Marcel Bullinga
Arno Keppens
Non-fictie
  • 2900 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

16 december 2019 Iedereen aan de robot! Hoe robots onze economie en democratie gaan redden
Trendwatcher en futurist Marcel Bullinga geeft ons in dit boek de keuze uit 2 toekomstscenario’s op basis van ‘robots’. Het ene scenario bestaat uit de hedendaagse aanwas van de negatieve gevolgen van de industriële revolutie, het andere uit een nieuwe renaissance met meer individuele vrijheid en democratie.
De ‘robot’ geldt daarbij als ‘een symbool, een metaforisch wezen dat staat voor alle technologieën en alle mogelijke organisatorische innovaties, nu en in de komende tien tot vijftien jaar’. Elk van de 16 korte hoofdstukken rond een bepaald thema (zoals economie, onderwijs, media, gezondheid, mobiliteit, energie, duurzaamheid, overheid, ethiek) bestaat dan ook uit 2 grote delen: ‘Wat is er mis met het heden?’ versus ‘Hoe ziet de renaissancetoekomst eruit?’
Het positieve scenario kent internationaal al heel wat sterke benamingen – “de derde industriële revolutie”, “de makersbeweging”, “het tweede machinetijdperk”, “the Great Transformation” – en dat vooral ten gevolge van de grote verwachtingen omtrent kunstmatige intelligentie (AI) daarin, zoals ook Bullinga erkent: ‘Ons brein is een mooi ding, hoor, geen kwaad woord daarover, maar het is helaas nogal verouderd. We zitten eraan vast omdat we maar één exemplaar hebben, en daarom blijven we het gebruiken, ook al nemen we er irrationele en hyperemotionele beslissingen mee. Nee, geef mij maar het robotbrein. Dat is rationeel, nuchter en efficiënt, heeft geen last van vooroordelen (tenzij bewust of onbewust ingebouwd) en leert bovendien enorm veel sneller dan het menselijke brein.’
Hij stelt dan ook het volgende voor onze keuze tussen de twee toekomstscenario’s: ‘In de negentiende eeuw beseften ze pas hoezeer de trein en stoommachine het leven zouden veranderen toen de consequenties zich al openbaarden. Wij daarentegen kunnen de toekomst een stapje voor zijn; bedenken wat de consequenties zijn en daarop anticiperen. En wel nu. De deur staat immers niet eeuwig op een kier. In 2030 liggen de machtsverhoudingen voor de komende eeuw vast. Dan je je kleinkinderen vertellen wat je bent geworden: een slaaf van het algoritme, of baas over je eigen wereld.’
Vooral in de job-economie vertaalt dit laatste zich in het onderscheid tussen ‘verdwijnbanen’ die door robotmultinationals zullen worden overgenomen en ‘toekomstbanen’ rond creativiteit, design, ontwerp, leiderschap, onderhandeling of menselijke nabijheid. Want ‘mensen zijn, op de keper beschouwd, slechts hier en daar essentieel voor bedrijfsprocessen. Voor het merendeel zijn het vertragers en treuzelaars’.
Bullinga claimt hetzelfde ook voor het verkeer. De toekomst is de stad van autonome deelauto’s die je heel wat functies aanbieden terwijl je meerijdt, de stad van een algemene transport- en servicesector die zijn energie haalt uit een ‘smart grid’ van decentrale productie. Het is dus weer kiezen tussen de 2 toekomstscenario’s: ‘De angsten voor nieuwe monopolies en de mogelijke teloorgang van publieke waarden zijn volledig terecht. Het antwoord is vrij simpel. De infrastructuur van een land, fysiek en digitaal, hoort een gemeenschapsgoed te zijn, een commons. Net als de energievoorziening van een land, het onderwijs, de zorg en de AI. Elke innovatie en elke overheidsinterventie moet vanuit die gedachte beoordeeld worden. Alles overlaten aan die beruchte ‘marktwerking’ gaat ons kapotmaken.’ Met andere woorden, leven we in de toekomst in Google-city of citizen-city?
Het Google-city-scenario heeft nog wel meer nadelen, vooral dan gezien de enorme hoeveelheid data die het bedrijf intussen over ons heeft verzameld. Dat deze voor het eigen gewin worden gebruikt en niet voor het welzijn van de gebruiker, is volgens Bullinga overduidelijk. Hij geeft onmiddellijk een passend voorbeeld: ‘De (algemene verordening gegevensbescherming of GDPR) is een klassiek voorbeeld van een goed principe met een volsagen amateuristische, vanaf het begin al achterhaalde uitvoering. (…) De handhaving is flut (…). Er is een volledige bureaucratie bijgekomen. Je kunt niet zelf aan de dataknoppen draaien en toestemming geven of intrekken, nee, je bent afhankelijk van de bedrijven die de gegevens over jou hebben. Zij moeten de actie ondernemen, jij mag alleen aan de bel trekken. Nou, dat wordt dus niks. Geen bedrijf reageert binnen de verplichte maand (of) het bedrijf reageert helemaal niet, omdat het weet dat de pakkans minimaal is.’ De boodschap van Bullinga aan de overheid is dan ook meteen duidelijk: ‘Stop met het uitdelen van subsidies aan consumenten en multinationals. Richt de subsidies alleen op fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en het mogelijk maken van technologische en sociale doorbraken.’
De grootste recente doorbraken die Bullinga in het boek bespreekt, zijn wat men noemt ‘programmable matter’ of ‘stuff 3.0’ – robots die in staat zijn om hun eigen hardware aan te passen, soms door deze zelf te printen – en, als tweede, de ‘blockchain’. Deze laatste komt al eens negatief in het nieuws door speculaties op cryptomunten die dezelfde technologie gebruiken. Het onderliggende principe is vooral gericht op geautomatiseerde en decentrale (dus quasi onmogelijk te omzeilen) dataverwerking. Toch blijft het vandaag vaak nog gissen naar hoe deze doorbraken massaal door de man/vrouw in de straat ingezet kunnen worden. Bovendien lijken sommige oplossingen die Bullinga bespreekt helaas te botsen met de luide roep om dataprivacy op andere plaatsen in het boek.
Bullinga brengt deze worsteling tussen technologische vooruitgang en ethiek in het laatste hoofdstuk nog sterker naar voren. Daarbij dicht hij Europa meteen een leidersrol toe: ‘Misschien besef je het niet, maar er is een wereldwijde strijd gaande om robots en AI, een Koude Robot-oorlog. (…) Er staat enorm veel op het spel: miljardeninvesteringen, status, de toegang tot jouw hoofd. Poetin heeft het goed gezien: “het land met de beste AI wordt wereldheerser”. China streeft er officieel naar om in 2030 de grootste wereldwijde AI-supermacht te zijn (…). In Europa ligt het anders; daar is sprake van een braindrain. (…) Daarnaast wordt het toezicht op AI – voor zover daar al sprake van is – vaak bedacht en ingefluisterd door dezelfde mensen die de technologie beheersen en die dus heel makkelijk hun eigenbelang in dat toezicht kunnen wurmen. Dat levert dus een enorme Europese achterstand op. (…) Naar mijn mening zou Europa niet moeten proberen de eerste of de beste te zijn in de wereldwijde wedstrijd, maar zou dit het continent moeten worden van de ethiek. Het continent waar robots en AI worden ontwikkeld op basis van seculiere publieke waarden. Het continent waar AI een commons is, een sociaal goed, publiek bezit.’

Volgens Bullinga heerst dus een dringende nood aan ethische robots en persoonlijke ‘AI-dashboards’ die een overzicht bieden van al je data en digitale (trans)acties. De bijhorende ‘robot-eed’ in het besluitende hoofdstuk lijkt enigszins een open deur, maar geeft wel een handig overzicht van de huidige uitdagingen.
Bullinga levert met dit werk een veelzijdig en zeer sterk gedocumenteerd – inclusief sterke cases waarin hij het noemen van namen niet schuwt – doch toegankelijk overzicht van wat robottechnologie en kunstmatige intelligentie ons in de nabije toekomst kunnen bieden, mits het maken van de juiste keuzes. Bij het lezen van zowel de 19de eeuwse als de renaissance-toekomstscenario’s die Bullinga aanbiedt, blijft echter iets knagen. Voor beide opties gaat hij vaak zeer kort door de bocht en ontbreekt het aan nuance en relativering. De negatieve (doem)scenario’s klinken daardoor dikwijls populistisch rechts, terwijl de alternatieve positieve scenario’s utopisch links aandoen.
Het kan Bullinga’s bedoeling zijn geweest om zoveel mogelijk mensen aan te spreken, maar deze ietwat bevreemdende aanpak lijkt mij net het tegenovergestelde effect te hebben. Anderzijds, na het lezen van het boek verneem ik op de bijhorende website Future check dat Bullinga is overleden op 15 april 2019. De harde taal kan dus evenzeer een bewuste keuze zijn geweest voor het soort ‘afscheidsmanifest’ dat dit boek misschien ook is. Met Bullinga’s laatste woorden kan ik het dan ook niét oneens zijn: ‘De onderliggende boodschap van Iedereen aan de robot! is: meer autonomie voor gewone mensen.’
Marcel Bullinga
Arno Keppens
Non-fictie
Arno Keppens is wetenschapper aan de Belgian Space Pole (www.spacepole.be) en wetenschapsschrijver (www.sciencescripts.be).
_Arno Keppens - Recensent
Meer van Arno Keppens

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies