Wouter Adriaensens, Yves Kerremeans en Noël Slangen
Victor De Raeymaeker
Non-fictie
  • 1160 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

13 februari 2022 Marc Sleen - de interviews
Marc Sleen is “in”. Dat komt natuurlijk omdat hij tamelijk recent overleden is (2016) en het stilaan duidelijk wordt dat ook Nero er niet meer is en er niet meer zal zijn. Dat speelt dan op twee niveaus, a) het gemis van een aangenaam vertrouwd iets en b) de verzamelwoede die voelbaar wordt. De Nero-reeks is “af” en kan dus in haar geheel verzameld worden, zelfs al is het aantal Nero’s intimiderend.
Het is natuurlijk heel wat, 217 Nero albums. Indrukwekkend zelfs en daarom wordt het ook vermeld in het Guinness book of records. Dit jaar 2022 komt dat allemaal samen in een Marc Sleen-jaar, want dan zou hij 100 jaar oud geworden zijn. “De Marc Sleen Interviews” komen dan ook op het gepaste ogenblik om het beeld van de persoon “Sleen” even te verfrissen.
Daarvoor staan er ter je beschikking 180 interviews met Marc Sleen afkomstig van kranten, tijdschriften, radio en televisie. Die omspannen zo maar eventjes 65 jaar en maken 448 bladzijden lectuur uit, gevolgd door nog eens 77 bladzijden “fragmenten”, die je allemaal mag lezen…
Iets wat ik met plezier gedaan heb, want ik heb een zwak voor Sleen. Ik ben namelijk ooit, met een groepje jonge would-be journalisten, een interview gaan afnemen bij hem thuis. Dat is een gebeurtenis die een ongewoon duidelijke en levendige herinnering nagelaten heeft. Als we daar later samen over praatten moesten we concluderen dat het niet was door datgene wat de geïnterviewde ons vertelde, want daar hadden we weinig of geen herinnering meer aan, maar door de manier waarop hij ons ontving, wat hij uitstraalde, de man die hij was, de manier waarop hij magistraal inspeelde op deze 16-17 jarigen, grappen vertelde en persoonlijk wedervaren,  merkwaardig open antwoordde op moeilijke vragen die we stelden. Zo ging hij – en dat was de enig ernstige noot in de ganse babbel - toen al in de verdediging tegen diegenen die de vergelijking maakten tussen hemzelf, Hergé, Franquin en Vandersteen, die fotografisch juist tekenden en hijzelf die inderdaad slordig omging met het weergeven van het juiste merk auto of de nauwkeurige weergave van gebouwen. Hij verdedigde zich door te zeggen dat dat niet belangrijk was, want je kon toch zien dat Van Zwam in een auto stapte en Nero in Pisa rondliep. Daarvoor moest hij toch niet een bepaald merk auto tekenen of een levensgetrouwe, nauwkeurige tekening van de Toren van Pisa maken. Hij was duidelijk in zijn nopjes toen zijn “reporters” vertelden hoe ze iedere dag het vervolg van de avonturen van Nero lazen, die veel interessanter en plezanter vonden dan het kinderachtige Suske en Wiske, op weg naar school over de Nero in de krant van die dag praatten en ze soms een Nero-quiz organiseerden. Sleen leek alle tijd van de wereld te hebben, gaf ons ieder een album en als we buiten afscheid namen, tekende hij voor een foto nog vlug een Nero die vanachter een verbodsteken kwam piepen op een verkeersbord...
Dit boek is inderdaad - zoals de samenstellers claimen - een soort autobiografie. Want gedurende de lange carrière, waarin Marc Sleen een groeiende bekendheid en waardering genoot, was hij een gegeerd “interviewee”. Een 66-tal van deze interviews, gegeven over een periode van 60 jaar, (van maart 1955 tot december 2015) zijn hier verzameld en krijg je letterlijk te lezen. Zo een reeks gesprekken, gespreid over gans een  leven, komt een autobiografie zeer nabij, in zoverre de inhoud inderdaad bestaat uit woorden en zinnen die hij ooit zelf uitsprak en daarna in een min of meer getrouwe geschreven taal omgezet werd. Maar een echte autobiografie is het natuurlijk niet.

