9 november 2022
Het Catalaanse labyrint
Sarah De Vlam is historica. Dat wisten de lezers van ‘Passage Pyreneeën’ al wel langer. En ook dat zij een goede pen heeft. In haar eerste boek brengt zij op een voortreffelijke manier het vergeten verhaal van Belgische vluchtelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat is een weinig gekende historische gebeurtenis waarmee zij veel Nederlandstalige lezers nieuwsgierig gemaakt heeft.
In de zomer van 2021 begeleidde zij ook acht jonge vrouwen van het Gentse Victoria Deluxe op hun tocht door de Pyreneeën. Samen zochten zij de paden op die de Belgische oorlogsvluchtelingen destijds gevolgd hebben. Zij vertrokken vanuit La Seu d’Urgell, het Catalaanse bergstadje van een 12.000 inwoners, waar ze intussen al tien jaar woont samen met haar Catalaanse man en zoontje. Ze wisselde als studente Gent in voor Madrid, werkte er onder meer voor het Cirque du Soleil, verbleef ook in Barcelona, maar vond tenslotte haar vaste stek in La Seu d’Urgell. Sporadisch maakt zij ook een bijdrage over Spanje voor www.uitpers.be.
Sarah De Vlam is niet alleen historica, maar ook linguïste - ze spreekt vlot Spaans en Catalaans en nog andere talen – maar, en dat is zeer belangrijk voor dit boek, ze werd ook Pyreneeënbewoonster: een nieuwe Catalaanse dus, maar dan wel met Gentse roots. Het is met dat ongewone, hybride profiel dat zij zich aan ‘Het Catalaanse labyrint’ heeft gezet. Je moet het maar durven, zo’n politiek heet hangijzer aan te pakken!
‘Passage Pyreneeën’ was nog een relatief ‘veilig’ boek – je kunt de vergeten geschiedenis opzoeken, maar ze blijft hoe dan ook op afstand – maar met dit thema waagt zij zich op zeer glad politiek ijs. Alleen de cover van het boek al - de Senyera, de Catalaanse vlag met vier rode strepen op een goudgele achtergrond, het symbool van het Catalaans onafhankelijkheidsstreven - dekt al een hele lading en ook heel wat sentimenten. De Vlam wenst, zo stelt ze van haar inleiding al dadelijk scherp, het Catalaanse nationalisme een onafhankelijkheidsstreven te noemen eerder dan te spreken over separatisme.
Ik kan de lezer al dadelijk gerust stellen: De (recente) geschiedenis van Catalonië is inderdaad een labyrint waarin verschillende nationalistische stromingen, waaronder niet in het minst het Vlaams-nationalisme, hun gading denken te kunnen vinden, maar dat betekent niet dat het boek labyrintisch is opgebouwd. Er zit structuur in die wijst op grondige (voor)kennis en inzicht. In haar epiloog probeert ze aan te geven hoe ze daarbij is te werk gegaan: ‘Het was tijdens het schrijfproces van dit boek niet moeilijk publicaties of informatieve duiding in de media te vinden. Geen enkele partij zat verlegen om zich te positioneren. En alle partijen, zo had ik het gevoel, trokken me mee in het labyrint. Om niet verloren te lopen ben ik blijven luisteren naar iedereen, en vooral naar diegenen die er nog in slaagden zonder al te veel vlaggengezwaai, rancune of ranzigheid hun eigen standpunt kenbaar te maken. Mijn uitweg uit het labyrint vond ik in de overtuiging dat nationalisme, groot óf klein, een constructie is die de eigen kwetsbaarheid zoveel mogelijk vermijdt en de eigen identiteit steeds wil verpakken. Maar ik voelde me wel schatplichtig om in dit boek de Catalanen voor zichzelf te laten spreken. Ik acht de lezers van dit boek hoog in, zij zullen zichzelf wel uit het labyrint loodsen.’ (p. 233) Dat zijn niet alleen wijze woorden, ze drukken ook haar respect uit voor de weerbaarheid van de Catalanen.
Ondanks haar betrokkenheid slaagt de historica er toch goed in om de ingewikkelde Spaanse politieke situatie te ontrafelen zonder te vervallen in een zuiver ideologische benadering. Dat alvast maakt dit boek zeer uitzonderlijk. De Nederlandstalige lezer mag zich gelukkig prijzen dat zo’n boek in de eigen moedertaal verschijnt. De impact ervan zou nog veel groter kunnen zijn wanneer er ook snel een Spaanse en/of Catalaanse vertaling zou verschijnen. Misschien maakt de aparte kijk van Sarah De Vlam die tegelijk in- en outsider is, wel een nieuwe, meer nuchtere ruimte bloot die niet fanatiek ingekleurd wordt door een centralistische of separatistische discours.
Lange en korte lijnen
In ‘Het Catalaanse labyrint’ trekt Sarah De Vlam lange, middellange en korte lijnen door de Catalaanse geschiedenis. Voor Catalonië is 1714 een zeer belangrijke datum. 11 september 1714, later de nationale feestdag la Diada, is uitgerekend de dag dat Barcelona de duimen legde voor de Frans-Spaanse legers. (Voor wie geïnteresseerd is: lees daarover de uitstekende roman ‘Victus, de val van Barcelona’ van Albert Sánchez Piñol).
In ‘Het Catalaanse labyrint’ trekt Sarah De Vlam lange, middellange en korte lijnen door de Catalaanse geschiedenis. Voor Catalonië is 1714 een zeer belangrijke datum. 11 september 1714, later de nationale feestdag la Diada, is uitgerekend de dag dat Barcelona de duimen legde voor de Frans-Spaanse legers. (Voor wie geïnteresseerd is: lees daarover de uitstekende roman ‘Victus, de val van Barcelona’ van Albert Sánchez Piñol).
De onafhankelijkheidsbeweging gelooft nog steeds dat 1714 het startschot is van de verspaansing en regionalisering van Catalonië, een deel noemt het zelfs onverbloemd een Spaanse bezetting. Sarah De Vlam: ‘De Catalanen kozen merkwaardig genoeg voor een nederlaag, wat heel uitzonderlijk is in de klassieke nation building, die het meer heeft voor triomftochten, Jeanne d’Arc-achtige figuren en het moedig platwalsen van de vijand. Maar de eerste Catalaanse nationalisten kozen ervoor hun geschiedenis te vieren en te vertellen vanuit een underdogpositie.’ (p. 231)
Op de middellange termijn is Jordi Pujol i Soley ontzettend belangrijk geweest voor Catalonië én voor Spanje. Hij was de eerste verkozen president van Catalonië, nadat Spanje in 1978 weer een democratische grondwet gekregen had. In zijn lange regeerperiode (tot 2003) voerde hij een gematigd beleid dat gebaseerd was op consensus en pacten met Madrid geïnspireerd op een gematigd nationalistische centrumrechtse ideologie. De Vlam: ‘De grote kracht van Jordi Pujol was dat hij zowel de Spaans-Catalaanse als de interne ideologische tegenstellingen kon overstijgen in het algemene belang van Catalonië, dat onder zijn mandaat steeds meer bevoegdheden naar zich toe kon trekken.’ (p. 26) Deze benadering bekend als het pujolisme dat stand hield tot in 2003, het jaar dat er in de deelstaatverkiezing, zeer nipt, een linkse coalitie werd gevormd.
In 2006 trokken de Catalanen naar de stembus om het Estatut, het statuut dat Catalonië meer autonomie verleende, goed te keuren, maar einde van dat jaar stapte de Partido Popular naar het Grondwettelijk Hof om het Estatut ongrondwettelijk te laten verklaren.
Vanaf toen zat het spel voorgoed op de wagen en begon de laatste periode die de bitse strijd tussen de deelstaat en ‘Madrid’ inluidde. Toch wezen de neuzen in Catalonië niet allemaal in dezelfde richting. Al jaren bestaat er in de regio een tendens om zich los te maken van ‘Madrid’ - ja - , maar niet bij iedereen. Ongeveer de helft van de bevolking is vóór onafhankelijkheid, de andere helft voelt zich Spaans. De Catalaanse bevolking is politiek lang niet eensgezind. Dat blijkt vooral in de hoofdstad Barcelona.
Vanaf toen zat het spel voorgoed op de wagen en begon de laatste periode die de bitse strijd tussen de deelstaat en ‘Madrid’ inluidde. Toch wezen de neuzen in Catalonië niet allemaal in dezelfde richting. Al jaren bestaat er in de regio een tendens om zich los te maken van ‘Madrid’ - ja - , maar niet bij iedereen. Ongeveer de helft van de bevolking is vóór onafhankelijkheid, de andere helft voelt zich Spaans. De Catalaanse bevolking is politiek lang niet eensgezind. Dat blijkt vooral in de hoofdstad Barcelona.
Over dat hybride karakter heb ik het verder nog wel meer. Daarover schreef hoogleraar filosofie Ana Marta González in 2021 in het korte, maar scherpe boekje El claroscuro catalán. Sarah De Vlam citeert haar: ‘De groeiende mobilisatie kreeg gehoor bij een ‘hybride groep mensen uit de vroegere arbeidersklasse, jongeren uit de middenklasse met linkse sympathieën, en een breed middenveld van bescheiden ondernemers-eigenaars die zich lieten inspireren door identitaire kwesties. Een hybride groep die zich identificeerde met 1714.’ (p. 232) In 2017 kwam het tot een regelrechte separatistische revolte met als culminatiepunt het moment dat voormalig minister-president Carles Puigdemont Catalonië onafhankelijk verklaarde. Dat gebeurde op 1 oktober 2017. Toen stemden 2,2 miljoen Catalanen in een verboden referendum over de afscheiding van Spanje. De Catalaanse Republiek werd eenzijdig uitgeroepen. Om dat momentum te omschrijven verwijst Sarah De Vlam naar een mooi citaat van Stefan Zweig uit ‘De wereld van gisteren’: ‘Alle individuen ervaarden een intensifiëring van hun eigen ik. De geïsoleerde wezens van kort daarvoor, voelden zich ineens deel van de massa, van het volk, waardoor hun “ik”, dat anders zo ordinair en onopvallend was, plots belangrijk werd.’
De reactie van De Spaanse regering die toen nog geleid werd door de rechtse Partido Popular van premier Mariano Rajoy nam op grond van artikel 155 van de Spaanse grondwet van 29 december 1978 de macht over in Catalonië. Artikel 155 stelt dat de Spaanse regering alle nodige middelen kan inzetten om de grondwettelijk orde in een Spaanse regio – er zijn er zeventien - te herstellen en dat is ook gebeurd. Niet zonder slag of stoot overigens. ‘Madrid’ haalde alle middelen boven, ook de niet zo fraaie, om de constitutionele orde te handhaven. Carles Puigdemont kon aan vervolging ontsnappen door naar België te vluchten, waar hij nog steeds verblijft, maar twaalf Catalaanse politici werden aangehouden en negen onder hen kregen in 2019 tijdens het ‘proces van de eeuw’, de belangrijkste rechtspleging sinds het herstel van de Spaanse democratie in 1976 na de dood van Franco, wegens ‘malversatie en opruiïng’ zeer zware gevangenisstraffen.
Vandaag is het politieke landschap op nationaal vlak behoorlijk veranderd. Sinds 2019 heeft Spanje een linkse minderheidsregering onder leiding van Pedro Sánchez bestaande uit het socialistische PSOE en het linkse Unidas Podemos van Pablo Iglesias (intussen afgetreden) en met gedoogsteun van het links-republikeinse Catalaanse ERC (Esquerra Republicana de Catalunya). Op 23 juni 2021 was het dan zo ver. Premier Pedro Sánchez, toch ook een vertegenwoordiger van een centralistisch Spanje, moest op eieren lopen om de vrijlating van de onafhankelijkheidsleiders te realiseren. De gratieverlening stelde de gevangenen inderdaad slechts op voorwaardelijke vrije voeten en er was geen schuldvrijspraak. Geen amnestie dus.
‘Premier Sánchez zou dat onmogelijk uitgelegd gekregen hebben aan de Spanjaarden en wellicht ook nooit door het parlement gestemd, want ook dat onderscheidde vergiffenis van vergeten. Terwijl hij alleen zijn ministers nodig had om gratie te verlenen, zou hij de amnestie moeten hebben voorleggen aan een halfrond waar hij nooit een meerderheid zou hebben overtuigd. Gratie was het hoogst haalbare.’ (p. 155) Onder links Spaans bewind zullen ze vrij kunnen rondlopen. Een ruk naar rechts, het gevaar dat dreigt na de algemene verkiezingen van 2024, ontneemt hen echter die garantie. De Partido Popular, VOX en Ciudadanos willen wraak voor de vergiffenis van premier Sánchez en zijn unitaristischer dan ooit. We mogen niet vergeten schrijft De Vlam: ‘De geest van Franco spookt over de Spaanse hooglanden, palmt het landschap én de dolende zielen in. Eigenlijk is Franco terug van nooit weggeweest, meent de onafhankelijkheidsbeweging.’ (p. 83) En dat weet en ondervindt ook de linkerzijde in het land.
Catalonië en Vlaanderen
Heel dat Catalaanse zelfstandigheidsverhaal is met Argusogen gevolgd in Vlaams-nationale kringen. Op het eerste gezicht zijn er nogal wat overeenstemmingspunten tussen Vlaanderen en Catalonië: het zijn twee regio’s van ongeveer dezelfde grootte (ongeveer 7,5 miljoen inwoners voor een oppervlakte zo groot als België) en met een geavanceerde industriële traditie. Toch zijn er behoorlijk wat verschillen. De Vlam: ‘De interne taalrealiteit van Catalonië is anders en veel complexer. De deelstaat is officieel tweetalig Catalaans én Spaans, maar de taalgrens – te begrijpen als de afbakening van het taalgebied waarvan het Catalaans de historische taal is – ligt enerzijds buiten de deelstaatgrenzen en is anderzijds onvatbaar in Catalonië zelf. Er is geen sprake van een Catalaanstalige versus een Spaanstalige gemeenschap naar Belgisch model.’ (p. 34) Catalonië moest het overigens niet alleen opnemen tegen de grote Spaanse reus, naar ook tegen een inheemse concurrent, de merknaam Barcelona, waar het Spaans al sinds jaar en dag dominant is.
Heel dat Catalaanse zelfstandigheidsverhaal is met Argusogen gevolgd in Vlaams-nationale kringen. Op het eerste gezicht zijn er nogal wat overeenstemmingspunten tussen Vlaanderen en Catalonië: het zijn twee regio’s van ongeveer dezelfde grootte (ongeveer 7,5 miljoen inwoners voor een oppervlakte zo groot als België) en met een geavanceerde industriële traditie. Toch zijn er behoorlijk wat verschillen. De Vlam: ‘De interne taalrealiteit van Catalonië is anders en veel complexer. De deelstaat is officieel tweetalig Catalaans én Spaans, maar de taalgrens – te begrijpen als de afbakening van het taalgebied waarvan het Catalaans de historische taal is – ligt enerzijds buiten de deelstaatgrenzen en is anderzijds onvatbaar in Catalonië zelf. Er is geen sprake van een Catalaanstalige versus een Spaanstalige gemeenschap naar Belgisch model.’ (p. 34) Catalonië moest het overigens niet alleen opnemen tegen de grote Spaanse reus, naar ook tegen een inheemse concurrent, de merknaam Barcelona, waar het Spaans al sinds jaar en dag dominant is.
De Vlam benadrukt ook herhaaldelijk de grote verschillen met Vlaanderen. Zo is er onder meer de sterke links-progressieve inslag van het Catalaanse nationalisme dat diepe wortels heeft in de antifascistische strijd van de twintigste eeuw. Ook het anarchistische en anarcho-syndicalistische gedachtegoed heeft een lange traditie in Catalonië. De Vlam: ‘Het xenofobe Vlaams Belang, de tweede belangrijkste pijler van het Vlaams-nationalisme, is de Catalanen een doorn in het oog en een tegenvoorbeeld van hoe zij nationalisme percipiëren. Maar niet dat alleen, het succes van de Vlaams-nationalistische partijen, met bijna de helft van de stemmen in Vlaanderen, staat te ver weg van de emancipatorische en taalkundige ontvoogding die in België inmiddels al decennialang geleden beslecht is. Het kleine gedecentraliseerde België met daarin het overwicht van Vlaanderen is evenmin representatief als evenbeeld van een oneerlijk gevecht van een kleine regio in een groot land met sterke centrifugerende mechanismen.’ (p. 134)
Puigdemont en Waterloo
Einde oktober 2017 vluchtte Puigdemont in allerijl de Pyreneeën over en vond hij een veilig onderkomen in ons land. Het Vlaams-nationalisme voelde veel empathie voor de verstoten Catalaan en hij kon zich dan ook rustig installeren in de omgeving van Waterloo, waar hij nog steeds verblijft. Die sympathie blijkt ook nu weer bij het verschijnen van het boek van Sarah De Vlam, want het werd gepresenteerd in het Vlaams parlement door Sarah De Vlam zelf met uitgever Karl Drabbe, Kas Swerts en Christiane Stallaert. Ook Carles Puigdemont was uitgenodigd, maar die is bij mijn weten niet komen opdagen. Er is dus belangstelling van diverse zijden voor het onderwerp en niet alleen van academische, maar ook van politieke aard. Toch is het enigszins verbazend dat de Vlaams-nationalistische partijen N-VA en VB enerzijds graag verwijzen naar Catalonië en grif handjes uitdelen aan Puigdemont, maar in het Europese halfrond deel uitmaken van de Europese Conservatieven en Hervormers, waartoe ook de extreemrechtse partij Vox behoort. En ook Puigdemont zelf blijft wat aan de zijlijn staan. Via zijn lobbywerk vanuit Waterloo probeert hij wel ‘Brussel’ te beïnvloeden maar hij heeft vooralsnog geen voet aan de grond kunnen zetten op het Europese schaakbord. Sarah De Vlam typeert hem ‘als een dolende ridder, als een lonesome cowboy in een desolaat landschap van sympathisanten’.
Einde oktober 2017 vluchtte Puigdemont in allerijl de Pyreneeën over en vond hij een veilig onderkomen in ons land. Het Vlaams-nationalisme voelde veel empathie voor de verstoten Catalaan en hij kon zich dan ook rustig installeren in de omgeving van Waterloo, waar hij nog steeds verblijft. Die sympathie blijkt ook nu weer bij het verschijnen van het boek van Sarah De Vlam, want het werd gepresenteerd in het Vlaams parlement door Sarah De Vlam zelf met uitgever Karl Drabbe, Kas Swerts en Christiane Stallaert. Ook Carles Puigdemont was uitgenodigd, maar die is bij mijn weten niet komen opdagen. Er is dus belangstelling van diverse zijden voor het onderwerp en niet alleen van academische, maar ook van politieke aard. Toch is het enigszins verbazend dat de Vlaams-nationalistische partijen N-VA en VB enerzijds graag verwijzen naar Catalonië en grif handjes uitdelen aan Puigdemont, maar in het Europese halfrond deel uitmaken van de Europese Conservatieven en Hervormers, waartoe ook de extreemrechtse partij Vox behoort. En ook Puigdemont zelf blijft wat aan de zijlijn staan. Via zijn lobbywerk vanuit Waterloo probeert hij wel ‘Brussel’ te beïnvloeden maar hij heeft vooralsnog geen voet aan de grond kunnen zetten op het Europese schaakbord. Sarah De Vlam typeert hem ‘als een dolende ridder, als een lonesome cowboy in een desolaat landschap van sympathisanten’.
Catalaanse herfst
En hoe is het intussen gesteld met Catalonië? In haar epiloog spreekt zij, vijf jaar na de feiten, van een Catalaanse herfst. ‘De overmoed van de Catalanen in de herfst van 2017 brak hen zuur op: gevangenisstraffen, ballingschap en talrijke juridische vervolgingen. Hoewel de mobilisatie aanvankelijk standhield, kreeg het hoogtepunt van de Catalaanse strijd de bittere en gekende smaak van een nederlaag. Zij die er het minst in hadden geloofd maar toch op gehoopt, haakten als eersten af. Gevoelens van ontgoocheling, ontnuchtering en onmacht volgden bij de brede basis van de onafhankelijkheidsbeweging. Aan het front ervan ontstond er een schisma tussen de leiders en partijen, en de koppige dissidente parallelle regering in Brussel die nu droomt van een virtuele Catalaanse Republiek.’ (p. 235)
En hoe is het intussen gesteld met Catalonië? In haar epiloog spreekt zij, vijf jaar na de feiten, van een Catalaanse herfst. ‘De overmoed van de Catalanen in de herfst van 2017 brak hen zuur op: gevangenisstraffen, ballingschap en talrijke juridische vervolgingen. Hoewel de mobilisatie aanvankelijk standhield, kreeg het hoogtepunt van de Catalaanse strijd de bittere en gekende smaak van een nederlaag. Zij die er het minst in hadden geloofd maar toch op gehoopt, haakten als eersten af. Gevoelens van ontgoocheling, ontnuchtering en onmacht volgden bij de brede basis van de onafhankelijkheidsbeweging. Aan het front ervan ontstond er een schisma tussen de leiders en partijen, en de koppige dissidente parallelle regering in Brussel die nu droomt van een virtuele Catalaanse Republiek.’ (p. 235)
Nog vele vragen
Sarah De Vlam is met dit boek een uitstekende gids in het Catalaanse labyrint: onbevooroordeeld, genuanceerd en toch met een warm hart voor Catalonië waarvan ze nu deel uitmaakt. Zij eindigt haar boek echter met een vraagteken, want de uitweg uit dat labyrint waarin beide partijen zich kunnen vinden is nog lang niet gevonden. Bovendien blijven er nog vele vragen onbeantwoord. Zo is er onder meer de vraag naar de geldstromen tussen deelstaten, een vraag die ook sommigen in Vlaanderen zich stellen. De Catalaanse campagne ‘Espanya ens roba’ (Spanje besteelt ons) waarmee verwezen werd naar de ongelijke geldstromen tussen de Spaanse regio’s kan daarmee in vraag worden gesteld. In federale landen vinden transfers plaats tussen gewesten omdat de nationale overheid er geen belang bij heeft dat de sociaaleconomische verschillen te groot worden. De gewesten die armer zijn dan het federale gemiddelde, ontvangen daarbij bijkomende middelen. Is het dan niet verdedigbaar vanuit een solidariteitsmechanisme dat de armere regio’s in Spanje, ik denk dan bijvoorbeeld aan Extremedura en Andalucía, meer ondersteuning krijgen die elders wordt weggetrokken?
Sarah De Vlam is met dit boek een uitstekende gids in het Catalaanse labyrint: onbevooroordeeld, genuanceerd en toch met een warm hart voor Catalonië waarvan ze nu deel uitmaakt. Zij eindigt haar boek echter met een vraagteken, want de uitweg uit dat labyrint waarin beide partijen zich kunnen vinden is nog lang niet gevonden. Bovendien blijven er nog vele vragen onbeantwoord. Zo is er onder meer de vraag naar de geldstromen tussen deelstaten, een vraag die ook sommigen in Vlaanderen zich stellen. De Catalaanse campagne ‘Espanya ens roba’ (Spanje besteelt ons) waarmee verwezen werd naar de ongelijke geldstromen tussen de Spaanse regio’s kan daarmee in vraag worden gesteld. In federale landen vinden transfers plaats tussen gewesten omdat de nationale overheid er geen belang bij heeft dat de sociaaleconomische verschillen te groot worden. De gewesten die armer zijn dan het federale gemiddelde, ontvangen daarbij bijkomende middelen. Is het dan niet verdedigbaar vanuit een solidariteitsmechanisme dat de armere regio’s in Spanje, ik denk dan bijvoorbeeld aan Extremedura en Andalucía, meer ondersteuning krijgen die elders wordt weggetrokken?
Een andere vraag heeft te maken met de aard van het Catalaanse onafhankelijkheidsstreven. Sarah De Vlam merkt zelf op dat het stemgedrag van de Catalaanse bevolking verschillend is en dat de onafhankelijkheidsbeweging geen stedelijk, maar een achterlandfenomeen is. Het rode Catalonië is voornamelijk de stedelijke en dichtbevolkte regio rondom Barcelona. De hoofdstad die onder het nu al twee termijnen durende bewind van Ada Colau als ‘rebelse stad’ kan worden bestempeld of dat althans probeert te zijn. Welke positie moet zo’n rebelse stad die tevens hoofdstad van Catalonië is en die geregeld honderdduizenden mensen op straat kreeg om te betogen tegen wat de dictaten van Madrid wordt genoemd, innemen in heel deze kwestie? Een dilemma waarmee Ada Colau en haar ploeg moesten afrekenen. Het is opvallend dat zij daarin altijd een voorzichtige houding heeft aangenomen. ‘De relatie tussen Catalonië en Spanje moet worden beslecht tijdens de verkiezingen en niet via de gevangenis,’ verklaarde Ada Colau nadat de Catalaanse dirigenten waren gearresteerd. Hoewel de rebelse burgemeester geen voorstander is van een afscheiding van Catalonië verdedigde zij toch het recht op beslissen van de Catalanen. Dat toch niet onbelangrijke aspect komt amper aan bod in het boek van Sarah De Vlam, terwijl ze toch het zeer hybride karakter van Catalonië duidelijk in de verf zet. Inderdaad, La Seu d’Urgell is Barcelona niet.
Karl Drabbe opende de boekvoorstelling in de Vlaamse Kamer met een vraag aan Sara De Vlam hoe inclusief de Catalaanse samenleving kan worden genoemd. Dat bleek al dadelijk een heel moeilijke. Zij vermeldt het links-republikeinse ERC (Esquerra Republicana) dat stelt: ‘Alle personen die in Catalonië wonen, zullen op het moment van de oprichting van de republiek de kans krijgen de Catalaanse nationaliteit te verwerven.’ Maar ze voegt er ook dadelijk aan toe dat Junts per Catalunya van Puigdemont vindt dat ‘zij in wij’ moeten veranderen. Door de culturele tempels te monopoliseren als spreekbuis voor de nationale constructie, wijzen ze de multiculturele en diverse samenleving af. En niet zo fraai over de Catalaanse samenleving klinkt ook haar beschrijving: ‘De ziel van de Catalaanse maatschappij is niet meritocratisch, maar hiërarchisch, ook voor de Catalanen zelf. De immigrant, die helemaal achteraan het rijtje staat, is welkom, maar moet zijn plek aanvaarden. De inschrijvingsgelden voor hogere studies en zeker voor mastertitels, die een ticket betekenen naar een mooie en goedbetaalde job, zijn een vorm van selectie die allesbehalve ‘natuurlijk’ is.’ (p. 188)
Toevallig verschijnt het boek van Sarah De Vlam op het ogenblik dat de Franse filosoof Bruno Latour stierf. Misschien kunnen zijn ideeën die hij verwoordt in ‘Waar kunnen wij landen?’ wel toegepast worden in een Catalaanse context. ‘Bodem’ in een zeer brede betekenis is een kernbegrip in Latours analyse. Niet de Blut und Boden benadering, maar de zoektocht hoe op de nieuw gevormde bodem waar de verschillende typen migranten zullen komen te wonen een nieuwe embryonale samenleving kan worden opgebouwd. Latour brengt niet alleen het sociale en het ecologische met elkaar in verband, maar voegt er ook een geologische component aan toe. Misschien kan daar op Catalaanse bodem werk van gemaakt worden. Sarah De Vlam besluit hoopvol: ‘Catalonië staat voor de enorme uitdaging om echt inclusief te zijn. Met een buitenlandse immigratiegeschiedenis die nog jong is, ligt de kans voor het grijpen om het generaties oude immigratiedebacle van de West-Europese buren te ontspringen. Daar zal het Catalaans alleen maar mee van profiteren. ‘ (p. 217)
Een excursie door ‘Het Catalaans labyrint’ van dat niveau is in het Nederlands, en bij mijn weten ook in andere talen, onbekend. Ik vind dat Karl Drabbe als uitgever niet anders kan dan er ook voor te zorgen dat er een vertaling volgt in het Spaans of een andere wereldtaal.
Walter Lotens
Walter Lotens
Dit boek werd eveneens gerecenseerd door Fons Mariën: https://humanistischverbond.be/kritisch-lezen/833/het-catalaanse-labyrint/
Meer van Walter Lotens