22 oktober 2025
Over gelijkheid: meedenken met Piketty en Sandel
Wie redelijk bekend is met het oeuvre van Thomas Piketty en Michael Sandel zal weinig nieuws tegenkomen in hun recent boekje 'Gelijkheid'[1], dat een uitgewerkte neerslag is van een gesprek dat zij hielden in Parijs, mei 2024. Wie hun werk niet kent en op zoek is naar soms radicale maar nooit extremistische en altijd beleefde meningen over het reilen en zeilen van onze maatschappij vindt hier wel een prima opstap naar hun meer gestoffeerd (en zeer leesbaar) werk. Voor de 'kenners' zijn er toch ook enkele interessante ingangen naar een debat over (on)gelijkheid.
_Oorzaken van ongelijkheid
Zowat iedereen is het er over eens dat ongelijkheid in overdonderende mate het gevolg is van toeval, van omstandigheden waaraan we, zeker als individu, verdienste noch schuld kunnen hebben. Nummer één op de wereldwijde ranglijst is uiteraard tijd en plaats van geboorte. Ook in hoogontwikkelde, meer homogene gebieden speelt dat nog steeds. Je bent vandaag gemiddeld nog altijd veel beter af en met aanzienlijk betere vooruitzichten indien geboren in de Nachtegalenwijk in Wilrijk dan in de Peterboswijk in Anderlecht. Dan komt uiteraard je genetische rugzak. De talenten die we allemaal wel op een of andere manier hebben, worden evenwel lang niet op dezelfde manier gewaardeerd, geldelijk en anderszins. Of 'Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers', zoals Rutger Bregman dat zo beeldig ironisch aankaartte. Verder speelt de maatschappelijke rugzak, de status van ouders en grootouders dus, ook een belangrijke rol, financieel en sociaal.
En dan is er nog het simpele feit dat ook de meest succesvolle individuen in nagenoeg alle domeinen hun succes alleen konden behalen omdat er vele anderen de weg voor hen effenden en/of hen bijstaan. Wat zou een KDB als voetballer echt betekenen zonder zijn zorgvuldige jeugdopleiding, de diverse trainers en managers die hem over de jaren fatsoeneerden in zijn rol van 'metronoom' en de vele anderen die hem op een of andere manier verzorgen en ondersteunen? En die allemaal een schijntje krijgen van wat hij zelf opstrijkt.
Vermits we dat allemaal al lang weten, rijst de vraag: hoe komt het dat we zo weinig doen aan die bizarre extremen van ongelijkheid, ook in vertegenwoordigende democratieën waarin alle volwassenen over één, in principe gelijkwaardige, stem beschikken? De auteurs geven hierop niet echt een antwoord, behalve door te suggereren dat in de politieke organen vandaag armen en andere onfortuinlijken geheel afwezig zijn en voor beleid moeten rekenen op inzicht, zelfs mededogen, van zij die hun situatie niet kennen, laat staan ze beleefd hebben. Ze worden her en der bovendien op soms weinig subtiele manieren ontraden hun stem uit te brengen.
_Loterijen en ongelijkheid
Naast de klassiekers van hogere inkomsten- en bedrijfsbelastingen, forse erfrechten en beter ontwikkelde sociale diensten, bespreken de auteurs het gebruik van loterijen om ongelijkheid te milderen. Ze bekijken loterijen voor toegang tot twee specifieke instituties: het parlement en de universiteit.
De toegang tot universiteiten, en zeker tot de top van die piramide, is helemaal anders geregeld hier dan in de VS, waar geld en 'legacy' (voorouder-alumni) een belangrijke rol spelen. Het gebruik van loterijen, wellicht aanbevelenswaardig daar, is nagenoeg irrelevant te onzent, al moet er toch eens flink nagedacht worden over de periferische kosten van universitaire opleidingen die snel toenemen, a fortiori voor het groeiend aantal 'kotstudenten'.
Er is wel een band tussen universiteit en parlement: grosso modo twee van elke drie leden in al onze parlementen hebben verklaard houder te zijn van een universitair diploma. Zelfs als je alle neobachelors en neomasters meetelt, is nog altijd minder dan één derde van de Belgische volwassen bevolking zo hooggeschoold. Ruim de helft is nog steeds kort- of middengeschoold, met hoogstens een volledige secundaire opleiding. Parlementsleden met een voorgeschiedenis van handenarbeid, laat staan een verleden in armoede, daarentegen, zijn nagenoeg van de scene verdwenen. Zelfs als de parlementen de bevolking vertegenwoordigen, weerspiegelen ze hoegenaamd niet het socio-economische profiel ervan. Het is toegelaten te menen dat deze, al of niet echte, afstand tussen 'volk' en 'politiek' één factor is in de zorgwekkende opkomst van extreme politieke formaties.
De weinig representatieve samenstelling van de politieke beleidsorganen zien de auteurs als één uitvloeisel van wat Sandel beschreef in zijn boek The Tyranny of Merit (De tirannie van verdienste). Brutaal samengevat: zij aan de top menen dat hun succes helemaal uit eigen verdienste voortspruit en wie zich aan de onderkant bevindt moet zelf maar zien hoe die daar wegkomt: 'we vertroetelen de winnaars en minachten de verliezers'. En dat is maatschappelijk niet cohesiebevorderend[2].
Het politiek voorstel van Sandel is de moeite waard grondig bestudeerd te worden, ook binnen de complexe toestand van onze eigen politieke systemen. Het behelst een tweekamerstelsel waar de ene kamer op een of andere manier democratisch gekozen wordt en de andere samengesteld wordt door een of andere loterij onder de kiesgerechtigde bevolking. Hij merkt terloops op dat indien uitgelote jury's mogen beslissen over schuld of onschuld bij zware misdrijven, soms over het leven zelf van de beschuldigde, het mogelijk moet zijn een uitgelote kamer minstens toezichtrecht te geven op wetgevend werk.
Die idee, lichamen met wetgevende bevoegdheden te vormen op een andere manier dan via universeel enkelvoudig kiesrecht leeft hier ook wel: zie de inspanningen van David Van Reybrouck en anderen. Zelf heb ik eerst de jarenlange ontmanteling en nu de totale afschaffing van een 'senaat' altijd op democratische gronden betreurd. Dat is des te betreurenswaardiger met een eerste kamer die alsmaar sterker door partijdiscipline, de particratie, gedomineerd is en dus in feite nog nauwelijks meer doet dan, doorgaans 'meerderheid tegen minderheid', kritiekloos goed of af te keuren wat in de partijcenakels en 'topoverleg' is bekokstoofd. De grondwettelijk gegarandeerde controle van de wetgevende op de uitvoerende macht is daardoor een 'waardeloos vodje papier' aan het worden.
Al of niet bindend advies verstrekken over een of andere wet of amendement kan wel zeer zware gevolgen hebben voor véél mensen tegelijk. Neem bijvoorbeeld de vreemdelingenwetgeving. De aan het oordeel/advies voorgelegde regelgevingen kunnen vrij snel vrij obscuur worden. Om bij de vreemdelingenpolitiek te blijven: het is een bijzonder klein percentage van de uitlootbare inwoners dat rechtstreekse gevolgen van hun adviezen zal ervaren, positief of negatief. De grote meerderheid haalt haar 'kennis' over deze materies exclusief uit de media en, misschien vooral, uit politieke stemmingmakerij zoals die doorgalmt in de populaire media. Dat lijkt mij niet meteen een betere basis dan een doorwrochte procesvoering met uitgebreid woord en tegenwoord in een autonoom parlement.
