Stefan Hertmans
Benny Madalijns
fictie
  • 2024 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

3 december 2024 Dius
Ik las de zin ‘In een flits je ware zelf zien, zoals op dit louterende moment, is plotseling besef hebben van de innerlijke monade, van het magische woord ziel’, ooit in Fernando Pessoas ‘Boek der rusteloosheid’ uit 2005. Zowat 20 jaar later liep ik die Oudgriekse totaliteit van alle dingen, die fantasierijke goddelijkheid, die oorspronkelijke substantie, dat zintuiglijke opperwezen, zoals oorspronkelijk bedacht door de Pythagoreeërs, terug tegen het lijf. In Dius, de nieuwe Stefan Hertmans met name. Want wat in dat boek begint als een disharmonische kunstenaarsroman blijkt alras een onvermengd schrijversportret.
Bovenal heeft Hertmans met Dius zichzelf een spiegel willen voorhouden, om te zien hoe woorden zich met beelden kunnen meten, en hoe een schrijver ook een filmmaker kan zijn. Dit is immers één van die zeldzame boeken die, zo nu en dan, gewoonweg tot pellicule vervellen.
Neem nu de passage (de filmische scène) waarin Anton, een docent kunstwetenschappen, net een hert heeft aangereden, en gekneld zit in zijn auto. Een goddelijk en tegelijk van god los verhaal binnen een verhaal. Opgebouwd uit machtige zinnen die nu eens abondant, bangelijk, schichtig en schuw op je afstormen, en dan weer koelbloedig, flegmatiek en bezadigd op je netvlies blijven kleven.
“Het dier moest dood, opdat de mens zou blijven leven. Het gewei was blijkbaar dan toch geen helleharpoen. In mijn verbeelding zal uit het bessensapkleurige vlees van het dier een nieuwe aarde rijzen. In zijn stervende schaduw kleven rondflitsende vuurvonken zich als sterren aan de hemel vast. En de beken bloed zullen zich naar zee haasten. Jenseits von Gut und Böse.”
Terwijl de in de wagen geklemde acteur, in innerlijke strijd met zijn eigenste Titanen, als een Kafkaiaanse adelaar, op een tak na het zwijgen van de sirenes, vastberaden Faber quisque fortunae suae schreeuwt.
Kon iedereen maar de smid zijn van het eigen geluk.
Dat extatische gevoel echt te leven, de uiterste grenzen op te kunnen zoeken en zodoende het gevoel krijgen buiten jezelf te mogen treden.
Ach, misschien zijn dit boek en het gezwind ontwikkelde filmrolletje binnenin, nog best te begrijpen als een metafoor (een zoveelste voorteken) van de dingen binnen de kunstscène die nog zullen komen. Maar die we nu nog niet zien, zo vol als ze zijn van de eigen wereld, van alles wat daarin pijlsnel veranderde.
Hier en nu.
Gevangen in de verblindende gelijktijdigheid, die ervoor zorgt dat ze vaak niet zien wat recht voor ze ligt. Niet langer de schaarse grote verhalen worden verteld, maar de vele kleine. Niet als trajecten naar het hogere, maar als scharniermomenten die op elk moment hun betekenis in de eerste plaats aan zichzelf ontlenen. Een verbeeld gevoel van vervreemding in geschilderde, in gebeeldhouwde en in neergepende gelijktijdigheden die de indruk wekken dit alles al eens eerder meegemaakt te hebben. Het gelijktijdigheidsprincipe, dat stelt dat de zaden van de verandering vooreerst worden gezaaid in de eerste gestelde vragen. Want alles wat verwoord wordt, gaat immers als vanzelf leven.
Iets bevragen betekent zo, op zich, al een verandering. Een sleutel tot, zeg maar.
(…) “Weet je, zei ik – tussen de prachtig geschilderde witte lelies aan zijn voeten staat op een achteloos papiertje naast een slanke hermelijn, de tekst Malo mori quam foedari – ‘Ik verkies te sterven boven eerloos ten onder gaan’. Dat was het motto van de Orde van de Hermelijn, ontstaan omtrent Carpaccio’s geboortejaar; de jongeling maakte blijkbaar deel uit van een destijds modieuze ridderorde gesticht door de koning van Napels. Hij is omgeven met dubbelzinnigheid en allegorie, terwijl het toch om een poserende vechtersbaas gaat… Androgynie, elegantie en geweld…
Mijn vroegere geliefde lachte melancholisch, legde met een sierlijk gebaar een haarlok achter haar linkeroor.
Misschien heeft Dius ons willen tonen wat er het volgende ogenblik had kunnen gebeuren, zei ze: dat de ridder de strijd wel moet aangaan, dat hij onvermijdelijk wonden zal oplopen. Dat had jouw vriend de student dan wel goed gezien. Heb jij hem dat ingefluisterd?
Helemaal niet, zei ik.” (pagina’s 77 – 78)
Egidius de Blaeser, de echte naam van Dius Prati, die in de jaren 60 het levenslicht ziet in Heist-aan-Zee, is de zoon van een schoenmaker, wiens metier een blijvende indruk nalaat. Egidius studeert aan de academie in Gent, waar hij lessen kunsttheorie krijgt van Anton. Tussen docent en student ontwikkelt zich een jarenlange vriendschap, die zich grotendeels voltrekt in het fictieve polderdorp Ganzevliet, waar Dius een atelier heeft in een oud gildehuis en de omliggende tuin.
Zijn werk is divers. Hij schrijft, tekent, schildert, beeldhouwt, maar wat hij ook doet, het is steevast met ambachtelijke maîtrise: het materiaal staat steeds voorop. Anton beredeneert de dingen, Dius neemt ze liever vast. Ergo, de kunstenaar is alles wat de overgevoelige docent niet is: hij is direct en zelfverzekerd. Een doener geen denker.  
Dius is een onverbloemde en oudmodische ode aan het esthetische, aan de zintuiglijkheid van een ongekunsteld - what's in a name? - leven, dat vandaag de dag in de ogen van velen geen plaats meer zou hebben.
Al duizenden jaren schilderen en beeldhouwen mannen en vrouwen bestaande en gefantaseerde werelden. Ze schilderen en boetseren verhalen en stillevens, mensen en landschappen, enorme historische taferelen en bescheiden interieurs. Ze maken van kunstmakerij hun beroep en soms, heel soms, creëren ze een meesterwerk.
Er zijn er ook die een verhaal in een verhaal vertellen.
In dit digitale tijdperk zijn er da  n ook massa’s nieuwe mogelijkheden ontstaan om verhalen te vertellen.
De bedenkers van die verhalen gaan steeds meer uit van een publiek dat toegang heeft tot verschillende media. We ervaren deze media nu ook gelijktijdig in plaats van na elkaar: ze vormen kanalen waartussen we met gemak en plezier heen en weer kunnen schakelen.
Schrijvers, tekenaars, filmmakers, theaterproducenten en grafische ontwerpers werken dan ook steeds vaker samen om met behulp van diverse media complete en bijzondere verhaalwerelden op te bouwen: de trans-media verhalen. Verhalen die verteld worden via meerdere kanalen tegelijkertijd en die samen één groot verhaal vertellen of steeds nieuwe elementen aan een bestaande verhaalwereld toevoegen.
Hertmans’ Dius omklemt, naar mijn aanvoelen althans, al het voorgaande in pakweg driehonderd subliem gecomponeerde bladzijden die me vertellen over de onverenigbaarheid tussen rede en emotie, en over de overtuiging dat woorden tekortschieten voor de ervaringen die ze proberen te vatten.
Een schijnbare tegenstrijdigheid, want over beeldende kunst schrijven is dan wel quasi onmogelijk, maar de daarbij van kracht zijnde artistieke ervaringen zijn denkbaar zo overweldigend, dat taal en taligheid de tegenaanval hoe dan ook (zullen) moeten inzetten.
Hier en nu en onbeschroomd.
Afijn. Ik beschouw deze fantasierijke vertelling dan ook graag als zowat het beste en belangrijkste schrijfsel uit Hertmans’oeuvre, tot nu toe. Het is een boek waarin al zijn artistieke vermogens en ideeën samenvloeien. Het staat mijns inziens bol van persoonlijke symboliek, waarvan waarschijnlijk alleen de maker zelf (tot in detail) de ware betekenis kent.
Nu ja, misschien tot slot nog even wat mijmeren over die ‘sleutel tot…’ van daarstraks.
Sleutels doen een appèl op de verbeeldingskracht. Degene die in het bezit is van de sleutel, kan deuren openen en heeft toegang tot wat voor anderen verborgen of verboden is. Met een sleutel kan men ook de zaken die men voor zichzelf wil houden afsluiten voor anderen. De sleutel heeft magie, geeft toegang tot geluk en levenskracht. Hij verleent derhalve macht aan wie hem bezit, macht over wat doorgaans buiten onze invloedssfeer ligt.
In onze volkscultuur zijn talloze verhalen te vinden waarin de sleutel een cruciale rol speelt; vooral het verliezen van de sleutel en daarmee de betovering en het geluk, is een bekend thema. Zoals bij het verhaal van Petrus, de poortbewaker, die zit te dommelen en de sleutel van de hemelpoort uit z’n handen laat glippen. De sleutel valt op de aarde en op die plek begint een bloem te groeien: de sleutel (tot) bloem.
En op de stenen rand van dat bloemperkje zit Stefan Hertmans, met een biertje in zijn hand, te kijken hoe zijn fantasmagorische sleutelroman over de kunstscène wordt bejubeld. En hoe al zijn lezers daar,  arm in arm, een klassieker van Orbison staan te verbasteren:
“A candy - colored clown they call Dius
Tiptoes to my room every night
Just to sprinkle stardust and to whisper
Go to sleep, everything is alright”
Waarschuwing!
Om de verkoop te bevorderen heeft een flaptekst, de samenvatting van de inhoud van een boek, vaak een zeer lovende insteek. Als je deze korte tekst hebt gelezen, moet je immers beslissen of het boek wel of niet in je winkelmandje zal belanden.
Ik geef hierna alsnog de blurb van Dius mee, maar raad jullie aan hem niet te lezen en het boek blindelings te kopen, want wat heb je in vrdesnaam aan een al te schetsmatig overzicht van slechts een tiental lijnen, dat nooit de ware inhoud van zo’n ijzersterk, zo’n meeslepend, indrukwekkend, monumentaal en groots meesterwerk weer kan geven?
Niks, nada, nougatbollen!
Enfin.

