16 oktober 2025
BEET - waarom we van slangen moeten houden
Dit is geen lectuur voor mensen met een slangenfobie, of misschien juist wél! Het motto op de eerste bladzijde luidt: “Het enige verschil tussen angst en bewondering is kennis”. En dat is precies wat dit boek je bijbrengt: wat weten we tegenwoordig over het leven van een slang?
Roel Wouters is van jongs af gefascineerd door slangen. Hij zou dit boek volledig kunnen vullen met wetenschappelijke bevindingen, maar hij begint ermee dat hij in een beerput springt om een slang te pakken: “Ik sta in een gat vol stront” zegt hij letterlijk. Als hij de slang te pakken krijgt (die hem ook nog weet te bijten, maar niks erg!), geeft hij ons wetenschappelijke uitleg.
Deze aanpak hanteert hij in de vier delen. In elk van de drie hoofdstukken is een andere slang de hoofdfiguur in een anekdote, die de lezer leidt naar wetenswaardigheden over de leefwijze, het gedrag en de evolutie van de slang die hij ooit ergens in het wild was tegengekomen.
Dat “ergens” kan waar ook ter wereld zijn, dus is het aangeven van de exacte geografische gegevens boven elk hoofdstuk geen overbodige luxe. We volgen de bioloog en zijn slangen van Aruba, Montenegro of Panama tot in Leiden en verder. In Montenegro zoekt Wouters naar de Balkanadder, die enkel in een heel specifiek gebied op twee kilometer hoogte nabij de Komarnica Canyon voorkomt. We krijgen de wetenschappelijke uitleg pas nadat hij zijn avontuurlijke tocht beschreven heeft, waarbij hij gelukkig geen beren tegenkwam, maar wel van een goede koffie genoot bij de uitbaatster van een berghut. Het was die vrouw die hem de juiste plaats vertelde waar hij de slang kon vinden en ook vond. Het prachtige, wilde gebied wordt bedreigd door de aanleg van een waterkrachtcentrale om energie op te wekken en door de opwarming van het klimaat.
Hij vertelt ons dat ook de Hongaarse weide-adder bedreigd wordt door de veranderende wereld, maar ook in Nederland zijn er vrijwilligers die in de Veluwe het uitsterven van slangen proberen te voorkomen: door inteelt zijn ze kwetsbaar geworden. Van Nederland neemt hij ons ineens mee naar Zweden, waar ook maatregelen nodig waren. Hij is dus begonnen met een klimpartij in Montenegro, maar via de aandacht voor slangen, opent hij ons de ogen voor de bedreigde wilde natuur in vele landen. Hij vermeldt Jane Goodall die voor hem een voorbeeld is: dankzij haar aandacht voor het onbekende leven van chimpansees, maakte ze de wereld erop attent dat de menselijke diersoort zijn leefmilieu aan het vernielen is.
Ik leerde veel over o.a. de zintuigen van slangen: waarom steken ze voortdurend hun gevorkte tong uit? Kunnen ze hun oogleden sluiten? Hebben ze oren? Hadden ze ooit poten? Wat betekent dat ‘koudbloedig’ eigenlijk? Zijn ze dom? Hoe zit dat met die adder die met zijn staart het lichaam van een spin imiteert om vogels te lokken?!
Ik heb een arachnofobie, maar geen fobie i.v.m. slangen, dus ik kon rustig voortlezen. De vertelwijze met de nodige humor maakt dat het zelfs prettige lectuur is, al geeft Wouters toe dat het negatieve beeld van slangen diep geworteld is in onze cultuur en religie. Een paar zwart-wit tekeningen verlevendigen de tekst. Een foto van de slangen zou nog mooier zijn, maar dan zou het een echt duur boek worden, vrees ik.
In een interview dat je kan beluisteren op NPO radio 1 Max, hoor je Roel Wouters zeggen dat het logisch is dat mensen bang zijn voor slangen, maar dat ze onmisbaar zijn in onze ecosystemen. Hij hoopt dat door zijn boek onze angst omgezet wordt in bewondering. Wat mij betreft, is hij daarin geslaagd.
Gerda Sterk