1 september 2022
Drie essays van Peter Handke
Essay over de moeheid.
Essay over de jukebox.
Essay over de geslaagde dag.
Ik ben een regelmatige bezoeker van Theater Aan Zee in Oostende. Ooit zag ik er een voorstelling waarin een acteur een zelfgeschreven tekst over (onder andere) zijn fietstochten in de Franse bergen ten tonele bracht. Hij beschreef zijn exploten met zoveel bombarie en pathetiek dat het bijna lachwekkend werd. Met een doodernstige en gezwollen woordkeuze wist hij een doorsnee wielertoeristenprestatie op te blazen tot een heroïsche daad van heb ik je daar.
Deze voorstelling kwam me voor de geest toen ik de drie essays van Peter Handke las – ‘doorworstelde’ zou een betere omschrijving zijn. Banale onderwerpen worden onder zijn pen zonder enig gevoel voor relativiteit opgepompt tot haast ko(s)mische dimensies. De man kan schrijven, daarover bestaat geen twijfel; in 2019 werd hem de Nobelprijs voor Literatuur toegekend. Maar humorloze egotripperij, snobisme en formalisme loeren voortdurend om de hoek. In zijn essay over de jukebox schrijft hij in de derde persoon over wat hij – de schrijver op eenzame hoogte – nu toch allemaal niet meemaakt (voor de melomanen onder ons: met muziek heeft dit essay weinig tot niets te maken). In het essay over de moeheid interviewt hij zowaar zichzelf. Het zijn voor mij falende pogingen enige objectiviteit te verschaffen aan oninteressante subjectieve ervaringen en quasi-diepzinnige overpeinzingen. Daniel C. Dennett heeft daar de mooie term deepities voor bedacht.
De inhoudelijke zwakte van deze essays verpakt hij dan ook nog eens in zinnen die tjokvol bijzinnen, tussenwerpsels en neven- en onderschikkingen zitten. Je krijgt er als lezer vaak kop noch staart aan. Een voorbeeld uit het essay over de jukebox (p. 75-77, inderdaad dit is één ‘zin’ die meerdere bladzijden beslaat):
“Een indicatie echter dat er zo’n machine viel aan te treffen waren de uit een pijpenla-achtige barak als van helemaal het allerachterste plekje daarbinnen het trottoir op tuimelende gedaanten – van alle rassen – of een buiten tussen de ijsschotsen, door een politiepatrouille ingesloten, om zich heen slaande gestalte – in de regel een blanke – die vervolgens plat op zijn buik tegen de grond gehouden, zijn schouders en zijn achter tegen zijn dijen gevouwen scheenbenen vastgesnoerd, zijn handen op zijn rug in handboeien, sleevormig opwaarts gekromd over ijs en sneeuw naar het van achteren openstaande arrestantenbusje werd getransporteerd: daar in het inwendige van de barak verwelkomde je dan zeker, direct vooraan naast de bar, waarop de hoofden van kwijlende en brakende slapers (mannen zowel als vrouwen, vooral Eskimo’s) rustten, een op klassieke wijze de pijpenlaruimte dominerende jukebox, met het dienovereenkomstige elementaire repertoire – je kon er bijvoorbeeld van op aan de verzamelde singles van Creedence Clearwater Revival aan te treffen en meteen John Fogerty’s indringend sombere geklaag door de rookslierten te horen snijden, over ‘de aansluiting’ op zijn zangersdooltocht was verloren, en ‘Had ik één dollar voor elk lied dat ik ooit zong!’ terwijl van het station beneden, in de winter alleen voor goederentreinen open, de signaalfluit van een locomotief met het voor Hoge Noorden zonderlinge opschrift ‘Southern Pacific Railway’ zijn door de hele stad klinkende langgerekte onvergelijkelijke orgeltoon laat horen en aan een kabel van de brug naar de alleen ’s zomers voor schepen open haven een de nek omgedraaide kraai bungelt.”
Handke’s eerste toneeltekst uit 1966 had als titel Publikumsbeschimpfung. Dat doet hij in deze essays (van veel latere datum) eigenlijk nog steeds: zijn lezers achterlaten met een gevoel van vernedering omwille van het niet kunnen snappen van wat hij wil zeggen. Als hij al iets wil zeggen natuurlijk. Misschien zijn deze essays een puur vormexperiment.
De onderwerpen waarover deze essays luidens de titel en de achterflap pretenderen te gaan, worden eigenlijk amper inhoudelijk uitgediept. Met andere woorden: na lezing weet je nog even weinig of even veel over jukeboxen, moeheid of geslaagde dagen.
Deze drie teksten waren mijn eerste ervaring met het werk van Handke. Ik vrees dat het ook mijn laatste zal zijn. Zijn werk boeit niet, het inspireert niet, het vleit noch schokt. Het verveelt en het irriteert. Ik lees graag, breed en veel. Maar deze leeservaring neigde voor mij persoonlijk naar een soort van zelfkastijding.
Handke’s werk getuigt van geen enkel humanisme of mededogen voor de condition humaine. Het cultiveert de eigen leegheid en troosteloosheid. Daarnaast doen zijn politieke stellingnames (bijvoorbeeld ten aanzien van oorlogsmisdadiger Milosevic) menigeen de wenkbrauwen fronsen. Zijn Nobelprijs voor Literatuur veroorzaakte toentertijd wellicht daarom nogal wat controverse.
Rik Lefevere
Meer van Rik Lefevere
Rik Lefevere