Robin DiAngelo
Fons Mariën
Non-fictie
  • 2741 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

13 januari 2021 Witte gevoeligheid
De volledige titel luidt ‘Witte gevoeligheid. Waarom het voor witte mensen zo moeilijk is om het over racisme te hebben’. De auteur is de Amerikaanse Robin DiAngelo die meer dan twintig jaar als diversiteitstrainer werkte en momenteel werkt aan de University of Washington.
Het oorspronkelijke boek dateert uit 2018 en is dus nu vertaald in het Nederlands. In het kort komt het hierop neer: als diversiteitstrainer, ingehuurd door bedrijven die hun werknemers een opleiding in het omgaan met diversiteit wilden geven, stelde de auteur vast dat blanke werknemers met talrijke excuses kwamen als ze geconfronteerd werden met racisme. Robin DiAngelo stelt dat ook goed bedoelende mensen een racistisch systeem in stand houden.

Ik deed een klein onderzoek waarin ik ‘White fragility’ (de oorspronkelijke titel) opzocht op Bol.com. Daar staan immers veel lezersreacties (zogenaamde “reviews”). Opmerkelijk was dat deze reacties uiteen vielen in twee grote groepen: een eerste die het boek hemeltergend vond en het slechts één ster (op een totaal van vijf) toekende, en een tweede groep die het een uitstekend boek vond en het vier of vijf sterren toekende. Hieruit blijkt alvast dat het boek erg controversieel is: lezers vonden het ofwel heel goed ofwel heel slecht, er was blijkbaar geen tussenpositie.
Na de lectuur van dit boek kan ik de controverse alvast beter begrijpen. Maar ik laat die eerst even links liggen en focus me op de visie van Robin DiAngelo. Tijdens haar jarenlange werk als diversiteitstrainer werd ze vaak geconfronteerd met heftige reacties van haar voornamelijk blanke toehoorders. Ik citeer: “Als we proberen open en eerlijk over ras te praten, krijgen we algauw te maken met witte gevoeligheid, want er wordt vaak gereageerd met zwijgen, een defensieve houding, protest, stelligheid en andere negatieve reacties.” Ze begon over deze reacties na te denken en stelt dat deze veel te maken hebben met het feit dat blanke mensen (‘witte mensen’ in dit boek) zichzelf niet zien in termen van ras. Dit heeft dan weer alles te maken met onze socialisatie in het ‘witte systeem’ en met de manier waarop deze mensen racisme definiëren, namelijk “als doelbewuste handelingen van rassendiscriminatie verricht door immorele individuen”. Sinds de burgerrechtenbeweging in de jaren ’60 zijn veel blanke mensen zich meer bewust van het gevaar van rassendiscriminatie. De meerderheid handelt sindsdien dus navenant en vindt huidskleur of ras geen issue, als we de minderheden die expliciet racistisch zijn (‘white supremacy’) buiten beschouwing laten. Racisten zijn in deze visie “slechte mensen” en niemand wil een slecht mens genoemd worden. Daarom de hevige reacties wanneer blanken in dergelijke diversiteitstraining geconfronteerd worden met de vraag rond hun mogelijk racisme.
Robin DiAngelo poneert vervolgens dat haar definitie van racisme anders is. Racisme is een systeem, meent ze. Meer bepaald een systeem van witte suprematie. De samenleving wordt gedomineerd door ‘witte mensen’ en kan dus betiteld worden als een ‘wit systeem’. Blanken zijn door een overheersende ideologie van individualisme en meritocratie zich niet of onvoldoende bewust van hun socialisatie in dit systeem. Mensen van kleur (in de hedendaagse newspeak) zijn tweederangsburgers. Door dat witte systeem niet te (willen) zien, dragen ‘witte mensen’ bij tot de status quo en de bestendiging van het systeem. Uiteindelijk zijn ze er dus medeplichtig aan. Dat is zowat de basisredenering waarop het hele boek rust.
Laten we even kort de voornaamste stappen van deze redenering op een rijtje zetten.
1. Er is een wit racistisch systeem dat mensen van kleur domineert.
2. ‘Witte mensen’ zijn in dit systeem gesocialiseerd en dragen bij tot de bestendiging ervan,
3. Als ‘witte mens’ ben je racistisch of op zijn minst medeplichtig aan een racistisch systeem, onafhankelijk van je persoonlijke overtuigingen en handelen,
4. Al je (emotionele) reacties wanneer je met deze redenering geconfronteerd wordt, zijn slechts voorbeelden van witte gevoeligheid.

