Joke J. Hermsen
Marc Van den Bossche
Non-fictie
  • 3832 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

12 juni 2019 Liefde voor de wereld
De bedoeling is dat dit de recensie van een boek(je) zal worden, maar de verleiding is bijzonder groot er een soort opiniestuk over een actuele problematiek van te maken. Ik tracht bedoeling en verleiding te combineren.
Als ik mij even een quasi misplaatste woordspeling mag permitteren: de titel van het boek van de Nederlandse filosofe en schrijfster Joke Hermsen, ‘Het tij keren’, staat als een dijk. Die titel zegt zoveel. Hij drukt een wens uit, strijdvaardigheid, het geloof dat iets anders kan. Maar hoe zou iets anders kunnen en anders moeten als het een wetmatigheid in zich lijkt te dragen? Hoe keer je het tij?
Die vraag hield ook de samenstellers van de reeks Nieuw Licht, waar dit boek in verschijnt, bezig.
Frank Meester en Coen Simon zijn beiden voortrekkers van de publieksfilosofie in Nederland. Zij willen met deze reeks actuele vragen toetsen aan klassieke teksten die door een hedendaags auteur worden herlezen. Vandaar: Joke Hermsen mag een nieuw licht laten schijnen op de vraag die Meester en Simon haar stellen: ‘Heeft het zin om te hopen op een betere toekomst?’. Hermsen zal die vraag beantwoorden aan de hand van teksten van twee eminente filosofen, Hannah Arendt (1906-1975) en Rosa Luxemburg (1871-1919) - de eerste werd veelvuldig vertaald in het Nederlands de voorbije jaren, de tweede is grotendeels vergeten. Beiden deelden in hun werk de hoop op iets nieuws, een nieuw begin, door Arendt de ‘nataliteit’ genoemd.
Ik had dit boekje al eerder dit jaar gelezen, nog voor de verkiezingen. Een tweede lectuur, met het oog op deze recensie, kwam er na de verkiezingen en de vele commentaren en opiniestukken die nadien wereldkundig werden gemaakt. De vraag die daarin overheerste, was die naar het waarom van de vele stemmen met opgestoken middenvinger. Is dat misschien ook een vraag naar het keren van het tij? En die vele klimaatbetogers de maanden voordien, wat vroegen zij dan? En waarom kwam hun stem minder overtuigend naar boven in de verkiezingsuitslag?
Toen Joke Hermsen aan dit pamflet begon te schrijven, liet zij zich door nog een andere groep gebruikers van de middenvinger inspireren: de gele hesjes in Frankrijk. Zij verbleef daar toen de eerste protesten een aanvang kregen. Haar viel meteen ook de geringschatting op voor wat ze de ‘lagere klassen’ noemt. Dat klinkt hier alvast niet onbekend.
Hannah Arendt, over wie Hermsen het ook al uitgebreid had in haar boek ‘Kairos. Een nieuwe bevlogenheid’ (2014), is een van de grootste politiek filosofen die de twintigste eeuw gekend heeft en die nauwelijks of niet aan relevantie heeft ingeboet. De kracht van Arendt is ondermeer dat zij niet zomaar in een politieke familie kan ondergebracht worden. Links, rechts, conservatief, progressief,… het lijken allemaal termen die op haar geen vat hebben. Arendt is een denker van de democratie en van de noodzakelijke meerstemmigheid die een democratie doet leven. Zij is ook een denker van de menselijkheid. Hermsen citeert haar: ‘Hoe kunnen we in politiek duistere tijden ervoor zorgen dat menselijkheid niet opnieuw een hersenschim wordt?’ We moeten dan goed beseffen dat Arendt Duitsland is ontvlucht in 1933 na een arrestatie door de Gestapo. De dreiging van een totalitair denken is haar blijven drijven in haar verdere oeuvre.
Wanneer leven we dan in duistere tijden? Hermsen schetst dat uitstekend: ‘Duister wordt de wereld als mensen er geen gezamenlijke verantwoordelijkheid meer voor voelen, zich alleen om hun individuele belangen bekommeren en de politieke sfeer dusdanig wantrouwen dat zij deze de rug toekeren’. De opgestoken middenvinger dus. Arendt ziet hier het gevaar dreigen van wat zij ‘wereldloosheid’ noemt, een toestand die voor haar altijd dreigt uit te monden in barbarij. Mensen zijn wereldloos als ze niet langer uitgaan van de pluraliteit en meervoudigheid van de stemmen waarmee wij het over onze gemeenschappelijke wereld hebben. Bij Arendt gaan ‘wereld’ en ‘pluraliteit’ altijd hand in hand.
Op het eerste gezicht lijkt het dan ook wat verwonderlijk dat Hannah Arendt zich liet inspireren door Rosa Luxemburg, ook wel eens ‘Rode Rosa’ genoemd. Luxemburg, opgegroeid in Polen en ook van joodse afkomst, staat echter mijlenver af van een ideologisch vastgeroest marxisme. Een nieuw begin kan er voor haar enkel spontaan komen en van onderaf. Bij Arendt verwijst het begrip nataliteit naar het menselijke vermogen om opnieuw te beginnen, om veronderstelde ketenen van noodzakelijkheid te doorbreken. Bij Luxemburg verwijst spontaniteit ook naar dit menselijke vermogen om neen te zeggen tegen onrecht en ongelijkheid. Hermsen wijst op de voorwaarden voor dit verzet: kritisch bewustzijn, betrokkenheid bij de wereld en – mooi - enthousiasme. Enthousiasme én hoop. ‘Want wie niet meer hoopt, heeft het eigenlijk al opgegeven’, schrijft Hermsen nog.