Helaas is het bovendien lang niet zeker dat de maatschappelijk 'zwakkeren', zelfs indien numeriek proportioneel aanwezig, in een bijeengeloot wetgevend lichaam, ook effectief beter zullen vertegenwoordigd zijn. De kans is niet denkbeeldig dat zij zich zullen laten intimideren door de meer woordvaste intellectuelen (en/of tafelspringers), om nog te zwijgen van het volgen van de voorgestelde experten die hen moeten 'bijstaan', en die zij zelf bezwaarlijk kunnen voordragen.
Me dunkt dat er meer profijt te halen valt uit het herstellen van een verkozen parlement (met één of twee kamers) dat de middelen krijgt om zijn echte rol van wetgevend orgaan te spelen en om de controle op de uitvoerende macht naar behoren te volbrengen. Een door een loterij bevolkte kamer lijkt daarvoor bijzonder weinig geschikt. Men moet zich vooral niet blind staren op de enkele successen die geboekt zijn met een uitgeloot panel. Veel verder dan, eindelijk, een menswaardige ethische wetgeving in Ierland komt die teller niet meteen. Ook onze oostkantons staan te boek als succesvolle gebruikers van een uitgeloot orgaan. Die 'burgerraad' mag jaarlijks drie thema's op de agenda van het parlement zetten, die dan verplicht is daarover minstens te delibereren. Enkele voorstellen betreffende onderwijs en sociale woningen zijn ook daadwerkelijk in wetgeving gegoten. De oostkantons zonder meer extrapoleren naar het land, laat staan naar de EU, is toch wel een grote stap.
_(De)commodificatie en ongelijkheid[3]
Decommodificatie is die actie van de overheid die goederen en diensten (gedeeltelijk) afschermt van de 'vrije' markt. Toegang tot die goederen en diensten is dan niet langer enkel via de capaciteit en de bereidheid ervoor te betalen, maar wordt iedereen aan een betaalbare prijs aangeboden, soms ver beneden de kostprijs, zelfs gratis. Overheden zijn hiermee begonnen in de nasleep van WO I, maar het fenomeen kwam maar op volle sterkte in de decennia na WO II, toen onze sociale zekerheid haar vorm kreeg. De belangrijkste elementen zijn onderwijs en zorgverstrekking, in de eerste plaats gezondheidszorg. Ook mobiliteit kwam in het vizier onder de vorm van sterk gesubsidieerd openbaar vervoer en, uiteraard, een goed en gratis wegennet. Piketty en Sandel zijn het hierover nagenoeg helemaal eens dat deze decommodificatie een van de sterkste motoren was voor de daling van de armoedecijfers en, minder spectaculair, van ongelijkheid die vooral de West-Europese landen hebben meegemaakt in de periode 1945-1980. Er is een redelijk grote consensus dat de macro-economische voordelen van dit overheidsingrijpen op termijn de financiële kost ver overstijgen.
Een van de belangrijkste doelstellingen van de neoliberale stromingen die in meerdere of mindere mate de politiek hebben beïnvloed sinds de jaren '80 was precies hercommodificatie van zoveel mogelijk openbare diensten. Dat gebeurde onder de vlag van privatisering van zogenaamd inefficiënte overheidsdiensten. Terug naar de rauwe werking van de 'vrije' markt dus.
Al bij al valt de invloed hiervan op de ongelijkheid nog wel mee, al is er geen twijfel over dat met name de armste decielen van de bevolking vandaag weer meer uitgesloten kunnen zijn van heel wat gezondheidszorgen wegens remgelden, 'eigen bijdragen' en andere supplementen. Hetzelfde geldt voor voortgezet onderwijs voor hun kinderen, door hogere inschrijvingsgelden en vooral diverse fel duurdere studiegebonden nevenkosten. Zijn de recentste tariefwijzigingen voor De Lijn en de NMBS een aanloop naar verder doorgedreven commodificatie van het openbaar vervoer?
De historische decommodificatie is gelukkig bijlange niet zo ver teruggedraaid als Friedrich Hayek en co voorstelden, alvast niet in West-Europa. Een speciale vermelding verdient mijns inziens het veel te schuchtere en veel te onzorgvuldig geconcipieerd 'gratis'-programma, vaak genoemd naar Steve Stevaert. Dat arm- en beenloos kindje is dan ook op de eerste de beste 28 december over de neoliberale kling gejaagd in plaats van het verder te ontwikkelen als potentieel prima instrument voor directe armoedebestrijding.
Piketty en Sandel onderhouden zich kort over het, lichtjes utopische, beeld van een maatschappij waarin alles gedecommodificeerd is behalve de meest luxueuze goederen en diensten, die dan enkel voor de allerrijksten beschikbaar zijn. Merkwaardig genoeg behandelen ze daarbij niet de vraag naar door wie en hoe al die goederen en diensten zullen worden geleverd in afwezigheid van de pecuniaire aanmoediging/dwang om arbeid te verrichten. Decommodificatie en basisinkomen raken mekaar hier.
In het tijdschrift Sampol van juni 25 gaat VUB-onderzoeker Randy Haers uit van het werk van de mij tot dan onbekende Frans-Amerikaanse socioloog Loïc Wacquant, om te komen tot de beschrijving van onze huidige maatschappij als liberaal-paternalistisch. De meer behoede strata genieten alsmaar meer vrijheden, bijvoorbeeld op fiscaal vlak, terwijl de eerder behoeftige strata alsmaar meer onderworpen worden aan beperkingen, regeltjes en straffen bij het opnemen van hun sociale rechten. Wat deze regering aan het bakken is, allemaal onder de dekmantel van 'de toekomst vrijwaren', past in elk geval prima in dit denkkader, waarbij aanwezigheid van zogenaamde socialisten kennelijk geen hinderpaal is.
Een ietwat simplistische uitsmijter. Met z'n allen produceren we jaarlijks samen waarde die, gemiddeld, uitgerekend is op 55-60.000 euro per inwoner, van boreling tot honderdjarige. Je mag je dan toch wel afvragen waarom een kwart tot een derde van onze medeburgers niet de middelen heeft om het comfortabel leven te leiden dat de grote meerderheid als normaal beschouwt. Dat is het pijnlijkste aan de ongelijkheid in onze contreien: het hoeft helemaal niet, de middelen zijn ruimschoots aanwezig. Maar de wil om ze echt tegen onverdiende ongelijkheid in te zetten ontbreekt, vandaag weer meer dan gisteren. We kunnen maar beter doen wat Francine Mestrums nieuwste boek voorschrijft: 'Maak armoede illegaal'. Met haar betreur ik dat vermindering van ongelijkheid politiek alleen maar mogelijk schijnt te zijn door aan de onderkant van de verdeling te sleutelen en de bovenkant nagenoeg ongemoeid te laten. Dan kom je zo bij liberaal-paternalistisch uit.
_Noten
[1] Thomas Piketty en Michael Sandel: Gelijkheid (Ten Have, 2025).
[2] Dan krijg je bijvoorbeeld deze kop in De Standaard van 20 juni 2025: Protest tegen ultrarijken in Ukkel: 'Ze maken een karikatuur van onze wijk' ... zeggen de zeer gefortuneerden die in de wijk wonen.
[3] Commodificeren: 'publieke zaken, collectieve voorzieningen, informatie e.d. tot een economisch goed maken of worden' (Van Dale)
[2] Dan krijg je bijvoorbeeld deze kop in De Standaard van 20 juni 2025: Protest tegen ultrarijken in Ukkel: 'Ze maken een karikatuur van onze wijk' ... zeggen de zeer gefortuneerden die in de wijk wonen.
[3] Commodificeren: 'publieke zaken, collectieve voorzieningen, informatie e.d. tot een economisch goed maken of worden' (Van Dale)