17 juni 2021
Vuur, taal, schoonheid, tijd. Hoe culturele evolutie de mens heeft gevormd
Brits wetenschapper en freelancejournaliste Gaia Vince schreef zich in enkele jaren tijd een weg naar de wereldtop, en zal ook in de toekomst nog van zich laten horen.
Haar eerste boek Adventures in the Anthropocene: A journey to the heart of the planet we made (2014, nog geen Nederlandse vertaling) won meteen de Royal Society Winton Prize for Science Books. Vince werd daarmee de eerste vrouw (eindelijk) om deze gerenommeerde prijs in ontvangst te nemen. Dit boek is slechts haar tweede. Het liet dus even op zich wachten, maar is evenzeer een schot in de roos. Ik vond het zelfs uitsteken boven alle voorgaande (menselijke) ontstaansgeschiedenissen die ik reeds heb gelezen, inclusief Bryson’s Een kleine geschiedenis van bijna alles (2003), Harari’s Sapiens (2014) en Christian’s Big History (2018).
Zoals de titel laat vermoeden, bestaat het boek uit vier grote delen, voorafgegaan door een kleiner deel Genesis over de spreekwoordelijke ‘conceptie’ en ‘geboorte’ van de mensheid. De hoofddelen behandelen de vier culturele elementen die volgens Vince doorslaggevend zijn geweest in de ontwikkeling van de mens, en vooral hoe deze is afgeweken van het gangbare evolutionaire pad van alle andere dieren. Het wordt dan ook meteen duidelijk dat de titelwoorden niet al te letterlijk mogen worden genomen, maar elk staan voor een breder cultureel concept. Deze zijn respectievelijk: energiebeheer, informatie-uitwisseling, (morele) zingeving en wetenschap. Vince neemt de ruimte om deze concepten uitgebreid en helder toe te lichten, maar geeft zelf ook hun essentie mee.
1. Vuur: “We zijn wie we zijn omdat we onze energiekosten kunnen outsourcen, want daardoor hebben we ons kunnen ontworstelen aan de beperkingen die onze leefomgeving ons stelde, en onze lichamelijke vermogens kunnen vergroten.” Dit principe gold al voor de eerste mensen die bewust vuur gingen gebruiken; “vuur fungeerde als een externe maag” – waardoor energie kon worden besteed aan grote(re) hersenen in plaats van aan de spijsvertering – en “verminderde het warmteverlies en vormde een passieve verdediging tegen predatoren.” In onze recentere geschiedenis werd de menselijke energie-efficiëntie verder geoptimaliseerd door (beroeps)specialisatie.
2. Taal: “Taal is méér dan alleen een systeem voor informatieoverdracht. Taal is wat ons op fundamentele wijze tot mens maakt. Woorden zijn gedachten. Zonder taal zouden we geen inwendige monoloog hebben, geen systeem om onze gedachten in te ordenen of zelfs maar te formuleren. Gevoelens die we opmerken, zijn gevoelens die we als zodanig kunnen labelen. (…) Op dezelfde wijze waarop de vele verschillende milieus op aarde een drijvende kracht zijn geweest achter de genetische evolutie, is selectiedruk vanuit de omgeving ook de drijvende kracht geweest achter de culturele evolutie van de taal.” Zowel religie als geroddel (als basis voor reputatie en groepsconformisme) zijn hier het gevolg van, maar vooral ook verhalen die emoties hechten aan gebeurtenissen en zo onze collectieve geheugenbank vormen.
3. Schoonheid: “Wij mensen vertonen een emotionele – biologische – reactie op schoonheid en onze cultuur heeft die reactie benut en bevorderd, en ons daarmee in staat gesteld om zin en betekenis toe te kennen aan decoratieve expressie. We gebruiken deze subjectieve betekenis als een werktuig om tribale samenlevingen te scheppen die beschikken over een sterke innerlijke samenhang, en die georganiseerd zijn aan de hand van symbolen, normen en rituelen waarvan de betekenis in onze gehele cultuur bekend is.” Met andere woorden, alle ‘schoonheid’ van kunst en muziek tot lichaamsversiering en schoonheidsidealen dienen als symbolische ‘decoratie’ die onze sociale normen weerspiegelt en stamleden verenigt, met als evolutionaire doel om belangenconflicten te reduceren. Hetzelfde principe leidt zelfs tot het toekennen van informatiewaarde aan (initieel) ‘mooie’ verzamelbare objecten, waardoor bijvoorbeeld zowel verafgoding als het concept ‘geld’ zijn ontstaan.
4. Tijd: “Voor ons is leven niet simpelweg een kwestie van overleven; we verlangen ernaar om objectieve waarheden over de wereld te leren kennen. (…) Kennis is de substantie – de maateenheid – van de culturele evolutie. Terwijl kennis wordt doorgegeven – gekopieerd – van mens tot mens en van generatie op generatie, worden er voortdurend kleine wijzigingen in aangebracht, die een overlevingsvoordeel met zich mee kunnen brengen of maatschappelijk gezien aantrekkelijk kunnen zijn, en in de loop der tijd leiden sommige daarvan tot adaptieve verbeteringen. Met andere woorden, de cultuur evolueert, en dit is analoog aan het proces van mutatie en selectie dat zich voordoet in de genetische evolutie.”
2. Taal: “Taal is méér dan alleen een systeem voor informatieoverdracht. Taal is wat ons op fundamentele wijze tot mens maakt. Woorden zijn gedachten. Zonder taal zouden we geen inwendige monoloog hebben, geen systeem om onze gedachten in te ordenen of zelfs maar te formuleren. Gevoelens die we opmerken, zijn gevoelens die we als zodanig kunnen labelen. (…) Op dezelfde wijze waarop de vele verschillende milieus op aarde een drijvende kracht zijn geweest achter de genetische evolutie, is selectiedruk vanuit de omgeving ook de drijvende kracht geweest achter de culturele evolutie van de taal.” Zowel religie als geroddel (als basis voor reputatie en groepsconformisme) zijn hier het gevolg van, maar vooral ook verhalen die emoties hechten aan gebeurtenissen en zo onze collectieve geheugenbank vormen.
3. Schoonheid: “Wij mensen vertonen een emotionele – biologische – reactie op schoonheid en onze cultuur heeft die reactie benut en bevorderd, en ons daarmee in staat gesteld om zin en betekenis toe te kennen aan decoratieve expressie. We gebruiken deze subjectieve betekenis als een werktuig om tribale samenlevingen te scheppen die beschikken over een sterke innerlijke samenhang, en die georganiseerd zijn aan de hand van symbolen, normen en rituelen waarvan de betekenis in onze gehele cultuur bekend is.” Met andere woorden, alle ‘schoonheid’ van kunst en muziek tot lichaamsversiering en schoonheidsidealen dienen als symbolische ‘decoratie’ die onze sociale normen weerspiegelt en stamleden verenigt, met als evolutionaire doel om belangenconflicten te reduceren. Hetzelfde principe leidt zelfs tot het toekennen van informatiewaarde aan (initieel) ‘mooie’ verzamelbare objecten, waardoor bijvoorbeeld zowel verafgoding als het concept ‘geld’ zijn ontstaan.
4. Tijd: “Voor ons is leven niet simpelweg een kwestie van overleven; we verlangen ernaar om objectieve waarheden over de wereld te leren kennen. (…) Kennis is de substantie – de maateenheid – van de culturele evolutie. Terwijl kennis wordt doorgegeven – gekopieerd – van mens tot mens en van generatie op generatie, worden er voortdurend kleine wijzigingen in aangebracht, die een overlevingsvoordeel met zich mee kunnen brengen of maatschappelijk gezien aantrekkelijk kunnen zijn, en in de loop der tijd leiden sommige daarvan tot adaptieve verbeteringen. Met andere woorden, de cultuur evolueert, en dit is analoog aan het proces van mutatie en selectie dat zich voordoet in de genetische evolutie.”
Aan het einde van het boek gaat Vince op basis van deze culturele concepten nog een stap verder: “We staan nu allemaal op de rand van iets zeer uitzonderlijks. De mensheid begint zich te ontwikkelen tot een superorganisme. Laten we hem Homo Omnipotens noemen, of kortweg homni.” Daarbij trekt ze een verregaande conclusie: “Vanuit evolutionair perspectief ligt de zin van het leven in het doorgeven van onze genen, en onze voorouders hebben zo’n succesvolle manier gevonden om dat te bereiken door middel van cultuur dat we inmiddels al het leven op aarde overheersen. Toch is ons culturele doel – zelfbepaling – inmiddels ons biologische doel gaan overschaduwen: we beschikken over het vermogen om onze genen zorgvuldig uit te kiezen, om te besluiten wat leeft wat sterft, en zelfs om hele diersoorten uit te roeien. Als we willen overleven, zal onze culturele evolutie de volgende stap moeten zetten: van handelen in het belang van onze groep tot handelen in het belang van de gehele wereldbevolking: het overleven van de homni.”
Het enige dat ik op dit boek kan aanmerken, is het ontbreken van een grafische tijdlijn, die de vier culturele concepten en de historische wisselwerking tussen genen, omgeving en cultuur (nature, nurture, culture) in perspectief zou kunnen hebben geplaatst. De terminologie en soms kleine sprongetjes tussen alinea’s vragen een ietwat belezen publiek, maar dat in rekening gebracht, leest de tekst fantastisch vlot.
Het enige dat ik op dit boek kan aanmerken, is het ontbreken van een grafische tijdlijn, die de vier culturele concepten en de historische wisselwerking tussen genen, omgeving en cultuur (nature, nurture, culture) in perspectief zou kunnen hebben geplaatst. De terminologie en soms kleine sprongetjes tussen alinea’s vragen een ietwat belezen publiek, maar dat in rekening gebracht, leest de tekst fantastisch vlot.
Vince brengt zeer inzichtelijke beeldspraak, sterke verhalende anekdotes en prikkelende wetenschappelijke weetjes, vaak verbonden aan experimenten en concrete cijfers. Ze komt zelfs met voorzichtige hypothesen op basis van grondige analyses, en dus zonder onwetenschappelijk te worden. Uiteindelijk geeft Vince ook de hoofdconclusie mee voor onze cumulatieve cultuur als geheel: “Je bent slim (als deel van de homni), maar in je eentje ben je vrijwel tot niets in staat.” Een eyeopener.
Meer info over de auteur op haar website.
Meer van Arno Keppens
Meer info over de auteur op haar website.