Hebben al die middenvingerstemmers dan geen hoop en betrokkenheid bij de wereld? Laten we even wachten met een antwoord. Eerst dit: Rosa Luxemburg mag dan wel een zeer militante dame zijn geweest, haar denken getuigt toch van veel meer dan dat. ‘Laten we toch een goed en waardig leven blijven leiden’, klonk het bij haar. ‘Ein guter Mensch zu sein’, schreef ze in een tijd waarin dit nog niet als een scheldwoord klonk voor sommigen. Luxemburg pleitte voor protest en vond ook dat we daar de straat moeten mee opgaan, maar evengoed liet ze horen dat men in het maatschappelijk bestel alles moet nemen zoals in het privéleven: rustig, grootmoedig en met een milde glimlach. Joke Hermsen wijst erop dat Luxemburg dit schreef na twee jaar verblijf in de gevangenis en tijdens de Eerste Wereldoorlog. Over hoop en grootmoedigheid gesproken.
Rosa Luxemburg werd in 1919 in Berlijn vermoord. Zij heeft niet de totalitaire ontaarding van het marxisme meegemaakt, noch die van het nationaalsocialisme. Die lessen heeft Hannah Arendt wel meegekregen. ‘Totalitaire ideologieën’, schrijft Hermsen, ‘proberen met behulp van propaganda, angst en bureaucratie de verscheidenheid van een volk om te smeden tot een gelijkvormige en volgzame massa en hebben daarvoor volgens Arendt altijd een zondeboktheorie en nationalistische mythen nodig’. Dat klinkt actueel. Joke Hermsen weet er nauwgezet bij Arendt de fragmenten uit te pikken die nu als alarmsignalen zouden mogen fungeren. ‘Die nationalistische mythen in combinatie met het zondebokmechanisme zullen vooral mensen overtuigen die in isolement en angst voor anderen leven’, citeert Hermsen uit Arendts boek over totalitarisme. En dat gebeurt op een gevaarlijk emotionele manier. ‘Het is dan ook geen toeval’, schrijft Hermsen dat net uit dit boek van Arendt veelvuldig werd geciteerd na de overwinning van Donald Trump. Het ging dan wel eens om dezelfde passage: ‘Deze periode van bang afwachten lijkt op de stilte die intreedt nadat alle hoop verloren is. Hoe verschillend de omstandigheden ook zijn, we stellen de ontwikkeling van identieke fenomenen vast. Nooit is onze toekomst minder voorspelbaar geweest, nooit zijn we in die mate afhankelijk geweest van onbetrouwbare krachten, die de wetten van het gezond verstand met de voeten treden’. Een democratie komt pas echt in gevaar als mensen niet meer het onderscheid kunnen maken tussen feit en fictie. De termen fake news en alternatieve feiten behoorden toen nog niet tot een veelgebruikte woordenschat, maar de overeenkomst mag duidelijk zijn. Als mensen voortdurend leugens te horen krijgen, dan leidt dit ertoe dat ze uiteindelijk niets meer geloven, meent Hermsen. En dan citeert ze Arendt: ‘En als mensen niet langer iets kunnen geloven, dan kunnen ze zich ook geen mening meer vormen. Dan worden ze niet alleen beroofd van het vermogen te handelen, maar ook van het vermogen te denken en te oordelen. ‘And with such a people you can do what you please’.   
Op wat stellen Luxemburg en Arendt dan hun hoop? Beide auteurs pleiten voor meer directe democratie. ‘Mensen voelen zich niet meer vertegenwoordigd’, actualiseert Hermsen dat. En ze verwijst dan naar het ‘democratisch vermoeidheidssyndroom’ waar David Van Reybrouck het over heeft in zijn pamflet ‘Tegen de verkiezingen’ (2014).
Dat zou dan misschien opnieuw kunnen leiden naar een liefde voor de wereld. ‘Want’, besluit Hermsen mooi, ‘zonder liefde en gedeelde verantwoordelijkheid voor de wereld kan er onvoldoende tegengewicht geboden worden aan de amor sui, de zelfzucht, die als het primaat van het kapitalisme geldt. We worden niet alleen vrij, maar ook pas Mensch, als we onze privébelangen opzij durven zetten en ons richten op de politiek-culturele wereld die ons gemeenschappelijk verbindt’.
Dit alles staat ongetwijfeld mijlenver af van de haatopwekkende polarisering en de steriele fichebakmeningen van politici dezer dagen. Maar ik herhaal graag wat Hermsen in haar warme en mooie pamflet schrijft: ‘Wie de hoop opgeeft, heeft al bij voorbaat verloren’. Ze citeert ergens ook nog Ernst Bloch uit zijn boek over het principe van de hoop: ‘Wees realistisch. Denk het onmogelijke’.    
Op het gevaar af als moraliserend weggezet te worden zou het hierboven nog niet gegeven antwoord kunnen luiden dat de middenvingerstemmers wellicht wel hoop en betrokkenheid voelen, maar dat ze toch de lessen van Arendt en Luxemburg, en zeker ook van Hermsen, warm ter harte zouden moeten nemen: mildheid, liefde voor wat we gemeenschappelijk hebben, zin voor pluraliteit, wantrouwen voor een exclusief nationalisme met bijhorende zondebokken, hoop op inclusiviteit en meerstemmigheid. Menselijkheid dus.

Is het nog nodig dat ik zeg dit een sterk en inspirerend essay te vinden?
Joke J. Hermsen
Marc Van den Bossche
Non-fictie
-
_Marc Van den Bossche filosoof Vrije Universiteit Brussel
Meer van Marc Van den Bossche

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies