ongelovigen werden bestempeld, gewoon mensen waren met een ander geloof. Dat leerde ons ook Luther. Hij zou niet in het rijtje passen moest hij niet in 1543 zijn pamflet “Von den Jüden und ihren lügen” hebben geschreven. “Als we onze handen willen wassen van de godslastering van de joden en niet delen in hun schuld, moeten we ons van hun gezelschap scheiden. Ze moeten het land uitgejaagd worden. Ze blijven onze dagelijkse moordenaars en bloeddorstige vijanden in hun harten.” Daarmee blijft Luther toch een tragisch figuur, die zo een vuile film legde over zijn kostbare erfenis. Het was trouwens niet alleen bon ton om de joden op hun godsdienst aan te vallen. Ze werden vaak ook bestookt op hun financiële en economische flank. Ze waren niet zelden de rijke kooplieden, die moesten borg staan voor de afgunst van andere kooplieden die allerlei (drog)redenen zochten om hun eigen hachje te redden en hun joodse concullega’s uit te markt te prijzen.
David Wertheim is een cultuurhistoricus (en zelf ook jood) die ons, anders dan mijn historische beschouwing hierboven, het heden probeert te presenteren als een smeltkroes van opinies over joden. Het is goed dat er nog zo’n boeken worden geschreven waar je op z’n zachtst gezegd wel een beetje ongemakkelijk van wordt. Die aan je ribben blijven plakken, en nooit vrijblijvend zijn of mogen worden. Wertheim leverde er zo eentje af. Zijn “Waar gaat het over als het over de Joden gaat” is een staalkaart van hoe we met joden omgaan in onze, (lees: wel de Nederlandse), samenleving. Je gaat zeggen staalkaart? Moeten we de joden niet gewoon als mensen zien? Zijn zij niet zozeer een product van de schepping als wij? Is niet iedereen even bloot voor de spiegel? Blijkbaar moet er over de joden altijd verschillend nagedacht worden? Je krijgt een hele batterij mensen die op zijn zachtst gezegd, verschillend omgaan met het joodse vraagstuk. Hij heeft het natuurlijk over de rechtse rakkers van het Forum voor Democratie, die de jodenhaat niet mijden, over mensen die zich resoluut identificeren met de joodse kwestie, of mensen die de Palestijnen resoluut steunen en daardoor geen joden in hun gezichtsveld kunnen verdragen.
De belangrijkste vraag die het boek oproept is: “Hoe moeten we met de joden omgaan?” Gedachten staan vrij, maar ik denk dat we moeten uitgaan van een belangrijk humanistisch axioma dat ons enkele jaren werd voorgelegd door Dirk Verhofstadt. In zijn boek Atheïsme als basis van de moraal legde hij ons het volgende zinnetje voor dat mij altijd is bijgebleven: “Bovenal bemin de mens”. Dit is een fundament waarop je elk christelijk dogma kunt doen steunen en kunt aan toetsen. “De mens is de maat van alle dingen”, zei er ook ooit iemand. Want zo ontmijn je ook het feit dat je ofwel voor ofwel tegen de joden moet zijn. De Palestijnen hebben immers ook recht van spreken, maar moeten ook bestraft worden op hetgeen ze de joden aandoen. We zijn allen mensen, en dat schijnt vandaag de dag nogal eens ondergesneeuwd te geraken. Wertheim laat alvast ook de volgende prachtige passage aantekenen die het helemaal zegt: “Ik leerde dat Joodse onderwerpen ook binnen die subculturen voor steeds meer verdeeldheid zorgen, of dat nu in de Kerk, in het voetbalstadion of binnen politieke partijen is. Het is niet mijn intentie om algemene conclusies over deze subculturen te trekken, maar wel om te achterhalen waarom er daarbinnen zo vaak veel belang wordt gehecht aan Joden of aan Joodse zaken, en daarbij ook te onderzoeken wat daarin precies aan het veranderen is.”
Wertheim laat in zijn boek een jodendom zien midden de menselijkheid. Hij begint niet te jammeren over het verloren volk, maar geeft een genuanceerd beeld over zijn geloof. Hij raakt de raderen van de samenleving, ontmaskert op een sublieme wijze het feit dat we jood als passe-partout gebruiken voor alle zonden Israëls, en demystificeert ook subculturen die ook liever in het schemerduister blijven. De joden zijn mens, en dat moet zo blijven. Verhofstadt indachtig.
Nest Van Ginderen
Meer van Nest Van Ginderen
Nest Van Ginderen