Het heeft het wel andere, onverwachte kwaliteiten. Eerst en vooral: 66 interviews lezen, na elkaar, wordt zeer vlug vervelend en zelfs irritant. Want natuurlijk zegt Marc Sleen altijd maar weer hetzelfde, gedeeltelijk omdat hem dikwijls ongeveer dezelfde vragen gesteld worden. Na enkele interviews gelezen te hebben, ken je de antwoorden en een deel van zijn leven van buiten. Een kleine greep hieruit. Zijn jeugd, vader die sterft, een zekere armoede die volgt, op kostschool als hij 5 is, de mis, iedere morgen, studies beperkt tot Lagere School en daarna St. Lucas, want hij wilde eigenlijk kunstschilder worden, de oorlog en op weg naar het concentratiekamp, moeten zien hoe zijn makkers één voor één gefusilleerd werden en het weldra zijn beurt zou zijn. Werken voor de Nieuwe Gids en daar met Nero begonnen zijn. Zijn overstap van Het Volk naar de Standaard en de rel die dat veroorzaakte. Groeiende zelfwaardering: “Het heeft tien jaar geduurd voor ik doorhad dat ik niet kon tekenen. Maar dan was het te laat. Ik was al beroemd.”
Hoe hij eigenlijk een detectivereeks wou maken, met detective Van Zwam in de hoofdrol, maar hoe er een bijrolletje kwam opdagen dat gedrogeerd was (door de eeuwige vijand Matsuoka), die dacht dat hij keizer Nero was en zich zo aan hem opdrong, dat hij zijn hoofdpersonage is geworden. Werkschema, zes keer ereburger, thuis in Groenendaal, liefde voor natuur en dieren, ieder jaar op safari met als gevolg een prachtig uitgegeven safariboek en films waarmee op toer in Vlaanderen, mee met DE Tour en dagelijks een tekening met de rit van de dag in de krant, een Nero stripmuur, Nero-standbeeld, Adhemar standbeeld, Nero postzegel, Ridder van de Kroonorde. Vind, na 180 albums “helemaal op mijn eentje gemaakt” een medewerker, Dirk Stallaert, die Nero even goed en zelfs beter tekent dan Sleen zelf, “een onovertroffen tekenaar, een tweede Hergé, zo briljant” maar die de gave mist van het verhaal, van scenario’s schrijven. Stopt met Nero in 2002, “Zilveren tranen, het allerlaatste Nero verhaal. Ouderdom. “Oud worden is niet plezierig, maar het is wel de enige manier om lang te leven.” Een buitengewoon kleurrijk en interessant leven. Maar een groot deel ervan 66 keer hetzelfde…  Als het daar zou bij blijven, is dit lijvige boek eigenlijk amper meer dan een Sleen archief.

Maar, als je het boek helemaal leest, alle interviews chronologisch doorloopt, met telkens dat stukje leven van een jaar erbij, dan krijg je een beloning. Je zit in een soort trance. Je boetseert een beeld, stukje bij stukje, laagje op laagje, detail na detail. Je voelt het beeld groeien, vollediger en voller worden van die persoon.
De Marc Sleen interviews zijn dus geen autobiografie, maar eerder een roman. Een zo lang en rijk leven wordt niet in het ijle geleefd, maar tussen andere mensen van wie de namen de geur hebben van die tijd (Edgar Jakobs, Hergé,  Goscinny, Hubert van Herreweghen, Mark Grammens, Fernandel, Greg, John Flanders, Eyskens, Jef Burm, André Franquin, Aster Berkhof, Godfried Bomans…). De gebeurtenissen van die jaren spelen de melodie van toen en je krijgt dus ook een rijk, rond tijdsbeeld met gebeurtenissen van toen als decor, de herinneringen van Sleen als muzikale begeleiding. Een aparte ervaring, maar je moet er het geduld en de tijd voornemen…
Als nodige kers op de taart en pas vanaf bladzijde 471, krijg je datgene waar je nog nood aan had: 16 tekstjes die “fragmenten” gedoopt zijn en die geconcentreerd nog dingen meedelen waar Sleen niet gemakkelijk uit zichzelf over sprak. Waarna je waarschijnlijk nu en dan de Sleen-strips nog eens gaat lezen. Anders.

Victor De Raeymaeker
Wouter Adriaensens, Yves Kerremeans en Noël Slangen
Victor De Raeymaeker
Non-fictie
-
_Victor De Raeymaeker - Recensent
Meer van Victor De Raeymaeker

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies