23 november 2020
Wij zijn ons lichaam. Wat sport en beweging ons vertellen over menselijk gedrag
Aldo Houterman is Amsterdams docent filosofie en fervent wielrenner. In dit debuut ´Wij zijn ons lichaam´ tracht hij Dick Swaabs these getiteld ´Wij zijn ons brein´ (2010) te weerleggen.
Of zoals ook in het boek gesteld: Descartes’ “Ik denk dus ik ben.” moet plaats maken voor een “Ik beweeg dus ik ben”. Houterman haalt zijn motivatie voor een dergelijke ‘belichaamde cognitie’ in hoofdzaak bij de filosofische fenomenologie van het lichaam. Hij focust in vier boekdelen op vier aspecten daarvan: beweging, omgeving (van het lichaam), interactie (tussen lichamen) en ervaring (door het lichaam).
Opvallend is dat Houterman zijn analyse in elk van deze boekdelen voornamelijk baseert op een beperkt aantal literatuur- en kunstwerken. In het eerste deel omtrent beweging zijn dit de Franse werken Phénoménologie de la Perception (1945) van Merleau-Ponty en Les cinq sens (1985) door Michel Serres. Dit laatste werk is bovendien van grote invloed doorheen het hele boek; Houterman draagt het mede aan Serres op, die in 2019 overleed.
Het tweede deel, omgeving, vertrekt nogal kunstmatig van twee Amerikaanse romans, zijnde Herman Melvilles Moby Dick (1851) en De kunst van het veldspel (2012) door Chad Harbach.
Het tweede deel, omgeving, vertrekt nogal kunstmatig van twee Amerikaanse romans, zijnde Herman Melvilles Moby Dick (1851) en De kunst van het veldspel (2012) door Chad Harbach.
Voor deel drie over interactie zoekt Houterman het opnieuw dichter bij huis, zowel geografisch als conceptueel, met analyses die zijn gebaseerd op Het menselijk lichaam (1959) door Jan Hendrik van den Berg en Sferen (1999) van Peter Sloterdijk. Het vierde deel omtrent ervaring bespreekt Houterman op basis van het vijfdelige wandtapijt “La dame à la licorne” (ca. 1500, één deel voor elk zintuig) en door Denis Noble’s The music of life (2006) tegenover Yuval Harari’s Homo Deus (2017) te plaatsen.
Wat zowel in dit overzichtje als in het gehele boek opvalt is de nogal eenzijdige benadering van Houterman. Nog opmerkelijker is dat Swaabs Wij zijn ons brein nauwelijks wordt aangehaald, hoewel Houterman naar eigen zeggen de intentie heeft om de stelling van Swaab onderuit te halen. Elke vorm van nuance of duiding van verschillen in aanpak tussen beide werken – een wetenschappelijke studie van menselijk doen en laten door Swaab versus een filosofie van fysieke aanwezigheid en ervaring door Houterman – ontbreekt, en dat zorgt voor frustratie. Nergens in het boek lees je over neurologie, de ruggenmergreflex, de rol van bacteriën in ons lichaam, celbiologie, netwerktheorie, vloeistofdynamica, neodarwinisme, zelforganisatie of emergentie, terwijl deze concepten zich op vele plaatsen in Houtermans ‘analyse’ zeer sterk aandringen. Waar de auteur dan toch een poging doet tot wetenschappelijkheid, verslikt hij zich in zijn eigen onbegrip of gebrek aan vertrouwen met de stof.
Neem de conclusie van hoofdstuk tien “Een netwerk van huid” als voorbeeld: “Het menselijk lichaam is als een complex vlechtwerk van draden die zowel binnenin als naar buiten lopen.” Dat lijkt wel heel simpel. Anderzijds komt Houterman vaak tot vergezochte conclusies op basis van een enkel (uitzonderlijk) voorbeeld, of op basis van bitter weinig referenties (inclusief romans, zie boven): “Waarneming maakt ons lichaamsweefsel en onze botten elastisch, fluïde, en deze miraculeuze verandering is mogelijk door muziek. Zelfs in volledige stilte zoekt de sporter naar melodieën en ritmes die zeer verfijnde trillingen doorgeven van het veld naar de spieren.” Dit slaat nergens op, ook voor een fenomenologie.
Toegegeven, er zijn ook een paar lichtpuntjes. Enkele sportanekdotes en filosofische weetjes zorgen voor afwisseling in de toch wel vlotte tekst. Houterman verbindt bovendien een aantal mooie inzichten in sportbeleving en -analyse vanuit de aangehaalde literatuur. Passages met historisch perspectief op het lichaam en kunstgeschiedenis krijg je er gratis bovenop, al ben je daar als lezer van dit type boek misschien niet meteen naar op zoek.
Maar het werk in zijn geheel is dus geen aanrader, tenzij voor echte sportfilosofen die een bloemlezing wensen van een aantal standaardwerken. Perceptie van het lichaam in enkele fenomenologische (kunst)werken zou dan ook een eerlijker titel zijn geweest voor dit boek. Voor andere lezers zullen de vergezochte vragen, de vage of net overdreven interpretatie, de selectieve literatuurstudie, de bedenkelijke, onwetenschappelijke of ronduit foute conclusies, het onsamenhangende en misplaatste jargon, en de wentelingen in het eigen ongefundeerde gelijk voor een terechte afknapper zorgen.
Meer van Arno Keppens
Maar het werk in zijn geheel is dus geen aanrader, tenzij voor echte sportfilosofen die een bloemlezing wensen van een aantal standaardwerken. Perceptie van het lichaam in enkele fenomenologische (kunst)werken zou dan ook een eerlijker titel zijn geweest voor dit boek. Voor andere lezers zullen de vergezochte vragen, de vage of net overdreven interpretatie, de selectieve literatuurstudie, de bedenkelijke, onwetenschappelijke of ronduit foute conclusies, het onsamenhangende en misplaatste jargon, en de wentelingen in het eigen ongefundeerde gelijk voor een terechte afknapper zorgen.