Dan rest er nog deemoed en nederigheid als goede reactie. Mea culpa, mea maxima culpa. In verdere hoofdstukken werkt de auteur het thema van de witte gevoeligheid in detail uit. Positief is alvast dat ze dat duidelijk, in heldere taal doet.
Maar het gaat me hier vooral om haar basisredenering. Het moge duidelijk zijn dat die misschien wat simplistisch oogt. Haar redenering doet zo goed als de autonomie van het individu teniet. Je bent als ‘witte mens’ haast de gevangene van het witte systeem waarin je gesocialiseerd bent. De redenering laat volgens mij weinig ruimte voor nuancering en evolutie, waarbij bijvoorbeeld zwarte medemensen toch de sociale ladder konden beklimmen. En waarbij blanke mensen individueel een andere overtuiging en attitude tegenover zwarten konden hebben.

Nu ben ik onvoldoende vertrouwd met de Amerikaanse samenleving na de burgerrechtenperiode en kan ik moeilijk uitmaken of deze nog steeds een systeem van blanke dominantie is. Het lijdt geen twijfel dat ten tijde van de slavernij (tot 1865) en ten tijde van de segregatie (tot in de jaren ’60) het systeem  inderdaad er een van blanke dominantie en racistische tweedelig was.
Laat ik daarom mijn blik even wenden tot een systeem dat duidelijk wél racistisch was: het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime. Over het racisme van dit systeem bestaat geen redelijke twijfel. Hoe ver reikte de autonomie van het blanke individu in dat regime? Ongetwijfeld waren er veel racistische blanken die het regime steunden. Maar er waren ook anderen. Dan denk ik aan iemand als de blanke journalist Donald Woods (1933-2001) die in zijn krantenredactie zwarte journalisten tewerk stelde. En die bevriend raakte met Steve Biko die de Zwarte bewustzijnsbeweging leidde. Biko kwam in 1977 gewelddadig om het leven in een politiecel. Daarop vluchtte Donald Woods naar het VK waar hij zijn biografie ‘Biko’(1978) schreef, waarin hij poogde te bewijzen dat Biko gewelddadig om het leven kwam door toedoen van de Zuid-Afrikaanse politie. Met andere woorden: Woods was een blanke die leefde in een blank racistisch systeem en die als individu antiracistisch ingesteld was en die naar zijn engagement probeerde te handelen, allicht binnen de vele beperkingen die het systeem burgers oplegde. Ik haal deze geschiedenis in het kort aan om aan te tonen dat er wel degelijk een onderscheid te maken is tussen individu en systeem, een nuancering die ik in de basisredenering van Robin DiAngelo niet mogelijk acht.
Na dit alles is het wel duidelijk waarom dit boek zoveel controverse opwekt: ofwel ga je mee in de redenering, ofwel verzet je je er tegen (wat zij dan een voorbeeld van witte gevoeligheid zou noemen). Ik vind dit van groot belang omdat we in de lage landen de echo van Amerikaanse visies horen, met name in de identiteitspolitieke antiracistische beweging in Nederland en Vlaanderen. En dat leidt tot uitspraken als de volgende van Sabrine Ingabire (van Rwandese afkomst, in de weekendbijlage van De Morgen, 25/07/2020): “Kijk, alle witte mensen zijn racistisch. (…) Dat is gewoon zo. Jullie maken deel uit en profiteren van een wit systeem”. Deze activiste is journaliste bij het NRC Handelsblad en schrijft ook voor De Morgen en MO*-magazine. Haar uitspraak is typerend voor een recent antiracistisch discours en is volledig conform de visie van Robin DiAngelo. Zo komen we tot totaal veralgemenende en ongenuanceerde uitspraken die geen positieve bijdrage leveren aan het debat over racisme, een debat dat nochtans noodzakelijk is.
Robin DiAngelo
Fons Mariën
Non-fictie
Fons Mariën is auteur van 'Ik ben geen witte man. Over racisme en woke-activisme', uitgave in de reeks Kwintessens-cahiers.
_Fons Mariën Auteur
Meer van Fons Mariën

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies