19 juni 2025
Henri Bergson - Een biografie
Henri-Louis Bergson (1859-1941) was aan het begin van de twintigste eeuw de beroemdste filosoof ter wereld. Zijn betoverende colleges trokken volle zalen, hij speelde een diplomatieke rol in de Eerste Wereldoorlog, sleepte in 1927 een Nobelprijs in de wacht voor zijn bijdrage aan de wereldliteratuur, maar ging ook gebukt onder persoonlijke problemen en verdween tenslotte in de vergetelheid. Het nieuws van zijn overlijden in 1941 kwam als een schok, juist omdat iedereen dacht dat hij al lang dood was…
Emily Herring is een Britse schrijver, historicus en journalist. Ze studeerde filosofie aan de Sorbonne in Parijs en promoveerde in de wetenschapsfilosofie en -geschiedenis aan de Universiteit van Leeds. Henri Bergson - Een biografie, gepubliceerd in oktober 2024, is haar eerste boek en tegelijkertijd de eerste Engelstalige biografie over deze Franse filosoof. De vertaling werd verricht door de Nederlandse boekvertaler Henk Moerdijk, waarmee zopas voor het eerst ook een Nederlandse versie over het leven van de herontdekte Henri Bergson op de markt verscheen.
Herring beschouwt haar boek als het resultaat van drie verstrengelde en daarmee onscheidbare portretten. Een portret van een man met aspiraties en tegenstrijdigheden. Een portret van zijn filosofie, die de wereld rondom hem op verschillende manieren veranderde. En een portret van de wereld waarin de man en zijn ideeën tot ontwikkeling kwamen. Maar bovenal wil zij met dit boek aantonen hoe diepzinnig, interessant en belangrijk Bergson was en dat hij niet verdient om vergeten te worden.
De auteur start haar verhaal in het najaar van 1859. Toen veranderde de wereld twee keer. Met de geboorte in Parijs van een joods jongetje, waarvan iedereen rond de eeuwwisseling zijn naam zou kennen en wiens belangrijkste concepten in zijn filosofie van verandering zijn opgenomen in het dagelijks taalgebruik. De tweede gebeurtenis was de publicatie van On the Origin of Species (Over het ontstaan van soorten), het bekendste werk van Charles Darwin. Daarin ontvouwde de Engelse bioloog zijn theorie dat de evolutie van soorten wordt gedreven door natuurlijke selectie. Geheel contrasterend met de heersende opvatting dat bepaalde aspecten van de werkelijkheid als van oudsher werden beschouwd als stabiel en eeuwigdurend maar volgens Darwin in feite aan een voortdurende en onstuitbare verandering onderhevig zijn. Bergson stond achter het idee van evolutie maar gaf hieraan een alternatieve en originele invulling.
Bergson groeide op in een cultureel en intellectueel stimulerende omgeving waarin literatuur, kunst en muziek hoog in het vaandel stonden. Toen hij jong was, verhuisde het gezin naar Londen, waar hij vloeiend Engels leerde spreken. Tijdens zijn middelbareschooltijd aan het gerenommeerde Lycée Henri-IV in Parijs, viel hij op door zijn uitzonderlijke intelligentie, vooral op het gebied van wiskunde en klassieke talen. Hij won op jonge leeftijd een prijs van de Académie des Sciences voor het oplossen van een wiskundig vraagstuk dat verband hield met de kegelsneden, een prestatie die zijn vroege aanleg voor abstract denken illustreert. Alles wees erop dat hem een schitterende toekomst als briljant wiskundige wachtte.
Toch koos hij uiteindelijk niet voor een loopbaan in de exacte wetenschappen. Zijn interesse verschoof gaandeweg naar literatuur, filosofie en de menselijke geest. Deze omslag voltrok zich tegen het einde van zijn middelbare schoolperiode, wat mede leidde tot zijn inschrijving in 1878 aan de École Normale Supérieure (ENS) in Parijs, een prestigieuze Franse instelling voor hoger onderwijs, waar hij zich volledig toelegde op filosofie. De periode aan de ENS was cruciaal voor Bergsons intellectuele vorming. Hij verwierf er een brede en diepgaande kennis, ontwikkelde een kritisch bewustzijn ten opzichte van mechanistische en rationalistische denkvormen, en legde de basis voor zijn latere, invloedrijke filosofie die intuïtie, tijd en creativiteit in het middelpunt plaatste.
Na zijn afstuderen aan de ENS in 1881, behaalde Bergson zijn “agrégation” in de filosofie - een vereiste voor een academische carrière in Frankrijk - en begon hij les te geven op verschillende middelbare scholen, onder meer in Angers en Clermont-Ferrand, alvorens terug te keren naar Parijs. In 1889 publiceerde hij zijn eerste grote werk Essai sur les données immédiates de la conscience (Proefschrift over de onmiddellijke gegevens van het bewustzijn) waarin hij een onderscheid maakt tussen kwantitatieve tijd (kloktijd) en duur (“la durée”), een subjectieve, kwalitatieve ervaring van tijd.
In 1896 verscheen Matière et Mémoire” (Stof en Geheugen), een onderzoek naar de relatie tussen lichaam en geest, met nadruk op het geheugen en de werking van het bewustzijn waarbij hij inzichten uit de psychologie en neurologie combineert met zijn eigen filosofische visie. Vier jaar later wordt hij professor aan het Collège de France, waar hij lesgaf in Griekse en Romeinse filosofie, en nadien in de moderne filosofie.
In 1907 volgt dan de publicatie van zijn meesterwerk L'Évolution créatrice (De creatieve evolutie). Centraal hierin staat het concept van “élan vital” (vitale impuls), een creatieve kracht die de evolutie van het leven aandrijft. In tegenstelling tot de deterministische visie op evolutie als slechts een reeks mechanische processen, zag hij het leven als gedreven door een scheppende, onvoorspelbare energie die verantwoordelijk is voor de diversiteit en complexiteit van alle levensvormen en tevens het creatieve karakter van de mensheid verklaart. Met dit boek ontpopte Bergson zich tot een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het vitalisme in de filosofie en werd hij een internationale intellectuele beroemdheid.
Zijn colleges in binnen- en buitenland werden drukbezocht waarmee hij uitgroeide tot een cultureel fenomeen, zeldzaam voor een filosoof in die tijd. Mensen klommen op ladders om door de hoge ramen een glimp van hem op te vangen en toen hij in februari 1913 een reeks lezingen kwam geven in New York veroorzaakte dat ongeziene verkeersopstoppingen op Broadway. Journalisten en commentatoren raakten gefascineerd door een opvallend kenmerk van zijn publiek: het bestond voornamelijk uit vrouwen. Voor zijn misogyne tegenstanders was dit de aanleiding om zijn filosofie als “irrationeel” te bestempelen, terwijl de beroemde Britse filosoof Bertrand Russell in Bergsons opvattingen nauwelijks meer zag dan een “fantasierijke en poëtische kijk op de wereld”. Anderzijds vormden zijn inzichten een inspiratiebron voor denkers in Frankrijk (Merleau-Ponty, Sartre, Deleuze) en in de Verenigde Staten (William James) alsook voor schrijvers uit het modernisme, zoals Marcel Proust en Thomas Mann.
In de jaren twintig, terwijl de Bergson-gekte afnam, ontving hij de Nobelprijs voor Literatuur voor zijn ganse oeuvre. Maar er was één incident, aldus Herring, dat zijn val in de vergetelheid versnelde: het beroemde debat dat hij op 6 april 1922 in Parijs voerde met de wereldvermaarde natuurkundige Albert Einstein over de interpretatie van de relativiteitstheorie, met name het begrip tijd. De confrontatie markeerde een keerpunt in de loopbaan van Bergson, terwijl Einsteins ster steeds verder ging schijnen. Hierna trok hij zich enigszins terug van de publieke discussie over wetenschap en werd steeds meer aangetrokken tot het christendom, met name het katholicisme. Hij overwoog zich te bekeren, maar deed dit uiteindelijk niet officieel, uit solidariteit met zijn joodse volksgenoten tijdens het opkomende antisemitisme in Europa. Zijn religieuze denken ontwikkelde zich verder en bereikte in 1932 een hoogtepunt in zijn laatste werk Les deux sources de la morale et de la réligion (De twee bronnen van moraal en religie).
Terloops benadrukt Herring dat Bergson tijdens de Eerste Wereldoorlog een belangrijke diplomatieke rol vervulde: in 1917 stuurde de Franse regering hem naar de Verenigde Staten om president Woodrow Wilson te overtuigen van het belang van Amerikaanse deelname aan de oorlog. Deze laatste besloot inderdaad aan de oorlog deel te nemen, hoewel de exacte invloed van Bergson daartoe voorwerp van debat zal blijven. De filosoof zelf zag de oorlog als een strijd voor vrijheid, creativiteit en geestelijke waarden tegenover het Duitse militarisme dat hij associeerde met mechanisering en rigiditeit - concepten die hij ook in zijn filosofisch werk bekritiseerde.
Herring beklemtoont eveneens dat Bergson niet betrokken was bij politieke bewegingen en dat zijn filosofie louter intellectueel was en gericht op het beter begrijpen van de diepere waarheden van het bestaan. Zij betreurt evenwel dat zijn denkbeelden in het labyrint van de twintigste-eeuwse geschiedenis ten onrechte in verband werden gebracht met extreem gedachtegoed, zoals het revolutionair syndicalisme van Georges Sorel en het Italiaanse fascisme van Benito Mussolini, wat er na de Tweede Wereldoorlog grotendeels toe bijdroeg dat hij langzaam maar zeker uit het collectieve geheugen wegdeemsterde.
Het slothoofdstuk is gewijd aan de laatste jaren en de dood van Bergson. Geplaagd door toenemende ernstige gezondheidsproblemen, stierf hij in de vierde nacht van 1941 in zijn slecht verwarmde Parijse woning aan een longontsteking.
Emily Herring heeft een schitterende prestatie neergezet. Ze is erin geslaagd Bergson opnieuw tot leven te brengen in een meeslepende en toegankelijke biografie die zowel zijn intellect als zijn tijdsgeest verkent en aantoont dat zijn filosofie een bijzonder relevant en verfrissend perspectief biedt in onze door technologie, snelheid, kwantificering en rationaliteit gedomineerde wereld.
Marc De Bock
Meer van Marc De Bock
Marc De Bock