Eric Corijn
Sophia De Wolf
Non-fictie
  • 1721 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

26 juli 2022 Gramsci lezen. Van klassenstrijd tot woke.
Ik zal het maar meteen toegeven, dit was een kuitenbijter. De weg naar de top van de berg was zwaar, er hing soms mist en de fiets was niet van topkwaliteit. Maar eens boven kon de vlottere afdaling beginnen, weliswaar af en toe met gebruik van de remmen, maar met het groeiend besef dat de eindmeet onder een opgeklaarde hemel overschreden kon worden.
Onlangs las ik ergens dat een uitgave je iets moet bijleren, dat het geen zin heeft boeken te lezen die je niets bijbrengen. Ik onderschrijf het, het is ‘de moeite waard’ om eens een inspanning te doen. En zelfs eens een eindje terug te keren. De extra kennis en inzichten zijn de beloning.
De vier die het me moeilijk maakten waren Antonio Gramsci, Ernest Mandel (1923-1955), Ernesto Laclau (1935-2014) en Chantal Mouffe (1943-). Of liever Eric Corijn, de auteur van het boek met de wat misleidende titel. Het gaat dus niet louter en alleen over Gramsci. De behandelde auteurs vinden allen dat er een maatschappelijke omwenteling nodig is, het zijn alle vier anti-kapitalisten. De eerste vier hoofdstukken vereisen wat ploeterwerk voor de doorsnee lezer. Velen zullen vermoedelijk afhaken en dus het uiterst nuttige laatste hoofdstuk - dat in duidelijke mensentaal geschreven is én zeer verhelderend - missen. Als u denkt: wel dan lees ik enkel dat laatste hoofdstuk, dan hebt u het ook mis. Hetgeen voorafgaat is wel degelijk heel interessant maar wordt moeilijk aan de man gebracht. Het is  geen gemakkelijke materie, toegegeven. Maar meermaals bekroop me - terecht of onterecht? - het gevoel dat Corijn zich bedient van postmodernistisch taalgebruik. Hij had zijn betoog aan de hand van teksten van de vier auteurs hier en daar wat eenvoudiger kunnen formuleren. Of ‘vertalen’ voor de massa. Net omdat hij daarmee zou tegemoetkomen aan zijn eigen vaststelling - via de protagonisten uit dit boek - dat het beoogde, bredere publiek de inzichten uit dit boek best kent om een transitie mogelijk te maken. Een tweede lezing van de uitgave was dus noodzakelijk. Maar goed, een renner verkent zijn parcours ook meer dan één keer.
Hét codewoord van deze uitgave is ‘hegemonie’. Cultuurfilosoof en sociaal wetenschapper Corijn stelt dat er in Europa een strijd aan de gang is. Een strijd voor een nieuwe orde die vooral van de rechterzijde komt. Rechts heeft het kleed van het nationalisme aangetrokken. Om de markteconomie te vrijwaren moeten bovendien vrijheden en democratie beperkt worden, dat vergt echter een breder maatschappelijk vlak. Een ironische speling van het lot dus dat de erven van rechts net de linkse Gramsci gebruiken om hun ideeën te laten ‘insijpelen’ bij de brede bevolking. Want dat is waar het bij Gramsci over ging. Revolutie kan niet lukken onder dwang, zonder de steun van grote lagen van de bevolking. Het is dus van belang het denken in de samenleving te beïnvloeden. De uiterst rechtse politiek filosoof Alain de Benoit (1934-) had al in 1981 de strijd voor de Europese beschaving afgedaan als ‘Gramscisme de droite’. Corijn doet het niet volledig uit de doeken, hij verwijst naar een artikel van SAMPOL, te lezen op hun site: ‘Waarom rechts in de ban is van Gramsci’. Ik zocht het op las het. De auteur is cultuurwetenschapper Ico Maly. Maar het is duidelijk, uiterst rechts volgt de analyses en aanwijzingen van Gramsci. Deze al genoemde ironische speling van het lot resulteerde erin dat de auteur van déze uitgave het bijgevolg de hoogste tijd vond om wat weerwerk te bieden  en aldus denker Gramsci te lezen in de lijn van diens werk: ‘Onder welke voorwaarden kan een sociaal gelijkheidsdenken opnieuw een geloofwaardig maatschappelijk project worden’? Want momenteel blijven oude recepten en instellingen dominant, wat wijst op een vrij stabiele hegemonie van de heersende orde, op ‘een instemming met heersende normen en waarden’. Links is bovendien vertwijfeld en mist de noodzakelijke samenwerking. Rechts beschikt over een zekere pensée unique.