“Wanneer student Dius bij zijn docent Anton aanbelt en hem zijn onvoorwaardelijke vriendschap aanbiedt, begint alles in hun beide levens te schuiven. Wat hen bindt is hun verlangen om in een andere tijd te leven – de ruimte van de polders, de sublieme schilderkunst, de schoonheid die verloren gaat.
En dat alsnog, weliswaar te laat, een van hen beroemd zal maken, ondanks de littekens die het leven hen toebrengt.
Met Dius vertelt Stefan Hertmans het levensverhaal van een eigenaardige kunstenaarsziel, in een weergaloze roman over vriendschap, liefde en kwetsbaarheid.”
Tijd voor een drankje.
James, my whisky. Please.

Ik neem het glas van het dienblad en reik het naar mijn mond.
Het duurt een tijdje voor ik de smaak kan thuisbrengen, maar vanuit een gekoesterd verlangen naar een erkenbaar vroeger proef ik alras een gewoonweg fantastische single malt whisky van Nikka Yoichi uit Hokkaido. Van misschien wel 50 jaar oud en vraag me af …

Où sont les neiges d’antan, cher maître Hertmans?

Benny Madalijns
Stefan Hertmans
Benny Madalijns
fictie
Madalijns is van opleiding Leraar Beeldende Kunsten en doctor in de Archeologie & Kunstwetenschappen. Hij is schrijver van amper te publiceren verhalen over denken & doen, zoals het boek 'Ondanks alles / Malgré tout' (ASP). En schilder & collagist van zo maar wat bedenkingen van geest & gemoed. (Foto: Jean Cosyn - VUB)
_Benny Madalijns -
Meer van Benny Madalijns

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies