13 oktober 2022
Vijfde brief van Ronald Soetaert aan Johan Braeckman
Beste Johan
_1.
Om met de deur in huis te vallen. We hadden het een paar keer over de Waarheid en ik ventileerde mijn twijfels of ik die ooit wel zou vinden, dus ik had het over waarheidjes (om bestwil). Als ik dat nu herlees na jouw commentaar (met dank) wil ik dat onmiddellijk corrigeren of op zijn minst relativeren. Zelfs mijn uitspraken over de Waarheid blijken niet echt waar te zijn.
Daarom (en om nog meer redenen) ben ik zo slecht in deadlines want wat 's avonds waar lijkt, blijkt 's ochtends niet waardevol genoeg om door te sturen. Zo bleef ik schrijven en schrappen. Eigen schuld, dikke bult. Wat had mij bezield om iets over de oorlog in Oekraïne te schrijven en die en passant nog te voorspellen?
_2.
Vooraleer ik daarover verder mijmer, moet ik eerst iets vertellen dat me overkomen is. Echt Waar. Hoewel: als een van jouw studenten met zo'n verhaal afkomt, suggereer ik sceptisch te blijven. Het zit zo. Een paar weken geleden was mijn brief naar jou klaar want ik had besloten die niet meer te herlezen. Moe en min of meer tevreden mailde ik jou de tekst in het holst van de nacht. En ik kreeg geen antwoord. Aanvankelijk dacht ik dat je het druk had, in elk geval drukker dan ik. Daarna dacht ik dat je de brief liever niet beantwoordde, laat staan publiceerde. Ik herlas mijn epistel en vond mezelf te veel poseren als een apostel van de twijfel.
_3.
Een tijdje later zat ik in goed gezelschap op een terras te praten over koetjes en kalfjes, en zo kwamen we dan uiteindelijk bij het wereldnieuws terecht. Over de oorlog In Oekraïne die zo dichtbij was … maar toch ver genoeg om niet gestoord te worden door duizend bommen en granaten. Ongestoord ventileerden we meningen op ons terras. 'Lekker in de zon', constateerde ik luidop. Op terras ben ik niet alleen toeschouwer van de stad, maar ook nog eens toeschouwer van het gesprek. Het werd eventjes stil en om het goed te maken trakteerde ik met een rondje gin-tonic. Ik klonk op de Vrede … Het gezelschap deed mee behalve een naamgenoot van jou – Johan II dus – die zei dat oorlog soms noodzakelijk was. En na van zijn glas gedronken te hebben, mijmerde hij verder dat geen mening hebben gelijk stond aan het wegkijken van de reële problemen en dat was uiteindelijk een vorm van collaboreren met de vijand. Hij citeerde Hannah Arendt die zou geschreven hebben dat apathie aan de basis ligt van de banaliteit van het kwaad. 'Waarom citeren al mijn vrienden nu Hannah Arendt?', vraag ik me in stilte af.
Johan II is de jongste in ons gezelschap en vertegenwoordigt een nieuwe generatie die wat meewarig en zelfs kwaadaardig naar mijn generatie Gutmenschen kijkt. Terwijl hij sprak, keek hij me strak aan. Tja, zei ik, en ik keek omhoog en zong van binnen Ramses Shaffy: 'Hoog Sammy, kijk omhoog Sammy
Want daar is de blauwe lucht'.
Want daar is de blauwe lucht'.
Kromme kromme Sammy
Dag Sammy domme domme Sammy
Kijkt niet om zich heen
Doet alles alleen en vindt de wereld heel gemeen
Dag Sammy domme domme Sammy
Kijkt niet om zich heen
Doet alles alleen en vindt de wereld heel gemeen
Ja, ja, zo voelde ik mij. Maar ondertussen ging Johan II door en zei dat hij met interesse mijn brief over Oekraïne had gelezen maar het grondig oneens was met mijn koketteren met twijfel. Groot was mijn verbazing. Had je dan toch mijn brief gepubliceerd? Maar tijdens het gesprek realiseerde ik mij dat ik mijn tekst niet naar jou maar naar de Johan-van-het-terras gestuurd had. Tot verbazing van de verkeerde Johan! Ik had dus bij geadresseerde 'Johan' ingetikt en jij hebt mijn brief nooit gekregen. Enerzijds een opluchting omdat zo het feit van jouw stilzwijgen nu een andere betekenis krijgt, anderzijds een diep schuldgevoel dat ik de deadline zo ruim overschreden had.
Dat schuldgevoel werd nog versterkt door Johan II die mij beschuldigend bleef aankijken. Terwijl ik het gesprek een andere wending wou geven … herhaalde Johan II zijn stokpaardje door Jonathan Holslag te citeren: 'Eigenlijk zou je elke week een vriend of een collega gewoon een vraag moeten stellen. Bijvoorbeeld: "Wat vind je nu van de toestand in Oekraïne?". Het werkt beter dan een preek en toont dat het dom is om over die dingen geen mening te hebben.'
_4.
Wat vonden wij van de toestand in Oekraïne? Tijdens gesprekken volg ik de raad dat je een kring moet verlaten als je de slimste bent, maar ik blijf luisteren want ik heb hier te maken met een belezen gezelschap dat met kennis van zaken spreekt.
Johan II opende de conversatie met een geopolitieke analyse. Daarna namen de gepensioneerden het woord. Jan vroeg aandacht voor het perspectief van de Russen. Piet was solidair met de Oekraïners en eiste daadkracht van onze regering. Corneel vond dat we verder moesten blijven praten. 'En de soldaten?', vroeg iemand wiens naam mij nu ontsnapt (een beetje zoals de onbekende soldaat). 'En de burgers?', vroeg ik dan maar – 'de slachtoffers die misschien niks te maken hebben met al die meningen?'. Ik nam een slok van mijn gin-tonic en zei moedig: 'ik voel niet de behoefte te gaan vechten, laat staan mijn kinderen naar het slagveld te sturen'. Ik denk aan de serie Succession op Netflix waar de vader aan zijn kinderen iets over het leven vertelt: 'Life's not knights on horseback. It's a number on a piece of paper. It's a fight for a knife in the mud.' Ach, ik luisterde verder naar hun intelligente interpretaties van de oorlog als een schaakspel maar je zal maar een pion zijn …
Toch, herhaalde Johan II, is het dom geen mening te hebben. Ach, denk ik nu, ik heb wel degelijk een mening of beter ik heb verschillende meningen die elkaar tegenspreken.
Toch, herhaalde Johan II, is het dom geen mening te hebben. Ach, denk ik nu, ik heb wel degelijk een mening of beter ik heb verschillende meningen die elkaar tegenspreken.
_5.
Mijn gesprekspartners op het terras waren niet van de straat en duidelijk meer geïnformeerd dan ik. Zij hadden – om met Vermeersch te spreken – daar lang over nagedacht. Ze hadden elk hun eigen expertise wat ik al vaker in deze brieven hun getraind onvermogen heb genoemd. Elk perspectief of verhaal was waar en ook wel niet waar. Elk verhaal, elke waarheid had zijn hellend vlak. Ik herinner me een uitspraak van iemand die schreef dat als hij zich op een hellend vlak bevond hij een terras bouwde. En op ons terras had ik een déjà vu: al die verhalen met feiten – feiten die al vlug interpretaties werden. En een mening. Ik herinnerde me een krantenartikel dat mooi samenvatte wat ik zag gebeuren: 'in een wip van duif naar havik'.
Nog een paar gin-tonics en mijn kameraden trokken ten strijde.
_6.
En ik moest aan het begin van de Reis naar het Einde van de Nacht van Céline denken (waar we het al over hadden): een warme dag waarop de Parijzenaars achter een glas bier op een terras vertoeven. Inderdaad, zoals wij daar ook zaten maar in Gent. Dat zinnetje is mij bijgebleven: 'Zo is het begonnen. Ik had tevoren nooit iets gezegd. Nooit. Arthur Granate, die heeft me aan het praten gebracht.' Ik zoek het op hoe het verder gaat en kan het niet laten te citeren:
'Maar laat me daar nou net voor het café waar wij zaten, een regiment voorbijtrekken, met voorop de kolonel op zijn paard, en hij zag er zelfs erg aardig uit en heel flink, die kolonel! Ik sprong enthousiast op.'