Het weerwerk van Corijn bestaat erin dat hij ervoor kiest om ‘via een grondige lectuur van enkele teksten op diepgaande wijze de termen van de discussie te verduidelijken, de argumenten en de keuze aan te geven en vanuit verschillende perspectieven het licht te laten schijnen op het zeer ingewikkelde vraagstuk van de hegemonie’.
De Italiaanse denker en communist Antoinio Gramsci (1891-1937) werd in 1926 opgesloten in de gevangenis om ‘die geest te verhinderen te functioneren’, omdat alternatieve ideeën het raderwerk verstoren. Gramsci peinsde en analyseerde verder in zijn cel en zag in dat de revolutie in het nauwelijks de middeleeuwen ontgroeide Rusland geslaagd was, maar niet in industrieel ontwikkelde landen zoals Duitsland of Groot-Brittannië. Ziedaar de paradox en de tegenspraak met de analyse van Marx. Wat is dus het geheim van de grote stabiliteit en weerbaarheid van het kapitalisme? Hoe komt het dat de heersende klasse de instemming van de ondergeschikte klassen blijven behouden? De grootste verdienste van Gramsci is dat hij het onderscheid maakte tussen ‘overheersing’ die via de staat uitgeoefend wordt en ‘hegemonie’ die via de civiele maatschappij wordt bewerkstelligd. Corijn baseert zich hiervoor op het essay van Perry Anderson (1938-) die het heeft over de begrippen en de interpretaties die uit de gevangenisteksten van Gramsci af te leiden zijn. Volgens Anderson heeft de sociale strijd veel minder geleid tot het vergroten van de eigen en van de arbeid losgemaakte tijd. Hij stelt dat de ideologie van de burgerlijke democratie veel machtiger is dan gelijk welk welvaartsreformisme en dat vormt de basis voor een consensus die er ingehamerd is door de kapitalistische staat. Daardoor zal er eerder een keuze zijn voor verhoging van koopkracht in plaats van voor arbeidsverkorting of arbeiderscontrole.
Het tweede hoofdstuk laat de ‘orthodoxe marxist’ Ernest Mandel aan het woord om de naoorlogse situatie te toetsen aan het gramsciaanse denken. Deze protagonist van de revolutionaire uitweg uit het kapitalisme behandelt in zijn essay de centrale kwestie in Gramsci’s ouvre: hoe ontstaat het bewustzijn in brede lagen van de bevolking?
Als de twee eerste hoofdstukken van het boek vooral gewijd zijn aan de theorie dat het socialisme, als wetenschappelijk gefundeerd alternatief voor kapitalisme, expliciet verbonden is met de arbeidersstrijd, gaat het derde hoofdstuk over een nieuwe visie op socialistische strategieën. Het denkerskoppel Laclau en Mouffe keren terug naar Marx maar onderzoeken hetzelfde thema: ‘Waarom blijft het kapitalisme ondanks vele crisissen zo stevig in het zadel en wat zijn de voorwaarden om daar verandering in te brengen?’ Laclau en Mouffe breken uiteindelijk met het marxisme omdat ze lijnrecht tegenover ‘de dictatuur van het proletariaat’ staan. De arbeidersklasse moet uit haar getto komen. Eric Corijn dropt hier de belangrijke vragen: ‘Moeten arbeiders zich per bedrijf organiseren of eerder in ‘leefbekkens’? Gaat het om sectorale strijd of om sociale bewegingen?’
In het vierde hoofdstuk wordt het debat concreter en de worden de obstakels zichtbaar. De grootste moeilijkheden liggen in het feit dat té veel linkse projecten elk hun eigen perspectief hebben waarbij elke subjectpositie zich af zet tegen de andere. Vandaag is dat het meest zichtbaar in de moeilijke vereniging van de arbeidersstrijd en de ecologische strijd. De conclusie van de auteur is dat het niet vanzelfsprekend is om een links eenheidsproject op te bouwen. De scheiding tussen theorie en praktijk valt hem daarbij vooral op. Er is veel academische discussie maar de inzichten sijpelen volgens hem niet door naar de politiek ‘die volkomen in de ban geraakt van klantengericht en publicitair werk zonder veel ideologische ruggengraat’. Corijn situeert daar het probleem: de rechterzijde is veel beter gewapend, zij heeft een hegemonisch project.
In het vijfde hoofdstuk geeft de auteur een aanzet tot oplossingen, hij onderneemt een poging om uit de lectuur van Gramsci enkele bruikbare gevolgtrekkingen mee te geven. Hét probleem dat dit boek  onderzoekt is dat er tussen een neoliberaal globaliseringsdenken en een neoconservatief communautair nationalisme geen herkenbaar links alternatief is. Een progressief project gaat uit van samenwerking, van coproductie van het samenleven. Of de insteek nu sociaal of ecologisch is, er zal ge-hersocialiseerd moeten worden, er zal samengewerkt moeten worden, solidair én collectief. Links heeft volgens Eric Corijn geen collectief verhaal. In dit laatste hoofdstuk geeft de auteur zowel kritiek als uitwegen. Hij geeft aan dat de enige politieke stroming die uit de nieuwe sociale bewegingen voortgekomen is, de politieke ecologie is. ‘Van bij het begin werd van daaruit de onhoudbare relatie met de natuur aangeklaagd. De analyses bleken, zeker met de zichtbare effecten van de klimaatcrisis, terecht. Het industriële systeem, gericht op winstmaximalisatie, met externalisering van vele kosten en met de eindeloze work and spend-cyclus, botst nu op zijn grenzen’. De politieke ecologie zet in op inkrimping van de groeiconomie en het consumentisme.  Maar - en dan keert Corijn terug naar Gramsci - mocht de politieke ecologie een duidelijk inclusief maatschappelijk project zijn, dan nog is het de zaak instemming te vinden voor dat programma bij andere groepen en andere strijdperken. Tot nu toe is er echter geen totaalanalyse gemaakt van de systemische crisissen. Op dit moment in het boek laat de auteur de lezer kennismaken met ‘Memo sur la nouvelle classe écologique’ (2022) van Bruno Latour. De Franse socioloog en filosoof vestigt er de aandacht op dat de ecologie niet de politieke horizon levert zoals dat voorheen het geval was met het liberalisme, het socialisme, het neoliberalisme en nu de ‘partis illibéraux ou néofascistes’. ‘ Waarom leiden de waarschuwingen en de uitdagingen vanuit de natuur niet tot een massale mobilisatie? Waarom konden de vooruitzichten van welvaart, emancipatie en bevrijding in de vorige eeuw wel de massa beroeren? Waarom komt de politieke ecologie als vervelend, belerend en beperkend over?’
Eric Corijn ziet het  niet  rooskleurig in, wat mogelijk zijn motivatie was om zijn boek op te dragen aan  ‘de fantastische klimaatjongeren die een betere wereld in zich dragen’ omdat het negeren van hun engagement een bewijs is dat de politiek niet begaan is om de ecosystemische omslag echt en prioritair tegen te gaan. Voor Corijn werden ze door ‘het systeem’ op cynische wijze genegeerd, maar ook ondermaats ondersteund door de ‘georganiseerde linkerzijde’ en haar parlementaire vertegenwoordiging.
Het boek vestigt de aandacht op urgente hoofdzaken en niet in het minst de klimaatcrisis, maar de inhoud zal helaas waarschijnlijk op academisch niveau blijven hangen of in de hoofden van enkele overtuigden, net iets wat de auteur én zijn bronnen als één van de problemen ziet. Dringende lectuur voor links dus. Verkies je om bovenaan de berg te starten en enkel de afdaling te maken? Zeker doen, de laatste hoofdstukken bieden heel wat kennis. En daar begint het.

Sophia De Wolf
Eric Corijn
Sophia De Wolf
Non-fictie
Recensent
_Sophia De Wolf Vrijwilliger bij het Huis van de Mens Zottegem
Meer van Sophia De Wolf

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies