16 augustus 2023
Het recht van de luidste
'Het hangt ervan af hoe je er gebruik van maakt', hoor je vaak zeggen. Maar van sommige producten weet je meteen dat ze rampzalig zullen uitpakken, zoals je het kon weten van de draadloze luidsprekers die ruim een decennium geleden over de hele planeet neerdaalden. Miljoenen jongeren, maar ook al die tot eeuwige jeugd veroordeelde volwassenen kunnen nu overal die dreun waaraan ze verknocht zijn met zich meenemen: op pleintjes, in parken, op platsoenen, op bootjes, op bierkarren, op fietsen, op gocarts … Gewoon ergens gezellig samenzitten is niet meer genoeg. Dat samenzijn moet worden onderstut, versterkt, opgepimpt door een stevige, ritmische dreun, alsof ze bang zijn dat daarzonder helemaal niets meer te beleven zou vallen, dat zich in de stilte plots een schrikwekkende leegte zou openen. 'Neem je feestje nu overal mee naartoe met de JBL PartyBox On The Go!' 'De GTK-XBGO is in normale toestand al krachtig te noemen, maar om echt feest uit de speakers te krijgen druk je de EXTRA BASS-knop in.' Het feest komt dus echt uit de luidspreker, en hoe harder en dieper de dreun, hoe feestelijker - en uiteraard: hoe intimiderender voor de onvrijwillige toehoorders.
Vaak is het gebruik van luidsprekers een daad van onvervalste agressie. Bij sommige feestjesbouwers voel je dat de dreun voor hen de intensiteit van de beleving pas echt opvoert voorzover ze er anderen mee terroriseren, en liefst tot in de wijde omtrek. Dit is wellicht wezenlijk aan vulgariteit: het onvermogen te genieten zonder dat aan een onvrijwillig publiek te laten zien en horen, alsof men enkel in het eigen genieten gelooft via het oog en oor van opgeschrikte buitenstaanders. Er gaat van de opgefokte uitgelatenheid van met geluidversterkers gewapende feestneuzen vaak iets sinisters uit. Een gênant voorbeeld hiervan zijn mensen die in de wateren van de binnenstad op een loeiharde dreun opzichtig staan te hotsen op boten - je hoort ze van honderden meters ver aankomen.
Al die door een logge basdreun gedragen ‘muziek’ dient niet om naar te luisteren. Ze verwacht geen ontvankelijkheid van je. Ze gunt je niet de keuze om je voor haar open te stellen dan wel af te sluiten. Ze dringt, stoot meteen tot je door en herhaalt die stoot om de zoveel seconden, je er telkens aan herinnerend dat er aan haar niet te ontsnappen valt. Het is alsof iemand je ritmisch en in hoog tempo stompen toedient. Deze muziek is gemaakt om zich op te dringen. Ze wil zich in je ingewanden nestelen, je hartslag overnemen. Ze is principieel lui en ongeïnspireerd, als iemand die de traagheid en omslachtigheid van het verleiden overslaat en meteen verkracht.
Deze muziek lijkt gemaakt om alomtegenwoordig te zijn. Ze is zo monotoon en onpersoonlijk dat ze kan doorgaan voor neutraal. Dat ze door niemand lijkt gemaakt en door niemand wordt beluisterd, lijkt haar het recht te geven overal door te dringen. Haar gedreun vormt de hartslag van de geglobaliseerde wereld en dat verklaart misschien waarom slechts een kleine minderheid haar ondraaglijk en hatelijk vindt.
Degenen die er genoegen in scheppen de openbare ruimte met hun muziek te verontreinigen, voelen dat ze de tijdgeest mee hebben. Vandaar dat ze vaak helemaal uit de lucht vallen wanneer je hen erop aanspreekt. Bovendien ligt de auditieve vervuiling waaraan ze zich arrogant of blakend van onschuld te buiten gaan in het verlengde van het muzikale nihilisme dat al een halve eeuw de boventoon voert. Overal krijg je muziek opgedrongen die is uitgekozen met de grootst mogelijke onverschilligheid voor kwaliteit, muziek die er enkel toe dient om de 'beleving' van de betreffende locatie een boost te geven: in supermarkten, kledingzaken, restaurants, café's, tot en met de wachtzalen van ziekenhuizen waar je om één of andere redenen wordt verplicht om naar Radio2 te luisteren. Het nihilistische uitgangspunt lijkt hier dat iedereen muziek van de laagste kwaliteit kan smaken, terwijl betere muziek meteen bevreemdend of elitair zou aandoen. Alsof de angst bestaat dat, indien er stilte over de mensen zou neerdalen, er een soort paniek zou uitbreken, want dan zouden ze plotseling onbeschermd zijn overgeleverd aan … zichzelf, aan wat er allemaal in hun hoofd rommelt en broeit.
Neem nu die mooie bocht voorbij het casino in Oostende. Het is één van de mooiste plekken van België. Vanaf een lange, houten bank kun je er, beschut tegen de wind, van de zonsondergang genieten. Dit genot wordt echter sinds een paar jaar grondig verstoord. Boosaardige luidsprekers op het terras van het casinorestaurant laten een loeiharde dreun op je los. Sta je teleurgesteld op en steek je de dijk over richting strand, dan wordt deze dreun afgelost door die van de Blue Buddha Beachbar waarvan de naam ongetwijfeld wil beduiden hoe 'heerlijk relaxed' het er daar aan toe gaat. Kortom: wat ooit een heerlijke plek was om te vertoeven is nu verworden tot een doorgang waar je zo vlug mogelijk doorheen moet zien te komen. En om nog even bij Oostende te blijven. Wie het strand betreedt stuit meteen op verbodstekens: verboden te roken, verboden afval achter te laten, verboden meeuwen te voeren; maar jongeren kunnen, gewapend met luidsprekers, ongestraft urenlang een lawaaikring van tientallen meters diameter rond zich creëren. Je voelt dat ze ervan overtuigd zijn dat dit hun volste recht is. Niet het gebrek aan tolerantie is hier het probleem, maar juist het teveel eraan. Wie zich aan die geluidsterreur stoort, houdt het meestal bij een vluchtige, ietwat laffe boze blik, tot niemand specifiek gericht. Er is geen verzet, eerder een door irritatie gekleurde gelatenheid, het gevoel dat er hier krachten aan het werk zijn waartegen niet op te tornen valt, dat wie zich hier druk over maakt een ouderwetse zeurkous is die voor de verkeerde plek heeft gekozen en maar ergens anders zijn geluk moet zoeken. Je bent 'niet meer van deze tijd' wanneer je bij voorkeur geniet van het geroezemoes van mensen en het geruis van de zee zonder coole basdreun eroverheen.
De bekende cultuurantropoloog Lévi-Strauss legde ooit voorzichtig uit dat het niet racistisch is om systematisch het soort mensen te mijden dat verslaafd is aan lawaai. Hij kon niet bevroeden dat lawaai onze dagelijkse omgeving zou worden, onder meer omdat de hedendaagse techniek het de liefhebbers ervan mogelijk heeft gemaakt het overal met zich mee te nemen en te verspreiden. Eén ding staat vast: indien je het niveau van onze hedendaagse beschaving zou afmeten aan de muzikale cultuur die de openbare ruimte beheerst, dan zouden we moeten toegeven dat we sinds lang in de pure barbarij zijn beland.
(Tekst oorspronkelijk gepubliceerd in de Standaard, 1 augustus 2023. Overgenomen met toestemming van de auteur.)
Meer van Frank Vande Veire