8 december 2022
'Gespleten en bescheten'
Waarom universiteiten schrijvers en kunstenaars als gesprekspartner academisch eerbewijs leveren
De voorbije weken en maanden was in de Vlaamse media nogal wat te doen over het stadsdichterschap in Antwerpen. Nadat Ruth Lasters bedankte voor het ambt, hebben intussen kort voor Sint-Maarten ook de vier andere stadsdichters (Yannick Dangre, Lotte Dodion, het duo Proza-K en Lies Van Gasse) de spreekwoordelijke pijp aan Maarten gegeven. Op Gedichtendag 2022 werden ze aangesteld door het stadsbestuur van Antwerpen. Lang heeft die samenwerking niet geduurd. Nabilla Ait Daoud, Antwerpse schepen van Cultuur, heeft duidelijk geen kaas gegeten van de portefeuille waarvoor ze in het college is aangesteld. De schepen haalt sardonisch haar neus op voor schone letteren. Vooral wanneer ze schuren en vingers leggen op etterende wonden in het stadsweefsel. Exit stadsdichterschap, dat naar het voorbeeld van een Nederlandse praktijk en de aanstelling van Gerrit Komrij als Nederlands Dichter des Vaderlands twintig jaar geleden ook in Vlaanderen van start ging. Met de aanstelling van Lanoye als eerste Antwerpse stadsdichter.
In 2003-2004 was Lanoye in de Sinjorenstad de eerste sinjeur, hoewel geboren in Sint-Niklaas, die het kleed van stadsdichter mocht aantrekken. Samen met zijn opvolgers Ramsey Nasr (2005) en Bart Moeyaert (2006-2007), zo bracht rector Herman Van Goethem mij in herinnering, mocht hij op 26 april 2007 de titel van doctor honoris causa ontvangen van de Universiteit Antwerpen. Het is een eerbetoon voor het (maatschappelijke en culturele belang van het) stadsdichterschap, zoals gezegd inmiddels 'gespleten en bescheten' en roemloos ten grave gedragen.
Tom Lanoye is alumnus van de toenmalige Rijksuniversiteit Gent, waar hij tussen 1976 en 1980 Germaanse filologie en sociologie studeerde. Hij is sinds decennia een toonaangevende literaire stem in het Nederlandse taalgebied. Het creatieve en kritische werk, bestaande uit romans, dichtbundels, toneelteksten, vertalingen, essays en columns, kan op ruime publieke belangstelling rekenen.
Laat mij hier een pleitrede uitspreken. Volgens recente cijfers van Literatuur Vlaanderen zijn in totaal vijftig vertalingen beschikbaar van werk van Lanoye, van Afrikaans tot Tsjechisch en Wit-Russisch. Alleen al in het Afrikaans zijn nogal wat titels vertaald: Bloed en rozen door Marthinus Basson, Een slagerszoon met een brilletje, Kartonnen dozen, Sprakeloos en Gelukkige slaven door Daniel Hugo en de toneelteksten Mamma Medea en Koningin Lear door Antjie Krog. De schrijver oogst al vele jaren internationale roem. Ook in het Franse taalgebied, onder meer dankzij Troisièmes noces (Franstalige verfilming van de roman Het derde huwelijk) en Langue de ma mère (Sprakeloos), kan Lanoyes werk op aandacht rekenen en ontvangt het gunstige reacties in de literatuurkritiek. Naast onder anderen Hugo Claus – Lanoye is wel eens de literaire zoon van het 'monstre sacré van de Belgische literatuur' genoemd – en Stefan Hertmans is Lanoye wellicht de bekendste hedendaagse Nederlandstalige auteur in het Franse landsgedeelte. Opvoeringen in Duitsland (zoals in 2021 Richard the Kid/The King door Schauspiel Hamburg) en vertalingen van theaterteksten in vele talen dragen er aanzienlijk toe bij dat de schrijver een internationaal postuur heeft.
Een van de romantitels die veel aandacht kreeg, ook dankzij de verfilming, is de monstertrilogie (Het goddelijke monster, Zwarte tranen en Boze tongen). Vermeldenswaard in de omvangrijke lijst met titels zijn de hertaling van meertalige oorlogspoëzie (Niemands Land. Gedichten uit de Groote Oorlog (2002) en Overkant (2004) en natuurlijk het alom geprezen Ten oorlog, de bewerking van Shakespeares koningsdrama's – in verschillende talen opgevoerd. Het is niet overdreven te stellen dat de schrijver in meerdere genres werk van formaat levert. Recente titels zoals Vrij – wij? (poëziegeschenk, Gedichtendag 2019), de theaterteksten Verloren vader en Wie is bang? (2019) en de roman Zuivering (2017) geven een beeld van de productiviteit van de schrijver.
Lanoye geeft ook in fysieke zin stem aan zijn werk op het podium. Nog voor in het Nederlandse taalgebied sprake was van podiumpoëzie of slam poetry was hij al de vertolker van zijn eigen creatieve productie. Lanoye is naast begenadigd schrijver een geboren acteur-performer. Zijn werk is bekroond met meerdere prijzen, zoals de Gouden Uil Literatuurprijs, de Vijfjaarlijkse Prijs voor Podiumteksten en de Constantijn Huygensprijs 2013.
Lanoye geeft ook in fysieke zin stem aan zijn werk op het podium. Nog voor in het Nederlandse taalgebied sprake was van podiumpoëzie of slam poetry was hij al de vertolker van zijn eigen creatieve productie. Lanoye is naast begenadigd schrijver een geboren acteur-performer. Zijn werk is bekroond met meerdere prijzen, zoals de Gouden Uil Literatuurprijs, de Vijfjaarlijkse Prijs voor Podiumteksten en de Constantijn Huygensprijs 2013.
Daarenboven is hij nadrukkelijk aanwezig in het politiek-maatschappelijke debat. Met opinieteksten en columns in dag- en weekbladen (onder meer gebundeld in Het vroegste vitriool 1983-1993 en Vitriool voor gevorderden 1994-2003), radio- en televisieoptredens in Nederland en België, vertolkt Lanoye op de hem kenmerkende wijze kritische standpunten. Hij laat zich ook gelden op het gebied van de literatuurbeschouwing, zoals in Maten en gewichten (1994), Gespleten en bescheten (1998) en Schermutseling (2007).
Verder is zijn betrokkenheid bekend bij het literaire bedrijf in Zuid-Afrika. Toneelteksten, zoals eerder vermeld Mamma Medea en Koningin Lear (vertaling Antjie Krog), en ook romans zijn in het Afrikaans vertaald. Geregeld licht hij in de Vlaamse media de politieke en maatschappelijke context toe van het huidige Zuid-Afrika. Of hij treedt op als brugfiguur tussen de Lage Landen en Zuid-Afrika en genereert in Vlaanderen aandacht voor schrijvers en journalisten (zoals recent Marianne Thamm, journalist van The Daily Maverick).
Het toneelwerk, ook in vertaling, wordt door gereputeerde binnen- en buitenlandse theatergezelschappen opgevoerd. Lanoye brengt zoals eerder vermeld geregeld ook zelf teksten succesvol op de planken – Lanoye als performer – en hij bewerkte zijn romans als toneelteksten (zoals Sprakeloos) of werkt mee aan verfilmingen van zijn romans.
Lanoyes werk wordt bestudeerd aan universiteiten in Nederland en België, ook aan de UGent. Niet alleen worden geregeld scripties gewijd aan het literaire oeuvre, er zijn ook de studies van studenten over Ten Oorlog, Lanoyes geroemde adaptatie van Shakespeares koningsdrama's, en bijvoorbeeld over de hertaalde en bewerkte gedichten van de Groote Oorlog-schrijvers in de prachtig uitgegeven bundels Niemands Land en Overkant. Hij is af en toe te gast aan zijn alma mater, zoals ter gelegenheid van 200 jaar UGent (2017) en recent naar aanleiding van een optreden met gastschrijver Antjie Krog ('writer in residence') in De Tinnenpot. Voor de research die ten grondslag ligt aan het literair werk, zoals onlangs voor de collaboratieroman De draaischijf, doet de schrijver wel vaker een beroep op het werk van historici. Hij schuwt het debat niet, ook niet in het gesprek met academici en hun verhalende constructies van het verleden.
Op basis van de internationale literaire renommee, het belang van zijn rijk geschakeerde oeuvre in het Nederlands, de interdisciplinariteit van zijn schrijversoptreden én de maatschappijkritische presentie in het publieke domein, verdient Lanoye voor zijn literaire en algemeen-culturele verdiensten van de academische wereld een erkenning. Daarenboven is hij als romancier een verhalenverteller: fictionele verhalen die vaak dieper snijden en meer empathie opwekken dan de louter op feiten gebaseerde geschiedverhalen. Bij uitstek is geschiedschrijving een narrativisering van het verleden. Door de kracht van de taal wordt dat verleden naar het heden en de lezer gebracht. Bij uitstek een literaire auteur, zo schreef Brian McHale al in het hoofdstuk 'Historiographic Metafiction' in The Cambridge History of Postmodern Literature (2016), heeft door het métier van de storytelling het vermogen om dat verleden inlevend te maken en dichter bij de wereld van vandaag te brengen. Alleen al vanwege die toegevoegde waarde naast de academische geschiedschrijving is het dan ook aangewezen dat universiteiten ook schrijvers prijzen. Ook al hebben die geen profiel van academisch wetenschapper.
Een universiteit kan schrijvers en kunstenaars eren als volwaardige gesprekspartners van academisch onderzoekers. Schrijvers dragen bij aan – met een afschuwelijk lelijk woord – valorisatie van wetenschappelijk onderzoek. Lanoye is het prototype van de schrijver-onderzoeker, het schrijverstype van de 'poeta doctus', die niet over een nacht ijs gaat, zich terdege informeert en het gesprek aangaat met geschiedverhalen die historici in de universitaire wereld produceren. Hij is vertrouwd met de stand van het (historisch) onderzoek en zoekt zijn gespreksgenoten. Dat is onder meer gebeurd voor De draaischijf (2022), waarvoor onderzoek is gebruikt van onder anderen Dieter Vandenbroucke en bijdragen in bijvoorbeeld Verbrande schrijvers. 'Culturele' collaboratie in Vlaanderen (2009), de opstellenbundel die ik met Lukas De Vos en Ludo Stynen samenstelde. Daarenboven maakt Lanoye onderzoekers alert. Hij houdt hen bij de les of daagt hen uit, prikkelt met polemische uitspraken die nooit vrijblijvend of at random zijn. Interessant in het licht van de hele literaire én geschiedeniscanon-tamtam dezer dagen is wat Lanoye daarover te zeggen heeft. Persoonlijk, scherpzinnig, in ieder geval véél om er ook als onderzoeker dieper over na te denken.
Lanoyes romans zijn maatschappelijk betrokken en voegen onmisbare pigmenten en accenten toe aan de academisch-wetenschappelijke historiografie. Kleine verhalen vertellen het grote verhaal. Of zoals boven een artikel van Annelies Beck staat in De Standaard der Letteren (26 november): 'De geschiedenis is verre van voorbij'. Ook Stefan Hertmans, met zijn magistrale (autofictionele) huizentrilogie – Oorlog en terpentijn (2013), De bekeerlinge (2016) en De opgang (2020) –, Pol Hoste, of bijvoorbeeld Jeroen Olyslaegers en David Van Reybrouck vertellen met hun romans, gebaseerd op grondige research, particuliere verhalen en brengen op die manier het onvatbare en onachterhaalbare verleden tot bij de lezer.
Bovenstaand pleidooi geldt wederzijdse erkenning. Daarenboven maakt een universiteit met dergelijke bekroningen of eerbewijzen een statement. Wanneer het een schepen om welke reden ook, in ieder geval rücksichtslos, betaamt om een institutie – binnenkort twintig jaar geleden geïnitieerd – met een pennentrek weg te schrijven uit het actuele cultuurlandschap, moet behalve door dichters en andere actoren in het culturele veld maatschappelijk tegengewicht worden geboden.
Alleen al voor de hier vermelde realisaties en maatschappelijke verdiensten kan de alma mater overwegen Tom Lanoye te eren met een academische titel, naast de gedeelde doctorsgraad die hij vijftien jaar geleden in Antwerpen ontving, en dus opnemen in de eminente galerij van Gentse eredoctores. Tot dat uitgelezen gezelschap behoren naast vele binnen- en buitenlandse wetenschappers ook schrijvers en kunstenaars. De UGent maakt er trouwens een traditie van op voordracht van de rector, de vicerector en academische collega's schrijvers, theatermakers en beeldende kunstenaars voor te dragen. In de tabula gratulatoria gandavensis, met literaire auteurs zoals Breyten Breytenbach (2014) en Leonard Nolens (2018), zal alumnus Tom Lanoye niet misstaan. Het Gents Universiteitsmuseum, bekend als het GUM, is een Forum voor wetenschap, twijfel en kunst. In het gesprek tussen kunst en wetenschap spelen ook schrijvers een niet te veronachtzamen inspirerende rol.
Meer van Yves T'Sjoen