Arnon Grunberg
Dirk De Schrijver
Non-fictie
  • 2407 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

20 januari 2021 Als ze het over Marokkanen hebben
Arnon Grunberg is een Nederlandse schrijver, geboren in Amsterdam in 1971 die in 1994 is doorgebroken en sindsdien een vaste plaats verworven heeft in het literaire landschap.
Hij heeft een vrij indrukwekkende bibliografie bijeen geschreven als fictieschrijver, maar ook als journalist en columnist heeft hij zich op de kaart weten te zetten. Dit leverde hem diverse prijzen op. Momenteel werkt hij grotendeels vanuit New York.

Grunberg is van Joodse afkomst, een gegeven waarvan hij melding maakt wanneer hem er expliciet naar gevraagd wordt. Hij groeide op in een strikt Joods milieu in een familie die zwaar geleden had tijdens WOII en de Shoah. Toch heeft deze leefwereld hem niet onherroepelijk geketend. Vrij jong nam hij er afscheid van. Hij verklaart zich thans expliciet niet-gelovig en niet-zionist.
Wel is het onmiskenbaar dat zowel zijn privé-parcours als zijn parcours als literator doordrongen en getekend zijn (en blijven) door zijn Jood-zijn. Hij noemt het ergens ‘een maatschappelijke en culturele wond’ die hij meedraagt.

Het hoofdthema van het hier besproken werkje wordt gevormd door de toespraak die de auteur hield in Amsterdam op 4 mei 2020. Dit gebeurde naar aanleiding van een herdenkingsplechtigheid ter gelegenheid van het einde van de Tweede Wereldoorlog 75 jaar geleden.
De herdenkingstoespraak met de provocerende titel “Als ze het over Marokkanen hebben” handelt over ‘identiteit’. Grunbergs benadering hiervan is duidelijk niet-essentialistisch. Identiteit op zich is voor de auteur niets meer dan een ‘schimmige constructie’. Identiteit wordt niet aangeboren: iemands identiteit wordt gemaakt of eerder geconfigureerd door de blik, het woord, de attitude van ‘de ander’. Identiteit komt neer op een etiket dat door ‘de ander’ wordt geplakt op individuen.

Het begrip identiteit wordt door Grunberg nergens gedefinieerd maar de gevolgen en nevenverschijnselen ervan krijgen des te meer aandacht. Ze zijn immers permanent aanwezig in de realiteit van het maatschappelijk gebeuren.
De vraag is dus niet ‘Wat is identiteit?’ Maar wel: Wat gebeurt ermee? Wat zijn de merkbare effecten? En vooral: Wat zijn de valkuilen die ermee verbonden zijn? Zo exploreert hij de volgende linken: identiteit en herdenkingen; identiteit en reductionisme; identiteit en sentimentalisme; identiteit en hoogmoedige ideeën over eigen denk- en levenswijze; identiteit en mythevorming; identiteit en ideologie,...
Dergelijke linken kunnen gevaarlijk zijn. Zij houden een onmiskenbaar caveat in om niet / nooit meer te trappen in de valkuil die het lot van Joodse volk tijdens WOII bezegelde. Immers, ook andere (alle) minderheden kunnen voor dergelijk lot in aanmerking komen.
Het basismechanisme is overal gelijkaardig. Het benoemen en toeschrijven van negatieve eigenschappen aan individuele personen behorend tot een minderheid is het vertrekpunt. De volgende stap is de uitbreiding waarbij de hele minderheidsgroep een etiket opgeplakt krijgt (door een soort ‘guilt by association’). Dit etiket wordt vervolgens een scheldnaam verbonden met het onwenselijke, het negatieve. Vooroordelen, stereotypen en raciale stigmatisering horen er meestal gewoon bij. Er wordt hen als het ware een ‘negatief beladen identiteit’ toegemeten die neerkomt op een morele en sociale veroordeling. Als deze negatieve identiteit vervolgens als argument gebruikt wordt voor discriminerend gedrag ten opzichte van deze groep is het hek al vlug helemaal van de dam.
De gevolgen hiervan kunnen zeer verstrekkend zijn. Zij kunnen er toe leiden dat uiteindelijk iedereen moet vrezen te worden aangezien (en uitgescholden) voor Marokkaan, Jood, communist, bourgeois, vijand van het volk of gewoon staatsvijand.
Naast de herdenkingsrede zelf zijn er in dit boekje ook enkele andere, verwante teksten opgenomen. Deze vormen een aanvulling op basis van de persoonlijke beleving en ervaringen van de auteur die bijdroegen aan zijn eigen identiteitsontwikkeling en –beleving.
Met dit werkje heeft Grunberg zeker niet getracht om een academisch werkstuk af te leveren dat definitief komaf zou maken met het identiteitsdebat. De aspecten die hij hier behandelt zijn eventueel fragmentarisch te noemen, maar toch ook zeker de moeite waard. De taal die de auteur hanteert, maakt zijn denken ook zeer toegankelijk voor mensen die niet professioneel bij het thema betrokken zijn.

Grunberg brengt “gewoon” verslag uit over hoe hij over identiteit denkt en hoe hij het aanvoelt. Voor hem persoonlijk is identiteit geen probleem (meer) waarmee hij m worstelt. Zijn bekommernis ligt duidelijk op het gebied van de didactiek: hoe zijn visie overbrengen aan anderen en vooral hoe daaraan een caveat koppelen voor de nieuwe generaties.
Arnon Grunberg
Dirk De Schrijver
Non-fictie
recensent
_Dirk De Schrijver recensent
Meer van Dirk De Schrijver

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies