Kwintessens
Geschreven door Rudy Van Giel
  • 186 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

23 juli 2025 Baby's … comment s'en débarrasser?
De titel verwijst naar 1954 en naar Eugène Ionesco's komedie die toen in première ging. Niet alleen omdat wat volgt zich in dezelfde jaren afspeelt, maar ook omdat de hierna beschreven toestanden ons vandaag even absurd en surreëel voorkomen als het toneelstuk.
Een half jaar geleden schreef ik voor Kwintessens een tekst over de begrafenis van mijn zusje. Het verhaal dat ma me er altijd over had opgehangen leek me te ongelooflijk om met de waarheid te kunnen stroken. Tot ik de feiten natrok … 
Reacties van lezers op dit relaas leerden me dat de situatie in kwestie geen alleenstaand geval was en zich niet beperkte tot de Antwerpse regio. Bij het zeulen met kinderlijkjes gebeurden nog wel meer dingen die ons grote ogen doen trekken. Al ging het in onze contreien gelukkig niet zo ver als wat recent aan de oppervlakte is gekomen in de katholieke kloosters van Ierland. 
Zo bijvoorbeeld in Lede, Oost-Vlaanderen, waar in 1951 een vader 's morgensvroeg om 6.30 uur met zijn dode baby in de arm naar de metten ging, de eerste mis van die dag, en zich gewoon in de kerk zette tussen de andere gelovigen. Zo'n dienst droeg de naam van 'engeltjes-mis' en was blijkbaar een heel normaal gegeven in de dorpsgemeenschap. Na de zegening door de pastoor trok de vader hierna te voet naar de begraafplaats om met eigen handen zijn kind in het graf te leggen. Al moeten we hier wel aan toevoegen dat in die tijd zo'n laatste rustplaats vlak naast de kerk lag. En dit verklaart meteen dat er in landelijke gemeenten geen noodzaak bestond aan lijkkoetsen. Vandaar trouwens ook het woord 'kerkhof', een lap grond waarop net zozeer vrijzinnigen terechtkwamen, wel ergens opzij in een achterafhoekje, netjes geïsoleerd van de andere percelen. 
Vooral in Vlaanderen was de terminologie 'engeltjes-mis' in zwang. Het woordgebruik was troostend bedoeld en ontstaan vanuit de illusie dat een jong kind rechtstreeks als engel in de hemel wordt opgenomen, want het was immers zonder zonden. Áls het gedoopt was tenminste – maar daarover zo meteen meer. En omdat er midden 20e eeuw geen strikte juridische richtlijnen bestonden rond het opbaren en vervoeren van lichamen, kon een vader dus zijn bloedeigen dode kind in de armen houden tijdens de misviering. 
Tegelijk doet het begrip 'engeltjes-mis' ons de benaming 'engeltjesmaker' beter begrijpen natuurlijk, een eufemisme waarmee vroeger iemand werd aangeduid die clandestien abortussen uitvoerde in vaak onhygiënische en dus onveilige omstandigheden. Er bestond namelijk geen toegang tot betrouwbare anticonceptie. 
Toch bracht een begraafplaats vlak naast de kerk problemen met zich mee: wie niet gelovig was en dus niet christelijk had geleefd, kon hier niet begraven worden, want dit was 'gewijde' grond. In het midden van de vorige eeuw trof je in een Vlaams dorp natuurlijk zo goed als nooit een heiden aan. Hoewel … beeld je in dat iemand beslist had zelf uit het leven te stappen. Of dat een kind enkele uren na de geboorte al de geest had gegeven vóór het gedoopt was. Gruwel! Het Paradijs bleef eeuwig gesloten voor zo'n zieltje, want dan zette de God uit het Oude Testament een stap naar voren: de strenge en onwrikbare Heer, zoals Hij daarin geportretteerd staat. 
Geen nood echter! Het Tweede Vaticaans Concilie vijlde de scherpe kantjes wat bij en voor baby's die niet gedoopt waren trok Rome vlug een annex op in de hemel daarboven, het voorgeborchte of de limbo, waar het de kinderen werd toegestaan te vertoeven zonder evenwel ooit het voorrecht te mogen smaken hun Schepper te kunnen aanschouwen.  
Wie van het genoegen verschoond bleef het doopsel te hebben ontvangen, kreeg een plaats toegewezen buiten de muren van het kerkhof. Of dit het schepseltje deerde is moeilijk na te vragen, maar stel je even in de plaats van de oerchristelijke ouders! Die worden niet alleen getroffen door het verdriet over een doodgeboren kind, maar ze moeten er ook nog eens mee leren leven dat ze een wezen ter wereld hebben gebracht dat voor eeuwig verdoemd is … 
Ondertussen is er wel iets veranderd binnen de Kerk. In 2007 heeft Benedictus XVI dit bijgebouwtje – de limbo of het voorgeborchte dus – opnieuw laten afbreken. Het is immers nooit een officieel dogma geweest, stelde hij, en men mocht op Gods barmhartigheid vertrouwen: je kon erop rekenen dat Hij deze kinderen beslist tot Zich zou nemen … 
Op mijn speurtocht tussen de vele paperassen botste ik op wel meer zaken die ik de lezer niet wil onthouden. Het rechterlijk (sic) arrondissement Dendermonde gaf in 1946 de gehuwden in hun trouwboekje de volgende richtlijnen mee: 'De man is aan zijne vrouw bescherming, de vrouw aan haren man gehoorzaamheid verschuldigd. (Art. 213a)'
'De man kan geen huwelijk aangaan vóór hij volle achttien jaar oud is, de vrouw, vóór zij volle vijftien jaar oud is. (Art. 144 Bwb.)'
Daarnaast ook enkele raadgevingen aan de huismoeders.
'Neemt eenvoudige maar gezonde maaltijden. Mosselen, worst, bloedworst, hoofdpastei en ingemaakte eetwaren zijn niet geschikt. (…) Behoedt u van gemoedsaandoeningen (…) het bijwonen van kinema of theater kunnen nadeelig zijn.'
Ten slotte nog een paar adviezen met het oog op de gezondheid van het kind:
'Bier zal niet voor het 5 jaar toegediend worden. (…) Stelt het niet bloot aan de ongezonde lucht van cafés, schouwburgen of kinemas en andere plaatsen waar veel menschen bijeenkomen.'
Op het platteland, waar iedereen iedereen kende, kon je moeilijk verbergen dat je bevallen was. Dat gold minder in een stedelijke omgeving, waar buren niet zo vertrouwelijk met elkaar omgingen. Vandaar dat te vroeg geboren kinderen zonder ruchtbaarheid in de tuin werden begraven. Want zoals ik in mijn vorige bijdrage rond dit onderwerp van kindersterfte reeds aangaf, heerste er een verpletterende zwijgcultuur. In dat verband meldde een collega van me hoe het eraan toeging vlak vóór de oorlog. Bij hem thuis werd er met geen woord gesproken over het doodgeboren zusje van hem. Gewoon het feit op zich dat het gezin buiten hemzelf nog andere kinderen had geteld, moest hij destijds te weten komen via vrienden van zijn ouders … 
Een andere lezer maakte mij opmerkzaam op het bestaan van zoiets als dopen 'in articulo mortis'. Een baby met weinig levensvatbaarheid zal men bij de moeder vandaan sleuren om die als de wiedeweerga nog te kunnen reinigen van de erfzonde – want beeld je eens even in dat men te laat komt! De moeder zelf mocht namelijk niet aanwezig zijn bij dit doopritueel, omdat zij onrein was. Het is een zoveelste illustratie van hoe men in dit tijdsgewricht de vrouw inschatte (en niet enkel binnen de Kerk). Zij diende zich allerlei zaken – zeg maar ronduit vernederingen – te beurt te laten vallen, een benadering die teruggaat op Leviticus 12. Want wie een kind gebaard had, lezen we daar, is veertig dagen lang onrein en mag in die periode het Huis des Heeren niet betreden. Tenminste, als een vrouw het geluk kent een zoon het leven te hebben geschonken. 'Maar indien zij een meisje gebaard zal hebben, zo zal zij twee weken onrein zijn, volgens haar afzondering; daarna zal zij zes en zestig dagen blijven in het bloed harer reiniging.' Voor een dochter moet een moeder met andere woorden twee keer zo lang boeten: 14 + 66 = 80 dagen. 
Ze zal zich daarna wel vrij kunnen kopen. U leest het goed: kópen. 'En als de dagen harer reiniging voor den zoon, of voor de dochter, vervuld zullen zijn, zo zal zij een eenjarig lam ten brandoffer, en een jonge duif, of tortelduif, ten zondoffer brengen, voor de deur van de tent der samenkomst, tot den priester.' De katholieken hebben deze termijnen van uitsluiting wel aangepast en teruggebracht naar tien dagen. Maar het financiële aspect bleef natuurlijk bewaard. Na het zuiveringsritueel werd van de vrouw verwacht dat ze geld stopte in de geopende hand van de priester. 
Het gebeuren waarvan hier sprake droeg de naam van 'kerkgang'. Tot dat ogenblik werd de vrouw in kwestie de toegang tot de kerk ontzegd. In sommige gemeenschappen was er vroeger echt sprake van vrijheidsberoving: de nieuwbakken moeder mocht in die dagen zelfs de openbare weg niet op, laat staan dat ze naar de winkel kon. Het kwam erop neer dat ze uitgestoten werd uit de samenleving. In sommige parochies althans. Volgens de oudkatholieke visie was zwangerschap kennelijk een vleselijke en dus vreselijke schande. 
Dit 'gebruik' beroept zich op Maria Lichtmis (2 februari), wat ons herinnert aan de tempelgang van de Heilige Maagd, nadat ze bevallen was van Jezus. In het Vlaanderen van midden vorige eeuw moest een nieuwe moeder te biecht, waarna ze gezegend werd en terug mocht keren in de gemeenschap. Hoe dat bijvoorbeeld in zijn werk kon gaan, vond ik terug in de Liturgische Volksuitgaven: 'Indien een moeder na de bevalling volgens vroom en lofwaardig gebruik ter kerke gaat om God voor haar welzijn dank te brengen en van den priester den zegen vraagt, dan gaat deze met koorhemd en witte stool bekleedt, met een dienaar, die de wijkwast draagt, naar de deur van de kerk. Daar besprenkelt hij de moeder, die buiten den drempel neergeknield is en een brandende kaars in de hand houdt, met wijwater en zegt vervolgens Psalm 24: Den Heer behoort de wereld en hare volheid, de wereld, en allen, die haar bewonen. Want op de zeeën heeft Hij haar gegrondvest: en op de vloeden heeft Hij haar gebouwd.'
Deze neerbuigende houding tegenover een moeder werd begin jaren 60 na het Tweede Vaticaans Concilie bijgeschaafd: de kerkgang raakte in onbruik, want hij zegt meer over de visie op de vrouw dan over theologie. Hij was een uiting van misogynie, niet van geloofsovertuiging. Dames volgden de richtlijnen omdat het zo hoorde en ze zich niet buiten de gemeenschap wilden plaatsen, maar goed voelen deden ze zich er allesbehalve bij: ze ervoeren zich gekleineerd en te kijk gezet voor heel het dorp. Dubbel moeilijk om vanuit die positie voor je rechten op te komen, toch? En slim bekeken door de clerus, als je het mij vraagt. 
Merkwaardig trouwens, de houding van de toenmalige kerk ten opzichte van de zwangerschap. Vóór het huwelijk mocht 'het' niet, maar daarna móést 'het' opeens. Want als een gezinsuitbreiding te lang op zich liet wachten, kon je ervan op aan dat de pastoor kwam informeren. Met Genesis in het achterhoofd – 'Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde' – kwam hij de godsvrucht van een familie bijspijkeren, om de bedpraktijken in overeenstemming te brengen met de handleiding van het Bijbelvers. Men kreeg een standje. En wie weet misschien ook wat praktische aanwijzingen? 
Kwintessens
Geboren in Antwerpen, verkaste naar de Limburgse kompels, om ten slotte als huisarts te werken in een volkse en multiculturele wijk te Gent, waar 86 nationaliteiten bij hem stonden ingeschreven. Hij publiceerde 'Kankeren. Een arts wordt patiënt' (Borgerhoff & Lamberigts) en 'Hoop. Broeders zonder liefde' (Ertsberg).
_Rudy Van Giel -
Meer van Rudy Van Giel

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws