14 december 2023
Het probleem Bill Gates - De mythe van de goede miljardair
Bill Gates, een van ‘s werelds rijkste mensen, staat bij het grote publiek bekend als medeoprichter en boegbeeld van de Amerikaanse computergigant Microsoft en stichter van de machtigste particuliere liefdadigheidsorganisatie op deze planeet. In deze laatste hoedanigheid wordt hij beschouwd als de alom geprezen “goede miljardair” die fortuinen schenkt aan een breed scala van projecten op sociaal, gezondheids- en educatief gebied. Is dit echt zo of slechts een mythe? De Amerikaanse freelance onderzoeksjournalist Tim Schwab beschrijft in dit boek wat volgens hem de keerzijde is van de filantropische werken van de Bill & Melinda Gates Foundation ( BMGF), kortweg de Gates Foundation. Meer zelfs, hij probeert hard te maken dat Bill Gates en zijn stichting niet zomaar problemen zijn, maar eveneens ónze problemen. Bij zijn onderzoek zocht en vond hij talrijke (vaak anonieme) bronnen die zijn bevindingen moeten staven.
In zijn voorwoord verhaalt de auteur dat Bill Gates zich ontpopte tot een “bazige, bruuske bullebak” ten tijde van zijn onbegrensd leiderschap bij Microsoft dat hij in 1975 samen met Paul Allen boven de doopvont hield. Die gold als “de man van de ideeën” maar dit weerhield hem niet om zijn beste vriend meedogenloos te naaien door een meerderheidsparticipatie in het bedrijf af te dwingen. Toen de onderneming door de Amerikaanse justitie werd aangevallen op beschuldiging van monopolistische praktijken, gevolgd door een reeks sancties, dwangsommen, schikkingen en andere maatregelen, was voor Bill Gates en Microsoft het ogenblik aangebroken om het over een andere boeg te gooien. In 1999 ontstond de Gates Foundation. In de loop van de jaren negentig had Bill Gates zich al beziggehouden met filantropie, maar nu schroefde hij zijn charitatieve donaties heel snel tot in het veelvoudige op. Ineens was hij van een slechterik uit de bedrijfswereld in een extreem gulle weldoener getransformeerd, de Gates Foundation het instrument om al die nobele doelen te verwezenlijken.
Schwab doet die make-over af als een fantasierijke fabel. Gespreid over 15 hoofdstukken graaft hij diep in een heel donker liefdadig instituut en in het gedrag van een man wiens activiteiten niet altijd aan de verheven verwachtingen voldoen. Schwab poogt aan te tonen dat Gates nog steeds is wie hij was bij Microsoft: een pestkop en monopolist, overtuigd van zijn eigen gelijk en van plan zijn ideeën, zijn oplossingen en zijn management aan iedereen op te leggen. In de kern is hij geen onzelfzuchtige filantroop, maar een machtsmakelaar, een slimme ingenieur die een manier heeft geïntroduceerd om zijn extreme rijkdom om te zetten in enorme invloed op de meest uiteenlopende terreinen (waarin hij zelf niet over de benodigde expertise en opleiding beschikt) en het leven op aarde naar zijn eigen inzichten te reorganiseren. Zijn overstap naar de Gates Foundation was het middel bij uitstek om nog veel meer impact en winst te vergaren dan hij ooit als softwaremagnaat had durven verzinnen. Zonder verantwoording te hoeven afleggen, zonder rekening te houden met de behoeften of verlangens van de beoogde begunstigden en zonder noemenswaardige resultaten voor de menselijke vooruitgang die hij zegt te bevorderen.
Het is allemaal volkomen ondemocratisch en verankert de ongelijkheid, betoogt Schwab, want aan de grondoorzaken van de wijdverbreide armoede in de wereld wordt niets verholpen, de stichting ontsnapt aan toezicht en regels, zij geniet van fiscale voordelen en verrijkt vooral zichzelf.
Tussendoor voegt hij eraan toe dat Gates ervan werd verdacht zich op de werkplek persoonlijk tientallen jarenlang te hebben misdragen en hij de onbegrijpelijke beslissing nam om de Gates Foundation te verbinden aan de veroordeelde zedendelinquent Jeffrey Epstein.
Tussendoor voegt hij eraan toe dat Gates ervan werd verdacht zich op de werkplek persoonlijk tientallen jarenlang te hebben misdragen en hij de onbegrijpelijke beslissing nam om de Gates Foundation te verbinden aan de veroordeelde zedendelinquent Jeffrey Epstein.
Gates en zijn toenmalige vrouw Melinda hadden hun stichting in het leven geroepen om enkele van de meest urgente mondiale uitdagingen aan te pakken, waaronder volksgezondheid, gezinsplanning, honger en onderwijs. Gewapend met ongeveer 67 miljard dollar leken zij hiertoe beter toegerust dan veel regeringen. Maar volgens Schwab deelt de instelling het geld van Gates niet zomaar uit aan goede doelen. Gates oefent controle en macht uit. Door zijn partners een “global access agreement” (internationale beschikbaarheidsovereenkomst) te laten ondertekenen, kan de Gates Foundation de rechten op de technologie en het intellectueel eigendom van hun producten overnemen indien zij op de fles gaan. Schwab illustreert de kwalijke gevolgen van zulke strategie met een aantal voorbeelden en neemt ook het gebrek aan transparantie bij de stichting op de korrel. Hij suggereert zelfs dat het Congres private non-profitorganisaties bij wet verplicht aan verzoeken tot openbaarheid tegemoet te komen, zoals overheidsinstellingen dat ook moeten doen. Zodat er controle kan uitgeoefend worden op de immense geldstromen van de Gates Foundation. Een interessant maar utopisch idee in het ultra-liberale Amerika van vandaag, dunkt me.
Een van de meest aansprekende delen van het boek gaat over de steun van het instituut voor gezinsplanning in het kader van overbevolking en geboortebeperking in arme landen. De Gates Foundation prioriteert één specifieke soort anticonceptie: een hormoonimplantaat dat in de arm van een vrouw wordt geplaatst en gedurende drie tot vijf jaar zwangerschap voorkomt. Zij sloot daartoe een deal met de farmaceutische bedrijven Bayer en Merck om hen aan te moedigen tientallen miljoenen van deze implantaten met hoge kortingen maar toch nog met een ruime winstmarge te verkopen aan de armlastigen over de hele wereld. Toen het aanbodvolume de vraag overtrof, begonnen gezondheidsklinieken in landen als Malawi en Oeganda vrouwen als het ware te dwingen om implantaten te accepteren die ze niet wilden. Schwab spaart ook hier zijn kritiek niet: “Als we een beweging voor gezinsplanning willen opbouwen die is georganiseerd rond zelfbeschikking en autonomie, betekent dit dat we het moeilijke, warrige werk moeten doen om politieke macht op te bouwen, om ons in te zetten voor een wereld waarin de gezondheid rond de voortplanting - en volksgezondheid in het algemeen - wordt gezien als een mensenrecht, niet als een voorrecht dat wordt verleend door de superrijken”.
Evenzeer formuleert Schwab scherpe bedenkingen bij de ontzaglijke journalistieke financiering van de internationale nieuwsmedia en van het onderwijs in de Verenigde Staten door de Gates Foundation. Daarmee houdt het echter niet op. Een schilderij van het echtpaar Gates met als titel “Alle levens hebben gelijke waarde” in de National Portrait Gallery in Washington is voor hem de aanleiding om flink van leer te trekken tegen de “witte redder” van de mensheid. “Filantropisch kolonialisme” noemt hij de investeringen van de BMGF met het uitdrukkelijk doel om de uitvoering van de eigen agenda te bevorderen, dan wel om het armoedevraagstuk daadwerkelijk op te lossen.
Verderop laat Schwab zien hoezeer een opgeblazen bureaucratie de energie, de efficiëntie en de effectiviteit van het imperium heeft aangetast; bovendien laakt hij dat de overvloedige uitgaven aan weelderige hoofdkantoren en miljoenensalarissen steeds meer afstand hebben gecreëerd tussen de stichting en de doelgroep ervan: mensen die leven van slechts een paar dollar per dag. Ook de gezaghebbende bemoeienissen van de Gates Foundation in het wetenschappelijk onderzoek, vooral via het door haar opgerichte en gefinancierde Institute for Health Metrics and Evaluation (IHME) en in de (Afrikaanse) landbouw stelt hij uitvoerig aan de kaak; vervolgens levert hij commentaar op het opgedrongen vaccinbeleid in India en de toekenning van een spraakmakende humanitaire prijs aan de Indiase premier Narendra Modi. In het laatste hoofdstuk legt hij uit hoe Gates zich tot de meest vooraanstaande speler wist te positioneren in de Covid-19-pandemie, met de voor de hand liggende opwerping of een niet-gekozen miljardair zoveel invloed moet krijgen op een grote wereldwijde volksgezondheidscrisis.
Het probleem Bill Gates is zonder twijfel een bijzonder boeiend, erg doortastend en onthutsend boek. Pagina na pagina striemend hekelproza tegen een filantrokapitalist en bij uitbreiding tegen het kapitalistisch systeem. Maar wanneer Schwab in zijn slotbeschouwingen de vraag oppert hoe iemand als Bill Gates zijn filantropische dollars dan wel moet besteden, blijft zijn antwoord beperkt tot enkele wensdromen…
Marc De Bock
Meer van Marc De Bock
Marc De Bock