7 november 2019
Het Rode Goud. De tomaat en het kapitalisme
De interesse voor alles wat in de wereld met de tomaat te maken heeft, werd voor het eerst bij Jean-Baptiste Malet opgewekt toen hij in zijn geboortestreek in de Vaucluse voorbij “Le Cabanon” kwam. Le Cabanon was een conservenfabriek die hij vanuit zijn jeugd kende, die vroeger een coöperatieve geweest was die een honderdtal lokale producenten verenigde en instond voor een kwart van de tomatensausconsumptie in Frankrijk.
Nu kon hij door het hek grote, metalen vaten zien staan met etiketten erop die verkondigden dat het om “Tomato Paste. Made in China” ging. Dat intrigeerde hem natuurlijk en hij ging plaatselijk op onderzoek. Enkele dagen later wist hij dat de conservenfabriek rond 2004 overgenomen werd door… het Chinese Leger, met de enthousiaste steun van de plaatselijke overheid. Begrijpelijk, gezien de beloftes die gemaakt werden. En die niét gehouden werden. Na de overname werd de fabriek geleidelijk aan uitgekleed, werknemers werden ontslagen en de machines die dienden voor de “eerste verwerking” van tomaat tot puree werden ontmanteld. De machines die dienden om het tomatenconcentraat uit China te verwerken, bleven wél in werking en ook de naam “Le Cabanon” bleef behouden. Het bekende merk met het bekende label, met de vermelding “made in France” verkocht van dan af “Provençaalse tomatensaus” afkomstig uit Xinjiang in China. Dat kon, want het was wettelijk niet verplicht de origine van de ingrediënten te vermelden…
Als rasechte reporter dacht Malet meteen dat het interessant kon zijn een reportage te maken over de nieuwe productiemethodes en de gebruikte grondstoffen, vertrekkend vanuit Le Cabanon. Eigenaardig genoeg weigerde de directie hem te ontvangen.
Dat intrigeerde hem natuurlijk nog méér. Na wat verder speuren begon hij een spoor te volgen dat hem twee (bijna drie) jaar zou bezig houden en dat hem zou leiden naar China, Italië, Californië en Afrika.
Hij leert Italiaans, gaat zelfs in Rome wonen - de uitgelezen invalsbasis om duizenden kilometers af te leggen naar overal waar het verhaal van de tomaat hem leidt.
Dat intrigeerde hem natuurlijk nog méér. Na wat verder speuren begon hij een spoor te volgen dat hem twee (bijna drie) jaar zou bezig houden en dat hem zou leiden naar China, Italië, Californië en Afrika.
Hij leert Italiaans, gaat zelfs in Rome wonen - de uitgelezen invalsbasis om duizenden kilometers af te leggen naar overal waar het verhaal van de tomaat hem leidt.
De geschiedenis van de tomaat kennen we allemaal zo’n beetje: de wieg van de tomaat is Zuid-Amerika, tijdens de kolonisatie kwam ze in Europa terecht, vervolgens werd ze in Italië “heruitgevonden” door de Italiaanse gastronomie, en dan overgenomen door Amerika waar enkele industriëlen in Californië er ”rood goud” van gemaakt hebben door met “goeie technologie” het beste rendement in de wereld te verkrijgen. Er wordt dan namelijk machinaal geoogst, de eerste verwerkingen “aan de lopende band” vinden hier plaats (en niet in de Ford-fabrieken). Hier is men geobsedeerd door productiviteit, almaar meer en groter en natuurlijk vooral door meer winst.
Later duikt China op in het verhaal, als de nieuwe industriële grootmacht die zich vanaf 2000 zal focussen op de tomaat, die ze in Italië ontdekt. (in China zelf wordt geen tomatensaus gegeten) Italianen worden uitgenodigd om in China tientallen fabrieken te bouwen, betaald door de Chinezen maar uiteraard ook wél in eigendom van China.
Het duurt niet lang of er wordt… tomatenconcentraat van China naar Italië uitgevoerd (jaarlijks 1 miljoen ton, waarvan 1000 ton alleen al naar Salerno). Daar wordt het her-geconditioneerd, verdund. Men “kapt er wat zout bij”, het goedje wordt in blikjes gedaan (5 kilo tomaten resulteert in 1 kg geconcentreerde saus) en vervolgens verkocht als “Italiaans”. China wordt met andere woorden de ‘supermacht’ van de tomaat. Niet van de goeie, gezonde Italiaanse tomaat maar een industriële variant.
De industriële tomaat zoals die in China door genetici ontworpen werd, is een artificiële vrucht en geheel anders dan de tomaat die we hier bij ons eten en die we kopen op de markt of in de supermarkt. Ze is ovaal, zeer dens van structuur en heeft een erg hard, dik vel. Dit is een tomaat die kan vallen zonder te barsten. Een zeer taaie soort tomaat ook, die het gewicht van honderden kilo’s pas geoogste tomaten kan verdragen als ze onderaan ligt, zonder uit elkaar te spatten, bestand ook tegen machinaal oogsten. Een product dat lange reizen kan doorstaan in vrachtwagens en met verschillende andere vormen van transport, de wereld rond.
Deze Chinese tomaten gaan naar de fabriek, waar ze – na toevoeging van eerder verdachte producten - veranderd worden in een geconcentreerde tomatenbrij die in vaten terechtkomt. Dit tussenproduct wordt dan in containers uitgevoerd naar fabrieken in Europa waar het opnieuw verwerkt wordt, zodat iedereen Chinese tomaten eet zonder het te beseffen…
Wat is dan het verschil? Ze proeft toch zoals een echte tomaat? Ja, het is een tomaat, maar dan wel een genetisch gemanipuleerd type tomaat, geoogst door kinderen, geëxploiteerde plukkers en gevangenen. Elke dag worden er van die geconcentreerde brij 10 containers naar Napels verscheept. Daar wordt het veranderd in een Italiaans product, met mooie etiketten met de driekleur erop, die dan naar Frankrijk en naar zo’n beetje overal in de wereld vervoerd wordt, ook naar Afrika.
Iederéén eet eigenlijk deze Chinese “variant”. In Afrika heeft dat tot gevolg dat de plaatselijke tomatenkwekers failliet gaan, want de blikjes “Italiaanse” tomaat zijn veel goedkoper. De tomaatderivaten worden op de markten van arme landen zelfs per lepel verkocht! In China geeft deze “onschuldige vrucht” werk aan kinderen en aan gevangenen van heropvoedingskampen. In Afrika worden bovendien niet enkel de plaatselijke markten vernietigt: hier komen ook de goedkoopste, want minderwaardige producten terecht - de Afrikanen zijn immers arm… Het hele proces verrijkt dus de multimiljonairs nog wat verder.
Toch is er nog tomatenkweek in Italië, want het land heeft uiterst goedkope, gemakkelijk uit te buiten werkkrachten: de vele clandestiene immigranten die in Italië terechtkomen. Dit deelverhaal maakt wellicht het meest sinistere hoofdstuk in het boek uit: het is compleet deprimerend om te moeten vaststellen dat vlakbij, in ons eigen Europa, duizenden mensen werken als slaven zonder enige rechtszekerheid; in kampen waarvan iedereen weet dat ze bestaan. Dit is het relaas over de erbarmelijke, zelfs onmenselijke levensomstandigheden, het werken aan een minimaal loon dat ze zelfs soms niet eens ontvangen en waarbij mensen totaal afhangen van de willekeur van hun “werkgevers”.
Dit fris en onschuldig ogende boekje met op de kaft rode tomaten afgebeeld op een aantrekkelijk conservendoosje, handelt dus niet over de vrucht die op ons bord terechtkomt, vertelt niet enkel de geschiedenis van de tomaat, de conserven, het blikje noch de industriële revolutie en de daarmee gepaard gaande nieuwe technische uitvindingen. Het handelt (ook) over vér doorgedreven genetische manipulatie, prijzenoorlogen, politieke sleutelfiguren, migratie en de schaduwzijden ervan.
Het getuigt over het moreel en fysiek lijden dat tomatenarbeiders ondergaan, de alomtegenwoordige hand van de maffia, de verborgen en openlijke fraude op wereldniveau, de corruptie.
Deze case is eigenlijk ideaal om het verhaal te vertellen van een universele koopwaar in onze absurde, geglobaliseerde wereld (in 1961 een wereldproductie van 28 miljoen ton; in 2013 reeds 164 miljoen ton. Jaarlijks omzetcijfer 10 miljard dollar!). Dit boek zal je visie op globalisering, op een onverbiddelijke wereldhandel en zeker op een wereldkapitalisme met supranationale vertakkingen en ijzeren wet van de markt – waarbij men het product en de fabrieken verhuist naar waar ook ter wereld, als daar maar de goedkoopste werkkrachten zitten - radicaal doen wankelen (of bevestigen voor de meer kritische geesten).
Overvloedig geïllustreerd met cijfers, interviews, het eigen verhaal en ontmoetingen met verkopers, geëxploiteerde plukkers, immigranten, ondernemers, geruïneerde producenten, genetici, fabrikanten en een Chinese “generaal”-superondernemer die ongelooflijk fier is op zijn kapitalistische verwezenlijkingen en succes, zonder al te veel scrupules te hebben over de bedenkelijke kwaliteit van zijn product. Deze laatste is er overigens volledig van overtuigd (en met recht, want een kwart van de wereldproductie is reeds Chinees…) dat China de wereldleider zal worden (op het gebied van productie en verkoop van de tomaat, in elk geval).
Beoordeel een boek dus nooit op basis van de kaft…
Meer van Victor De Raeymaeker
Beoordeel een boek dus nooit op basis van de kaft…