De verteller besluit om mee te stappen, overmand door vaderlandsliefde en haat voor de vijand. Zijn kameraad probeert hem tot rede te brengen maar hij geniet van de roes. Ik citeer maar verder want het is leerzaam:
''We zullen wel zien, hé lummel!', had ik zelfs nog tijd hem toe te roepen voordat we met het regiment, achter de kolonel en zijn muziek aan, de hoek omgingen. Zo is het precies gegaan.
Toen hebben we lang gemarcheerd. Straat in, straat uit, vol mannen in burger met hun vrouwen die ons aanmoedigden en ons bloemen toewierpen van de terrasjes, voor de stations, uit de volle kerken. Er waren heel wat goede vaderlanders! En toen waren er minder vaderlanders ... Het begon te regenen en er waren er hoe langer hoe minder op de weg, die ons aanmoedigden en toen helemaal niemand meer, geen sterveling.
Waren we dus alleen nog maar onder elkaar? In rijen achter elkaar? De muziek hield op. 'Eigenlijk is er niets meer aan!', heb ik toen tegen mezelf gezegd, toen ik zag waar het op uitdraaide. ''t Is waardeloos!' Ik wilde weggaan. Maar te laat! Ze hadden stilletjes de poort achter ons, burgers, gesloten. We zaten als ratten in de val … .'
Dit laatste was de ervaring van veel soldaten tijdens WOI. Of is het de ervaring van alle soldaten?
_7.
Terug naar het terras en de gin-tonic. Het gezelschap overweegt nog een rondje maar moet eerst luisteren naar de historicus die vertelt dat de gin-tonic een uitvinding is van het Britse leger uit de oorlog. Als we onze tonic toevoegen aan de gin, vertelt de historicus dat kinine in de 18de eeuw hielp tegen malaria en dat alcohol mensen overmoedig maakt. Ik bespaar je de rest van de geschiedenis maar de moraal lijkt: zonder oorlog geen gin-tonic.
En over de oorlog wordt verder gediscussieerd. Opnieuw heb ik een déja vu. Ik dacht aan jouw verwijzing naar de film Rashomon van Kurosawa. Je kon inderdaad vermoeden dat dit een van die films is die mij uitermate inspireert. Al die getuigen die een eigen verhaal vertellen over wat er eigenlijk gebeurd is – een moord en een verkrachting. Misschien liegen ze niet eens …
Over mijn dubbele waarheden (eigenlijk zijn er zelfs meer, denk ik) schreef je enerzijds instemmend, anderzijds terecht ook een beetje ontstemd: 'de feiten zijn wat ze zijn'. Maar – mijmer ik dan – zelfs als we het eens zijn over de feiten zijn de interpretaties bron van onenigheid. Op het terras gebruikten de historici andere historische feiten afhankelijk van hun nationaal/nationalistisch perspectief.
'Words, words …', schreef Shakespeare. 'Facts, facts …', schrijf ik.
Trouwens, Sherlock Holmes zei: 'there is nothing more deceptive than an obvious fact' – maar dat weet je als Holmes-kenner.
'Words, words …', schreef Shakespeare. 'Facts, facts …', schrijf ik.
Trouwens, Sherlock Holmes zei: 'there is nothing more deceptive than an obvious fact' – maar dat weet je als Holmes-kenner.
Ik beluister de historische verhalen aandachtig en zie hoe ze ingezet worden om oorlogen te beginnen, terwijl ik ze eerder voorbeelden vind van de menselijke komedie en een aansporing om de vrede te bewaren. Ach, de oorlog is waanzin ... (aldus de paus, las ik in de krant).
Waarschijnlijk is dat de blik van een retoricus. De logicus wil iets anders. Voor logica bleek ik – na de lessen van Apostel – niet slim genoeg. Hoewel, wat is slim? Lang geleden had ik daar een gesprek over met Apostel zelf die gefascineerd werd door wereldbeelden. Als ik het goed heb, constateerde hij dat hét wereldbeeld niet bestaat maar dat we het bestaan van vele wereldbeelden moeten aanvaarden om te blijven praten. Mag ik hier wereldbeeld door waarheid vervangen?
In elk geval waarheden veranderen als wereldbeelden veranderen.
In elk geval waarheden veranderen als wereldbeelden veranderen.
Ik vertel het gezelschap wat ik geleerd heb, en citeer een zinnetje uit een interview met Piet Piryns: 'In Vietnam en Cambodja heb ik geleerd hoe de slachtoffers van gisteren de beulen van vandaag kunnen zijn'.
Ik knipte een cartoon uit van Zak waarin gezegd wordt dat het tijd wordt standbeelden voor Zelinsky op te richten zodat die binnenkort konden worden neergehaald.
Ik knipte een cartoon uit van Zak waarin gezegd wordt dat het tijd wordt standbeelden voor Zelinsky op te richten zodat die binnenkort konden worden neergehaald.
_8.
Het wordt tijd om naar huis te wandelen met een omweg langs de boekhandels met het vaste voornemen geen boeken meer te kopen. Ik eindig in De Slegte waar een stapel exemplaren van De Geschreven Oorlog mij verleidelijk aankijken. Een bloemlezing met getuigenissen over de Eerste Wereldoorlog.
Nog maar eens een boek kopen? Ik aarzel maar word verlokt door de inleiding van Erwin Mortier: 'Gaandeweg verstrengelen al die getuigenissen zich tot een steeds verder uitdijend landschap van stemmen'. Mortier vermeldt de Menenpoort waar de namen van de slachtoffers te lezen zijn. Hij citeert Stefan Zweig: het monument is 'geen gedenkteken voor de oorlog voor heldenmoed en vaderlandsliefde, maar voor de doden als dusdanig, zonder onderscheid van herkomst en overtuiging'. Ach wat is het herkenbaar wat Mortier verder noteert over hoe de aanvankelijke geestdrift voor de strijd verandert in afschuw. De idealen zinken weg in modder en bloed. Meer dan duizend pagina's voor de prijs van één gin-tonic. Verkocht.
Ik wandel verder in de stad en ik eindig in mijn stamcafé annex brocanterie met veel speelgoed. Een guilty pleasure. Ik zie de soldaatjes waar ik vroeger mee speelde. Het leven was een spel tussen goed en kwaad. En kijk, ik koop oude soldaatjes die me ondanks de tragedie doen glimlachen. Thuisgekomen installeer ik mijn speelgoed als een kerststalletje: 'Vrede, vrede, vrede op aarde aan alle mensen die van goeden wille zijn'. Maar ja, niet iedereen is van goede wil. Tijd voor een gin-tonic. En ik klink op de slachtoffers, zoek een gedicht dat ik me daarover herinner van Wislawa Szymborska. Ik citeer een paar verzen om verder over te mijmeren.
Na elke oorlog
moet iemand opruimen.
Min of meer netjes wordt het tenslotte niet vanzelf.
moet iemand opruimen.
Min of meer netjes wordt het tenslotte niet vanzelf.
Iemand moet het puin
aan de kant schuiven
zodat de vrachtwagens met lijken
over de weg kunnen rijden.
aan de kant schuiven
zodat de vrachtwagens met lijken
over de weg kunnen rijden.
(…)
Fotogeniek is het niet
en het kost jaren.
Alle camera’s zijn al
naar een andere oorlog.
en het kost jaren.
Alle camera’s zijn al
naar een andere oorlog.
(…)
In het gras, dat oorzaak
en gevolg overwoekert,
moet iemand liggen die
met een aar tussen zijn tanden
naar de wolken staart.
en gevolg overwoekert,
moet iemand liggen die
met een aar tussen zijn tanden
naar de wolken staart.
Kijk, omhoog Sammy. En ik stuur mijn veel te lange brief door. Twee keer zo lang als afgesproken maar je hebt ook drie keer zo lang moeten wachten op mijn antwoord. Mijn excuses.
Met twijfelende maar waarachtig vriendelijke groeten
Ronald
Meer van Ronald Soetaert