25 november 2024
Heilige woorden. Een rondleiding door de geschriften van het Nieuwe Testament en het vroege christendom
Waarom haalt een overtuigde atheïst en rabiate antiklerikaal als deze recensent een boek in huis over het Nieuwe Testament, en biedt hij zijn recensie daarover zonder enige scrupule aan voor opname op de website van het Humanistisch Verbond – waar die als je dit leest ook nog zonder meer aangenomen werd?
Wat me het eerst daartoe aanzette, was het feit dat het niet om een katholieke, maar een protestantse auteur gaat, en dat bleek al meteen een terechte overweging te zijn. Katholieke exegeten en Bijbelse apologeten zijn door de band/k genomen niet alleen meer gezagsgetrouw, maar (daarom) ook stellig(er) overtuigd van de goddelijke inspiratie en dus de onaantastbaarheid van de Bijbel als het Woord Gods.
Protestanten (er)kennen geen centraal gezag, het protestantisme is in de 16e eeuw ontstaan uit verzet tegen het pausdom, en alvast deze protestant, Daniël de Waele, (ooit?) docent aan het Hoger Instituut voor Protestantse Godsdienstwetenschappen te Brussel en andere Vlaamse protestantse onderwijsinstellingen, spreekt eigenlijk met geen woord over een rechtstreekse goddelijke inspiratie van de ‘heilige woorden’ uit de titel van zijn boek. Hij situeert het ontstaan van die geschriften helemaal in hun historische, menselijke context, als door mensen bedacht en neergeschreven. Dat alleen al is een opluchting voor ongelovigen, die het idee van heilige woorden, afkomstig van een bovennatuurlijk wezen, vanzelfsprekend terecht verontwaardigd van de hand wijzen, maar wie niets menselijks vreemd is, of mag zijn.
Een verdere bedenking was dat hedendaagse vrijzinnigen, in tegenstelling tot sommigen van hun voorgangers, niet bepaald Bijbelvast zijn, en vaak zelfs geen idee hebben van wat er in de Bijbel staat, om nog te zwijgen van andere christelijke teksten. Dit boek is, zo werd me algauw duidelijk, op dat punt een veel betere handleiding dan de typisch katholieke inleidingen en commentaren, die geplaagd worden door de jammerlijke onbuigzame rechtgelovigheid van hun auteurs.
Maar – er is altijd een maar – laten we wel wezen: De Waele is geen vrijzinnige in onze betekenis, geen atheïst. Het is me niet duidelijk geworden uit dit boek waarin zijn geloof nog bestaat, dat komt niet expliciet ter sprake, behalve misschien in enkele zinnen uit de ’persoonlijke’ inleiding. Dat betekent dat hij weliswaar kritisch staat tegenover de teksten en hun oorsprong, en daarover heel open en in de eerste plaats vooral informatief communiceert, maar niettemin die teksten toch als belangrijk behandelt, en uitvoerig ingaat op hun betekenis, en die betekenis kan men moeilijk anders zien dan als godsdienstig.
Vandaar een merkbare tweeslachtigheid in zijn benadering. Terwijl hij vrijmoedig en zonder enige dogmatische terughoudendheid schrijft over de ‘menselijke’ oorsprong en overlevering van de geschriften, en op die manier bijna iconoclastisch en voor overtuigde en traditionele gelovigen zelfs blasfemisch, en voor ongelovigen dan weer voorbeeldig nuchter en zakelijk te werk gaat, zijn er evenveel passages en zelfs hoofdstukken waar hij zijn lovenswaardige (tekst)kritische houding achterwege laat, en zich hoofdzakelijk beperkt tot het klakkeloos weergeven van de inhoud van christelijke teksten, zonder zich veel zorgen te maken over de nochtans evidente vragen over hun herkomst en (kreupele) overlevering, noch over hun belang voor de mensheid, toen en nu. Daar blijkt hij veeleer te preken voor eigen parochie dan te vloeken in de kerk.
We zijn dus enerzijds op goede weg met deze genuanceerde protestantse voorstelling van de christelijke basisliteratuur, althans in vergelijking met de veel dogmatischer kerkelijke katholieke, maar anderzijds blijft de auteur helaas wel nog in ruime mate schatplichtig aan zijn gelovige tradities.
In die zin is dit voor vrijzinnigen of atheïsten ongetwijfeld een betere keuze dan de vaak compleet onverteerbare katholieke schrijfsels, maar doet men er uiteindelijk toch beter aan om te rade te gaan bij nog minder vooringenomen benaderingen. Het verschil met bijvoorbeeld de boeken uit de monumentale tiendelige reeks van Deschners Kriminalgeschichte des Christentums over dezelfde materie is … monumentaal. Men zal allicht opwerpen dat Deschner dan weer zondigt door een onverholen vooringenomenheid tegen alle godsdienst, maar zelfs met al de pathos van zijn terechte verontwaardiging lijkt die me toch ver te verkiezen boven de aangenaam verrassend vrijmoedige en in die mate verdienstelijke maar ondanks haar hoge informatieve waarde uiteindelijk ten gronde door haar inherente ‘godsdienstigheid’ getekende en zeker en in die mate voor vrijzinnige en andere streng kritische lezers finaal toch onbevredigende poging van deze auteur.
Karel D’huyvetters
Meer van Karel D'huyvetters
Karel D’huyvetters